ECLI:NL:GHDHA:2019:1726
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hoger beroep na onvoldoende bewijs voor betrokkenheid bij overval en wapenbezit
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2018. De verdachte, geboren in 1991 en ten tijde van de zitting gedetineerd, was beschuldigd van een overval op een woning in Rotterdam op 7 oktober 2015, waarbij hij samen met anderen 3 kilogram hennep zou hebben gestolen en vuurwapens in bezit zou hebben gehad. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 11 februari en 12 juni 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 8 jaren eiste.
Het hof heeft de bewijsvoering kritisch bekeken, met name de verklaringen van getuigen en de resultaten van een fotobewijsconfrontatie. De getuigenverklaringen waren inconsistent en de fotobewijsconfrontatie leidde niet tot een herkenning van de verdachte. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te verbinden aan de overval en het wapenbezit. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen. Het hof heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven en bevolen dat hij onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.