2.1.De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.
“1. [Belanghebbende] is zelfstandig werkzaam als acupuncturist en is lid van de Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur (NVA). [Belanghebbende] heeft ter zake van zijn prestaties, voor zover hier van belang, over het 4e kwartaal 2013 en over het 1e kwartaal 2014 omzetbelasting voldaan tot een bedrag van € 5.190 respectievelijk € 4.303.
2. Tot 1 januari 2013 gold voor de dienstverlening door acupuncturisten de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onder g van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Vanaf die datum is de vrijstelling gewijzigd en werd onder meer de dienstverlening van [belanghebbende] in de heffing van omzetbelasting betrokken.
3. De NVA heeft voor haar leden in het kader van een proefprocedure over de vraag of de acupunctuurbehandelingen van btw zijn vrijgesteld met de Belastingdienst afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn neergelegd in een vaststellingsovereenkomst van 20 augustus 2014.
4. Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:744) volgt dat de dienstverlening van [belanghebbende] wel onder het bereik van de vrijstelling valt. 5. Bij brief van 20 maart 2017 heeft [de Inspecteur] aan [belanghebbende] meegedeeld dat nu hij geen bezwaarschrift heeft ingediend tegen de betaling op aangifte over het 4e kwartaal 2013 en het 1e kwartaal 2014 deze afdrachten onherroepelijk vaststaan en dat voor deze tijdvakken geen ambtshalve teruggave wordt verleend.
6. [ Belanghebbende] heeft bij brief van 21 april 2017 verzocht om ook over het 4e kwartaal 2013 en het 1e kwartaal 2014 ambtshalve teruggave te verlenen.
7. Bij brief van 12 mei 2017 heeft [de Inspecteur], voor zover hier van belang, dit verzoek afgewezen.
8. Bij brieven van 31 mei 2017 heeft [belanghebbende] (wederom) verzocht om een ambtshalve vermindering van de op aangifte afgedragen omzetbelasting over de perioden 4e kwartaal 2013 en 1e kwartaal 2014.
9. Bij uitspraak op bezwaar heeft [de Inspecteur] het bezwaar van [belanghebbende] wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast zijn de bezwaren behandeld als een verzoek om ambtshalve vermindering, welk verzoek is afgewezen.”
2.2.1.Het Hof neemt de feitenvaststelling van de Rechtbank over en vult deze als volgt aan.
2.2.2.Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van omzetbelasting voor het 1ste en het 2de kwartaal 2013. In januari 2014 is belanghebbende gestopt met het maken van bezwaar. Belanghebbende verkeerde in de veronderstelling dat dit niet meer noodzakelijk was aangezien er een vaststellingsovereenkomst (VSO) tussen de Belastingdienst en de NVA werd opgesteld naar aanleiding van een reeds lopende proefprocedure inzake de omzetbelastingplicht van acupuncturisten.
2.2.3.Toen belanghebbende medio juli 2014 via de NVA bekend was geworden met het feit dat tot aan de ondertekening van de VSO op 20 augustus 2014, per tijdvak bezwaar diende te worden gemaakt, heeft belanghebbende het indienen van bezwaren hervat, zonder bezwaar te maken tegen de voldoening op aangifte van omzetbelasting voor het 4de kwartaal 2013 en het 1ste kwartaal 2014.
2.2.4.Bij brief van 20 maart 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende, voor zover hier van belang, het volgende medegedeeld:
“De NVA heeft namens haar leden met de Belastingdienst afspraken gemaakt over de vraag of diensten van een acupuncturist kunnen delen in de btw-vrijstelling voor medische diensten. In dat kader heeft u een vaststellingsovereenkomst (VSO) ondertekend en verzonden naar de Belastingdienst.
Op basis van dat overleg kunnen uw diensten, voor zover ze aan de wet- en regelgeving (waaronder het Beleidsbesluit van 29 maart 2016) voldoen, kwalificeren als vrijgesteld. Eén van de voorwaarden is dat het moet gaan om diensten die kwalificeren als gezondheidskundige verzorging van de mens.
Met de NVA zijn afspraken gemaakt over de afhandeling van de door de leden van de NVA ingediende bezwaarschriften. Eerder werd u hierover mogelijk al door de NVA geïnformeerd.
Voor de tijdvakken voorafgaand aan de ondertekening van de VSO, geldt het vereiste dat u in deze periode minimaal één tijdig bezwaarschrift tegen de betaling op aangifte heeft ingediend. Een andere eis is dat u vanaf het tijdvak dat u de VSO heeft getekend, tijdig aangifte heeft gedaan en tijdig heeft betaald.
Indien u vóór de ondertekening van de VSO geen (tijdige) bezwaarschriften heeft ingediend, dan zullen die afdrachten van belasting en naheffingsaanslagen ambtshalve worden verminderd vanaf het tijdvak dat op 27 maart 2015 - de datum dat de Hoge Raad arrest heeft gewezen inzake de medische vrijstelling - nog niet onherroepelijk vast stond. Voor tijdvakken die vóór de datum van het arrest onherroepelijk vaststonden kan geen teruggave worden verleend, tenzij (per tijdvak te beoordelen) tijdig bezwaar is gemaakt.
Tijdig bezwaarschrift
(…)
U heeft geen bezwaarschrift ingediend?
Volgens mijn gegevens heeft u geen bezwaarschrift ingediend tegen de betaling op aangifte over het 4e kwartaal van 2013 en het 1e en 2e kwartaal van 2014. Dit betekent dat deze afdrachten van belasting en naheffingsaanslagen op 27 maart 2015 onherroepelijk vaststaan. Dit houdt in dat vóór deze tijdvakken geen ambtshalve teruggave wordt verleend.”
2.2.5.Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende de Inspecteur bij brief van 21 april 2017, voor zover hier van belang, het volgende bericht:
“In [de onder 2.2.4. aangehaalde] brief staat dat indien vóór ondertekening van de VSO minimaal één tijdig bezwaarschrift tegen de betaling op aangifte is ingediend dit voldoet aan de vereiste om teruggaaf van de omzetbelasting. Deze zin is niet te rijmen met uw weigering over het vierde kwartaal 2013 en eerste kwartaal 2014 een ambtshalve teruggave te verlenen.
Bovendien zijn de bezwaarschriften met een oudere datum wel ingediend en daarvoor worden wel ambtshalve teruggaven verleend. Voorts volg ik uw redenering niet dat die aanslagen onherroepelijk vaststaan. De termijn van vijf jaar is immers niet verlopen.
Ik verzoek u ook over het vierde kwartaal 2013 en het eerste kwartaal 2014 ambtshalve teruggave te verlenen”