Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[naam 1] ,hierna te noemen: [appellante sub 1] of [moeder X] ,
1.[naam 3] ,hierna te noemen: [geïntimeerde sub 1] of de moeder,
Weliswaar komt uit de getuigenverklaringen en de overige bewijsmiddelen het beeld naar voren dat moeder [geïntimeerde sub 1] niet steeds/betrekkelijk weinig in de gehuurde bovenwoning aanwezig was en is, maar er zijn onvoldoende aanwijzingen om te concluderen dat zij haar hoofdverblijf naar elders had/heeft verplaatst (en aldus niet meer in het gehuurde woonde/woont). Dit geldt des te meer, nu dit andere adres een – in de regel niet voor permanente bewoning geschikte – vakantiewoning was/is (aanvankelijk aan [het adres 1] , thans [het adres 2] ). Voor de omstandigheid dat [geïntimeerde sub 1] op 11 december 2017 is getrouwd met haar (voormalige) partner, de (inmiddels op 12 maart 2018 overleden) heer [geïntimeerde sub 3] is als verklaring gegeven dat dit de laatste wens was van [geïntimeerde sub 3] die door [geïntimeerde sub 1] is ingewilligd. Al met al bewijst dit evenmin dat [geïntimeerde sub 1] niet in het gehuurde woonde/woont. De omstandigheid dat haar dochter daar ook woont, maakt dit niet anders.
Slotsom
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] tot op heden begroot op € 314,-- aan verschotten en € 3.222,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.