ECLI:NL:GHDHA:2019:1827

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
2200031018
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in zaak van rijden onder invloed van THC

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar, wegens rijden onder invloed van THC. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 juni 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

De kern van de zaak draait om de vraag of de verdachte op de hoogte was van zijn recht op een tegenonderzoek, zoals vastgelegd in artikel 13, tweede lid, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Het hof oordeelt dat de verdachte niet is gewezen op dit recht, wat betekent dat het bloedonderzoek niet kan worden aangemerkt als een geldig onderzoek in de zin van de Wegenverkeerswet. Hierdoor kunnen de resultaten van het bloedonderzoek, waaruit bleek dat de verdachte onder invloed van THC verkeerde, niet bijdragen aan het bewijs.

Gelet op het gebrek aan toereikend wettig bewijs heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000310-18
Parketnummer: 96-182331-17
Datum uitspraak: 10 juli 2019
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 januari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Suriname) op [dag] 1968,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 26 juni 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Op de voet van artikel 412 van het Wetboek van Strafvordering heeft de voorzitter bevolen dat de zaak in hoger beroep aanhangig wordt gemaakt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 25 januari 2015 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten,
- THC, stof(groep): Cannabinoïden, concentratie/resultaat: 0,020 milligram per liter bloed, en/of
- 11- OH-THC, stof(groep): Cannabinoïden, concentratie/resultaat: 0,0071 milligram per liter bloed, en/of
- THC-COOH, stof(groep): Cannabinoïden, concentratie/resultaat: aangetoond,
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een/meer andere stof(fen) - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
De verdachte is blijkens het proces-verbaal ‘rijden onder invloed’ op 25 januari 2015 aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet. Bij de verdachte is bloed afgenomen voor bloedonderzoek.
Uit onderzoek van het NFI (rapport d.d. 10 februari 2015) is gebleken dat het bloed van de verdachte de stoffen THC en 11-OH-THC bevatte en dat de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname waarschijnlijk nadelig was beïnvloed door de aangetoonde stof THC.
De verdachte is niet gewezen op het recht op een tegenonderzoek (thans vastgelegd in artikel 13, tweede lid, Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer). De verplichting tot mededeling van dat recht op een tegenonderzoek moet worden gerekend tot de strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in art. 8, tweede en derde lid, WVW 1994 is omringd. Hieruit volgt dat als een verdachte niet is gewezen op het recht om een tegenonderzoek te doen verrichten, het onderzoek niet kan gelden als een ‘onderzoek’ in de zin van genoemde bepaling en dat de resultaten van het bij de verdachte afgenomen bloedonderzoek niet kunnen bijdragen aan het bewijs.
Bij gebrek aan toereikend wettig bewijs zal verdachte, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van den Hurk, mr. H.P.Ch. van Dijk en mr. H.M.D. de Jong, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juli 2019.
Mr. J.W. van den Hurk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.