ECLI:NL:GHDHA:2019:1814

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
5 juli 2019
Zaaknummer
22-004260-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal uit een auto met verwerping beroep op vrijwillige terugtred

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van poging tot diefstal uit een auto, gepleegd op 13 mei 2018 te Naaldwijk. De verdachte had geprobeerd in te breken in een bestelbus, maar het misdrijf werd niet voltooid omdat het alarm van de auto afging. Het hof heeft het beroep op vrijwillige terugtred verworpen, omdat de verdachte niet vrijwillig is teruggetreden, maar dit gebeurde door omstandigheden die niet van zijn wil afhankelijk waren. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 474,86 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen behandeld, maar heeft besloten om in plaats daarvan een taakstraf op te leggen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004260-18
Parketnummers: 09-817021-18 en 21-003812-17 (TUL) en
10-811211-16 (TUL)
Datum uitspraak: 3 juli 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2018 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 19 juni 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen op de vordering benadeelde partij en op de twee vorderingen tot tenuitvoerlegging zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2018 te Naaldwijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij], in uit een bestelbus weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar die bestelbus is toegegaan en/of (vervolgens) met een breekvoorwerp de deur van die bestelbus heeft geopend, en/of het slot heeft geforceerd en/of vervolgens die deur heeft geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verwerping verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte door de raadsman bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich aan een
strafbarepoging tot inbraak heeft schuldig gemaakt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van verhoor getuige PL1500-2018125950-3 d.d. 13 mei 2018 blijkt dat de getuige [getuige] een man uit de groene auto zag stappen aan de passagierskant en dat deze persoon – de verdachte - een lang voorwerp in zijn hand had, welke leek op een breekvoorwerp. De getuige zag dat deze persoon hiermee aan het slot aan de achterkant van de bus bezig was.
Uit het proces-verbaal van aangifte met pv nummer PL1500-2018125950-1 d.d. 13 mei 2018 blijkt onder “korte opmerking verbalisant” dat het slot van de bestelauto van het merk Opel, type Movano, voorzien van het kenteken [X] en kleur wit, met een onbekend scherp voorwerp werd opengebroken, en daardoor vernield is en niet meer bruikbaar.
Uit de bijlage d.d. 21 mei 2018 bij het verzoek tot schadevergoeding door [benadeelde partij], volgt uit de factuur van [garage]:
“Ivm inbraak schade bij de achterdeur, slot vervangen en deurhendel en ook het plaat werk gericht. Hierna werkte alles weer naar behoren”.
De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij de achterdeur heeft opengemaakt met de intentie om te kijken of in de auto spullen lagen die hij ‘kon gebruiken’.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks13 mei 2018 te Naaldwijk, gemeente Westland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om geld
en/of
goederen, in elk gevalenig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij],
inuit een bestelbus weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/ofdat
/dieweg te nemen goed
/goederenonder zijn
/haar/hunbereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking, naar die bestelbus is toegegaan en
/of(vervolgens) met een
breekvoorwerp de deur van die bestelbus heeft geopend, en
/ofhet slot heeft geforceerd en
/ofvervolgens die deur heeft geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Beroep op vrijwillige terugtred
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred bij de verdachte en dat deze derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b van het Wetboek van Strafrecht sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Het hof stelt aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
De verdachte heeft met een lang voorwerp het slot aan de achterkant van de bus open gemaakt. Toen de deur open ging is het alarm van de auto af gegaan waarop de verdachte er vandoor is gegaan. Er is derhalve sprake van een begin van uitvoering van het tenlastegelegde.
Dat de verdachte reeds vóór het afgaan van het alarm zich had afgewend van zijn daad en de achterklep van de auto weer heeft dichtgedaan – zoals door de raadsman ter verdediging aangevoerd - is geenszins aannemelijk geworden.
Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden, verwerpt het hof het beroep op vrijwillige terugtred omdat het voorgenomen misdrijf slechts niet is voltooid ten gevolge van, niet van de wil van de verdachte afhankelijke, omstandigheden, te weten dat het autoalarm af ging op het moment dat de verdachte de deur van de auto open had gemaakt.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, betekent dit dat de verdachte strafbaar is.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een auto. De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft ten voordele van de verdachte acht geslagen op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij een positieve wending aan zijn leven wil geven en bang is om alles wat hij aan het opbouwen is weer kwijt te raken.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt en een stevige stok achter de deur is voor de verdachte om te laten zien dat hij nu daadwerkelijk een positieve wending aan zijn leven wil geven.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 474,86.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 474,86.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 474,86 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 474,86 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van het gerechtshof Arnhem van 9 maart 2018 onder parketnummer 21-003812-17 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof een taakstraf voor de duur van 60 uren gelasten, in plaats van tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 31 augustus 2016 onder parketnummer 10-811211-16 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die nietten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof een taakstraf voor de duur van 60 uren gelasten, in plaats van tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 474,86 (vierhonderdvierenzeventig euro en zesentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 474,86 (vierhonderdvierenzeventig euro en zesentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 mei 2018.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van Arnhem van met parketnummer 21-003812-17, te weten, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van Rotterdam van met parketnummer 10-811211-16, te weten, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. M.J.J. van den Honert en mr. TH.P.L. Bot, in bijzijn van de griffier mr. E.K.B. Bijl.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 juli 2019.