ECLI:NL:GHDHA:2019:1976
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging schuldsaneringsregeling met toekenning van de schone lei na herstel tekortkomingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Den Haag had op 12 mei 2016 de schuldsaneringsregeling voor de appellante van toepassing verklaard. Echter, bij vonnis van 17 mei 2019 werd de schone lei aan de appellante onthouden, omdat zij tekortgeschoten was in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name de informatie- en afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. De appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2019 heeft de appellante aangevoerd dat de tekortkomingen inmiddels zijn hersteld. De bewindvoerder heeft bevestigd dat de informatieverplichting is nagekomen en dat er geen beletselen meer zijn voor het verlenen van de schone lei. Het hof heeft op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting geoordeeld dat er geen sprake meer is van enige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling.
Het hof heeft het bestreden vonnis van de rechtbank vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het salaris van de bewindvoerder en de kosten. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante niet in de nakoming van haar verplichtingen is tekortgeschoten en heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd met toekenning van de schone lei. De vorderingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling zijn niet langer afdwingbaar na de beëindiging van de regeling.