Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[Appellant 1],
1.Het geding
2.De feiten
Nederlands Tijdschrift van de [naam vereniging 2]
to organize the world’s information and make it universally accessible and useful’. Google biedt de internetzoekmachine Google Search (hierna: de zoekmachine) aan. De zoekmachine stelt gebruikers in staat informatie elders op het internet te vinden. Gebruikers kunnen op de openingswebpagina van Google, te weten bijvoorbeeld http://www.google.nl of http://www.google.com, aan de hand van een of meer zoektermen een zoekopdracht opgeven, waarna de zoekmachine een pagina met zoekresultaten op internet weergeeft. De zoekresultatenpagina toont een lijst met zoekresultaten, te weten steeds een combinatie van een titel van een webpagina met daaronder de URL naar het betreffende internetadres en een
snippet, zijnde een korte samenvatting van de webpagina (hierna wordt deze combinatie gezamenlijk genoemd: een zoekresultaat). De selectie en ordening van de zoekresultaten en de vertoning daarvan aan de gebruiker zijn het dynamisch product van een geautomatiseerd, algoritmisch proces. De zoekmachine indexeert op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie, slaat die tijdelijk op en stelt aan de hand van zoektermen zoekresultaten in een bepaalde volgorde aan internetgebruikers ter beschikking. De precieze werking van de zoekmachine is een bedrijfsgeheim van Google.
3.Het geschil
4.De beoordeling
ex tuncen marginaal moeten worden beoordeeld, dat wil zeggen dat het hof alleen zou moeten beoordelen of Google redelijkerwijs heeft kunnen besluiten tot afwijzing van de verzoeken van appellanten op basis van de informatie die beschikbaar was ten tijde van de indiening van die verzoeken bij Google. Appellanten hebben terecht aangevoerd dat in civielrechtelijke procedures verzoeken in het algemeen volledig en
ex nuncmoeten worden getoetst en dat dus ook de door partijen aangevoerde feiten die dateren van na de datum van de indiening van de verzoeken van appellanten bij Google en/of na indiening van het verzoekschrift bij de rechtbank moeten worden betrokken bij de beoordeling van hun verzoek. Naar het oordeel van het hof bestaan er geen goede gronden om af te wijken van dat uitgangspunt in zaken betreffende de bescherming van persoonsgegevens.
ex tuncmoet toetsen. Dat volgt evenmin uit de opmerking uit de memorie van toelichting op de Wbp dat ‘de bepaling […] in het verlengde [ligt] van de – uitgebreidere – regeling die op dit punt in hoofdstuk 8 van de Awb is opgenomen’(
Kamerstukken II1997/1998, 25 892, nr. 3, p. 175). Die uitleg doelt op de tweede volzin van het derde lid van artikel 46 Wbp (het in de gelegenheid stellen van belanghebbenden om een zienswijze naar voren te brengen) en strekt er dus niet toe de gehele bestuursrechtelijk wijze van toetsing te introduceren in het civielrecht. Daar komt bij dat de rechtseconomie niet is gediend met de door Google genoemde uitleg, omdat die verzoekers zou dwingen bij ieder relevante wijziging van feiten hangende de procedure een nieuw verzoek in te dienen en zo nodig een nieuwe procedure aanhangig te maken. Bovendien staat een dergelijke uitleg op gespannen voet met de uit de artikelen 12 en 14 van de Europese privacyrichtlijn (Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, hierna: de richtlijn) voortvloeiende verplichting tot het waarborgen van het recht op wissing en het recht van verzet.
ex tuncmoet toetsten met inachtneming van de beslissingsruimte van het bestuursorgaan, kan geen doel treffen. Die wijze van toetsing van beslissingen van bestuursorganen hangt samen met de scheiding van machten. De scheiding van machten speelt geen rol bij de beoordeling van beslissingen van Google.
ex nuncmoet toetsen. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank met dat oordeel niet tot uitdrukking willen brengen dat louter een marginale
ex tuncbeoordeling moet worden toegepast, maar slechts dat Google het verzoek op goede gronden had afgewezen. Tegen dat oordeel hebben appellanten zich met hun grieven onmiskenbaar verzet. Dat de rechtbank met de bedoelde overweging niet heeft bedoeld dat een marginale
ex tuncbeoordeling volstaat, blijkt wel uit het feit dat de rechtbank in onder meer rechtsoverweging 4.16 niet heeft volstaan met een marginale toets en uitdrukkelijk ook feiten in haar oordeel heeft betrokken die dateren van na de indiening van de verzoeken bij Google, zoals de kandidaatstelling voor de gemeenteraad.
ex nuncmoet beoordelen of de verzoeken van appellanten toewijsbaar zijn, brengt dat mee dat het hof moet beoordelen of de verzoeken toewijsbaar zijn op grond van de momenteel geldende regels van de AVG.
non profitinstellingen, waaronder adviezen over fondsenwerving en direct marketing, en dat [Appellant 1] zich daarmee ook profileert, bijvoorbeeld op zijn persoonlijke ‘profielwebsite’ (productie 35 van Google). Appellanten hebben dat niet, althans onvoldoende bestreden. Zij hebben er tegen ingebracht dat [Appellant 1] en zijn onderneming [BV 1] op dit moment geen activiteiten meer verrichten voor de Nederlandse [naam vereniging 1] . Dat sluit echter niet uit dat [Appellant 1] nog wel diensten verleent aan andere charitatieve en
non profitinstellingen. Voor zover appellanten hebben bedoeld te betogen dat [Appellant 1] helemaal geen activiteiten meer verricht in die sector, moet die betwisting worden verworpen in het licht van de producties die Google heeft overgelegd, waaronder de hiervoor genoemde persoonlijke website van [Appellant 1], die uitdrukkelijk vermeldt dat [Appellant 1] via [BV 1] ‘advies [geeft] aan verschillende organisaties en goede doelen’ en dat ‘het advies [toeziet] op de herinrichting van de fondsenwerving en de omgang van gegevens donateurs en klanten’. Daar komt bij dat appellanten niet, althans onvoldoende hebben bestreden dat, als [Appellant 1] die activiteiten op dit moment niet meer zou verrichten, het gelet op [Appellant 1] achtergrond in, belangstelling voor, en kennis van de sector, zeer voor de hand ligt, dat hij die wel weer zal gaan verrichten, zodat van de juistheid van die stelling moet worden uitgegaan.
snippetsof overige informatie die Google toont in de gewraakte zoekresultaten.
non profitinstellingen, waaronder adviezen over fondsenwerving en direct marketing (zie hiervoor r.o. 4.14).
Costeja-arrest. In die zaak ging het om zoekresultaten die verwezen naar gearchiveerde aankondigingen van een openbare verkoop van onroerend goed van de betrokkene, waarvan vast stond dat die verkoop sedert meerdere jaren volledig was afgehandeld en het vinden van die informatie dus niet meer nodig was voor het doel van de publicatie, te weten het aantrekken van kopers. Dat de betrokkene onder die omstandigheden verwijdering van de desbetreffende zoekresultaten kan verlangen, impliceert niet dat [Appellant 1] dat ook kan.
non profitinstellingen, waaronder in ieder geval tot recent de genoemde [naam vereniging 1] . Daarnaast was zij in ieder geval tot december 2018 lid van de Raad van Advies van de Nederlandse [naam vereniging 1] . Voor zover [Appellant 2] de laatstgenoemde functie kort voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft neergelegd, ligt het, gelet op haar jarenlange betrokkenheid bij onder meer die vereniging, voor de hand dat zij op enig moment weer een vergelijkbare rol in die sector zal gaan vervullen.
non profitinstellingen.