ECLI:NL:GHDHA:2019:2376

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
6 september 2019
Zaaknummer
22-004827-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake bedreiging met vuurwapen en voorhanden hebben van vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het bedreigen van beveiligers in een nachtclub met de dood, waarbij hij dreigde met vuurwapengeweld. Daarnaast had hij een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie in zijn bezit. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 februari 2018 in Rotterdam beveiligers heeft bedreigd met de woorden "ik maak je dood" en "ik ga schieten, ik kom zo terug". Tevens heeft het hof vastgesteld dat de verdachte een Glock 19 pistool en 28 kogelpatronen voorhanden had. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarbij het vonnis van de rechtbank deels is vernietigd. De teruggave van kogelwerende vesten aan de verdachte is gelast, terwijl het in beslag genomen geldbedrag van € 7.000,00 wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004827-18
Parketnummers: 10-651028-18 en 10-651006-18
Datum uitspraak: 24 juli 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1992,
[BRP-adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 10 juli 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Zaak met parketnummer 10-651028-18:hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2018 tot en met 26 februari 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 2 van de wet Wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool (merk Glock 19, kaliber 9mm) en/of (daarbij) voor dat wapen geschikte munitie (28 kogelpatronen), voorhanden heeft gehad.

Zaak met parketnummer 10-651006-18 (gevoegd):1.hij op of omstreeks 26 februari 2018 te Rotterdam [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood" en/of "degene die mij aanraakt die schiet ik dood" en/of "kom naar buiten, dan ga ik je doodschieten" en/of "ik ga schieten, ik kom zo terug", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.
hij op of omstreeks 26 februari 2018 te Rotterdam een of meerdere wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten (onderdelen van) een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, in de vorm van twee (patroon)magazijnhouders (bestemd voor een pistool, merk Glock 19, kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van de bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 10-651006-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde. De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 10-651028-18 ten laste gelegde. Het hof verwijst naar de door de raadslieden overgelegde pleitnotities en naar hetgeen in aanvulling daarop is gesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring. Het hof zal ook een andere straf opleggen aan de verdachte.
De beoordeling van de tenlasteleggingen [1]
Op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden.

Inleiding

Op maandag 26 februari 2018 omstreeks 05:10 uur komt er bij de politie een assistentieverzoek binnen van de beveiligers van uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid]. De beveiligers achtervolgen op dat moment één van de betrokkenen bij een vechtpartij die kort daarvoor in [uitgaansgelegenheid] heeft plaatsgevonden. De beveiligers verklaren later dat de man die zij achtervolgden verschillende malen gedreigd heeft dat hij ze dood zou schieten als ze hem zouden aanraken. Politieambtenaren die reageren op de melding zien op de [straat] een man die voldoet aan het signalement zoals beschreven door de beveiligers van [uitgaansgelegenheid]. De politieambtenaren spreken de man aan en vervolgens komen er twee beveiligers vanuit de [plaats] aangerend, die verklaren dat de man die staande gehouden is degene is die betrokken was bij de vechtpartij. Deze man blijkt later genaamd [verdachte] (hierna ook: de verdachte). Zodra de politieambtenaren weer in gesprek willen gaan met de beveiligers komt er uit de [plaats] met hoge snelheid een donkerkleurige Volkswagen Golf gereden. De bestuurder negeert het stopteken van de politieambtenaren en rijdt naar de [tunnel]. De bestuurder wordt later aangehouden, het betreft [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte]). In de broeksband van [medeverdachte] wordt een doorgeladen vuurwapen met een verlengde patroonhouder aangetroffen. De beveiligers verklaren dat de bestuurder van de auto op hen heeft geschoten, dit blijkt later ook uit camerabeelden van de [plaats]. Verbalisanten zien op die beelden hoe de verdachte de [plaats] binnenkomt, het bijrijdersportier opent van de aldaar geparkeerde Volkswagen Golf, iets lijkt te zeggen tegen de personen in het voertuig en dan doorrent met de beveiligers achter zich aan. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte naar aanleiding van dit incident zijn twee kogelwerende vesten, twee patroonhouders en € 7.000,00 aan contanten aangetroffen. Het in de broeksband van [medeverdachte] aangetroffen vuurwapen is forensisch onderzocht en het DNA van (onder meer) de verdachte is daarop aangetroffen. [2]

Bedreiging (parketnummer 10-651006-18, feit 1)

[slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1]) heeft verklaard dat hij op 26 februari 2018 omstreeks 05:05 uur in uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid] te Rotterdam met de dood werd bedreigd door een jongen met een oranje/rood gekleurd shirt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij hoorde dat deze jongen zijn collega [slachtoffer 2] (het hof begrijpt: [slachtoffer 2]) bedreigde met de woorden “ik maak je dood” en met “diegene die mij aanraakt die schiet ik dood”. Toen [slachtoffer 1] vervolgens aan de jongen vroeg of hij met hem wilde meelopen naar de uitgang hoorde [slachtoffer 1] dat de jongen tegen hem zei dat hij hem, [slachtoffer 1], dood ging maken als hij hem aanraakte. De jongen wees [slachtoffer 1] aan en schreeuwde tegen hem “je moet mij niet aanraken, ik schiet jou als eerste dood!”. Vervolgens riep de jongen “kom naar buiten dan ga ik je doodschieten”. De jongen bleef doodsbedreigingen herhalen, keek [slachtoffer 1] aan en wees ook naar [slachtoffer 1] terwijl hij hem bedreigde. De jongen maakte dus geen grapje, het was ook geen dronkenmanspraat, de jongen bedoelde het echt, zo heeft [slachtoffer 1] verklaard. [slachtoffer 1] voelde zich door de bedreigingen van de jongen, en het feit dat er daadwerkelijk geschoten is door een persoon die kennelijk bij die jongen hoorde, erg bedreigd. [3]
[slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2]) heeft verklaard dat hij op 26 februari 2018 in uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid] te Rotterdam met de dood werd bedreigd door een jongen met een rode trui met een capuchon, die hij, terwijl hij hem vasthield, hoorde zeggen dat hij zou gaan schieten. [4]
[slachtoffer 3] (hierna ook: [slachtoffer 3]) heeft verklaard dat hij op 26 februari 2018 in uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid] te Rotterdam met de dood werd bedreigd door een jongen van ongeveer 25 jaar oud, met een Marokkaans uiterlijk, een mager postuur en kort haar, die een rode bodywarmer droeg. De jongen liep langs [slachtoffer 3] naar buiten. Toen de jongen langs hem liep, hoorde [slachtoffer 3] hem zeggen “ik ga schieten, ik kom zo terug”. Hij hoorde van zijn collega’s (naar het hof begrijpt:) [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2], die achter de jongen aan liepen, dat de jongen binnen had gevochten en dat hij hen ook had bedreigd. [5]
[slachtoffer 4] [6] (hierna ook: [slachtoffer 4]) heeft verklaard dat hij op 26 februari 2018 in uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid] aan het werk was en dat er één jongen met een rood T-shirt was die heel agressief was en iedereen aan het bedreigen was. [7]
De verdachte heeft op 26 februari 2018 verklaard dat hij in [uitgaansgelegenheid] was en dat daar twee groepen aanwezig waren, dat er knokken was en dat hij mee ging knokken. De portiers gingen zich ermee bemoeien en kozen partij voor de andere groep. Er werd heen en weer gescholden. Toen brachten de portiers de verdachte naar buiten en heeft hij uiteindelijk een handgemeen gekregen met een portier. [8] Als een verbalisant de verdachte voorhoudt dat in alle aangiftes wordt gezegd dat er een ruzie was tussen meerdere personen en met name een man in een rood shirt erg agressief was, verklaart de verdachte “dat kan, tuurlijk”. Als de verbalisant hem vraagt wie die man was, verklaart de verdachte “het kan zo zijn dat ik agressief was”. [9]
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de verklaringen die door [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] kort na het voorval in uitgaansgelegenheid [uitgaansgelegenheid] zijn afgelegd consistent en voldoende gedetailleerd zijn en (zeker) op hoofdlijnen overeenkomen met hun latere verklaringen bij de rechter-commissaris. Ook het hof acht deze verklaringen daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Op grond van deze bewijsmiddelen - zoals hiervoor weergegeven - acht het hof de ten laste gelegde bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Parketnummer 10-651006-18, feit 2

Op 26 februari 2018 zijn tijdens een doorzoeking van de woning op het adres [adres] te Rotterdam, te weten de woning waar de verdachte destijds verbleef, twee patroonhouders aangetroffen en inbeslaggenomen. [10] Deze goederen zijn onderzocht door verbalisant [verbalisant], vakspecialist Wapens–Munitie. Die heeft vastgesteld dat het gaat om twee patroonmagazijnen welke moeten worden beschouwd als onderdelen c.q. hulpstukken die van wezenlijke aard en specifiek bestemd zijn voor een pistool van het merk Glock, model 19, kaliber 9mmx19. Verbalisant [verbalisant] heeft geconcludeerd dat derhalve, gelet op artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, de bepalingen met betrekking tot een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e en artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie, van toepassing zijn. Proefondervindelijk heeft verbalisant [verbalisant] vastgesteld dat de twee patroonmagazijnen te gebruiken zijn in combinatie met een Glock 19. [11] De verdachte heeft verklaard dat hij de patroonhouders in België heeft gekocht en ze al heel lang had liggen. [12] Het hof acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.

Voorhanden hebben van een vuurwapen (parketnummer 10-651028-18)

Het in de broeksband van [medeverdachte] aangetroffen vuurwapen is ook onderzocht door verbalisant [verbalisant], vakspecialist Wapens-Munitie. Verbalisant [verbalisant] heeft geconstateerd dat het gaat om een pistool, merk Glock, type 19, kaliber 9x19 mm, dat is voorzien van een vuurregelaar. De vuurregelaar is niet fabrieksmatig aangebracht. De vuurregelaar kan in de standen vol- en semi-automatisch worden gezet. In het pistool werd een lang en doorzichtig patroonmagazijn aangetroffen. Dit patroonmagazijn heeft, volgens opgave door de fabrikant, een capaciteit van 27 kogelpatronen van het kaliber 9x19 mm. Verbalisant [verbalisant] concludeert dat indien uit nader onderzoek blijkt dat het pistool bij het afvuren van proefschoten in de stand (vol)automatisch naar behoren functioneert, het pistool een automatisch vuurwapen is in de zin van artikel 1, onder 3° gelet op artikel 2, lid 1, categorie II, onder 2°, van de Wet wapens en munitie
.
Uit het onderzoek van verbalisant [verbalisant] blijkt voorts dat het mogelijk is om, ondanks de fabrieksopgave van 27 kogelpatronen, het patroonmagazijn te vullen met 30 kogelpatronen. Verbalisant [verbalisant] heeft vastgesteld dat het patroonmagazijn gevuld was met 28 kogelpatronen van het merk [merk], met kaliber 9x19 mm. Deze 28 kogelpatronen is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. Deze 28 kogelpatronen zijn geschikt om te worden verschoten met het voornoemde Glock 19 pistool. [13]
De werking van de vuurregelaar op het wapen is nader onderzocht door verbalisant [verbalisant 2], werkzaam bij de afdeling Wapens, Munitie & Explosieven. Verbalisant [verbalisant 2] heeft met het vuurwapen diverse proefschoten afgevuurd. Bij het nemen van de proefschoten is door hem vastgesteld dat het vuurwapen met de vuurregelaar in de positie naar boven gericht - zoals bij het aantreffen, de inbeslagneming en het veiligstellen van het wapen - automatisch vuurde. Daarna heeft verbalisant [verbalisant 2] de vuurregelaar in andere standen gezet en wederom proefschoten afgevuurd en daarbij bleek dat als de vuurregelaar naar rechts en naar onderen gericht staat, gezien vanaf de achterzijde van het vuurwapen, het wapen automatisch vuurt, en dat als de vuurregelaar naar links gericht staat, gezien vanaf de achterzijde van het vuurwapen, het wapen semi-automatisch vuurt. [14] Ook tijdens het door het NFI uitgevoerde wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van het schietincident in Rotterdam op 26 februari 2018 is het gelukt proefschoten te lossen op de volautomatische stand. Tijdens het proefschieten traden geen storingen op. [15]
Het vuurwapen is bemonsterd [16] en het NFI heeft vastgesteld dat de bemonstering een DNA-mengprofiel bevat van minimaal vijf personen en dat het aangetroffen DNA-hoofdmengprofiel afkomstig kan zijn van verdachte, van [medeverdachte] en van minimaal één onbekende persoon. Het NFI heeft geconcludeerd dat het afgeleide DNA-hoofdmengprofiel uit het in de bemonstering van het vuurwapen aangetroffen DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is als de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA van de verdachte en twee willekeurige onbekende personen bevat, dan als de bemonstering een relatief grote hoeveelheid DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. [17]
Ook is nader onderzoek gedaan naar de 28 kogelpatronen die in het wapen zijn aangetroffen, naar een verschoten patroonhuls die in het wapen is aangetroffen, [18] alsmede naar een afgevuurde patroonhuls die op 26 februari 2018 is aangetroffen en veiliggesteld op de rijbaan van de [plaats], in de nabijheid van waar de Volkswagen Golf geparkeerd heeft gestaan. [19] De onderzoeksopdracht/ vraagstelling is daarbij geweest of er biologisch celmateriaal aanwezig was op de kogelpatronen en patroonhulzen en zo ja, in dat geval een DNA-profiel van het aangetroffen celmateriaal te genereren en dat te vergelijken met het DNA-profiel van (onder meer) de verdachte. [20] Dit onderzoek is uitgevoerd door het Forensisch Laboratorium voor DNA-Onderzoek van het LUMC (hierna ook: FLDO). Op de twee afgevuurde kogelhulzen en op één van de onderzochte patronen is biologisch sporenmateriaal aangetroffen. In het spoor afkomstig van de afgevuurde patroonhuls die is aangetroffen op de [plaats] is een consensus DNA-profiel vastgesteld, bestaande uit 22 autosomale STRs. In het spoor afkomstig van het kogelpatroon is een consensus DNA-mengprofiel vastgesteld, bestaande uit 9 autosomale STRs, afkomstig van tenminste 2 personen. In het spoor afkomstig van de verschoten patroonhuls die klem zat in het wapen, is een consensus DNA-profiel vastgesteld bestaande uit 16 autosomale STRs. De DNA-profielen van deze sporen konden voor tenminste 7 STRs met elkaar worden vergeleken. Voor de vergeleken STRs vertonen de DNA-profielen dusdanige gelijkenissen dat tenminste één gedeelde DNA-donor niet kan worden uitgesloten. Om deze reden is besloten enkel het DNA-profiel van het spoor afkomstig van de afgevuurde patroonhuls die is aangetroffen op de [plaats] te vergelijken met het DNA-profiel van de verdachte en het DNA-profiel van [medeverdachte]. Het FLDO heeft vastgesteld dat het autosomale DNA-profiel van de verdachte voor alle te vergelijken STRs past binnen het consensus DNA-(meng-) profiel van dit spoor. Daarom kan op grond van de resultaten van dit autosomale DNA-onderzoek geconcludeerd worden dat de verdachte de donor kan zijn van een deel van het in dit spoor aanwezige celmateriaal. Gelet op de overeenkomsten tussen de sporen onderling, kan eveneens worden geconcludeerd dat de verdachte de donor kan zijn van een deel van het in de andere sporen aanwezige celmateriaal. Voorts is voor het spoor afkomstig van de afgevuurde patroonhuls die is aangetroffen op de [plaats] een Random Man Not Excluded (RMNE) waarde bepaald. Deze waarde geeft een indicatie van de kans dat een willekeurig gekozen persoon niet kan worden uitgesloten als mogelijke donor van een deel van het in het spoor aanwezige celmateriaal. De RMNE voor het in dit spoor waargenomen consensus DNA-(meng-)profiel is minder dan 1 op 10 miljard. De op de andere huls en op één van de patronen aangetroffen DNA-profielen zijn niet aangeboden aan de DNA-databank omdat deze overeenkomen met het DNA-profiel van de verdachte. [21]
De verdachte heeft, nadat hij door de politie was geconfronteerd met de hierboven weergegeven bevindingen uit het DNA-onderzoek, verklaard dat hij ongeveer 3 of 4 dagen voor het schietincident bij [uitgaansgelegenheid] in een soort safe-house sliep, dat het vuurwapen daar lag op een plek waar het niet moest zijn en dat hij het vuurwapen toen heeft verplaatst. De verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen op dat moment niet intact was, maar helemaal uit elkaar lag. De verdachte heeft alles - een stuk of 10 kogels, het wapen, het lange magazijn, en de slede - aangeraakt en meegenomen en op de kamer van [medeverdachte] gelegd. [22]
Ter bevestiging en/of verificatie van die verklaring is op verzoek van de verdediging [medeverdachte] als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. Bij die gelegenheid heeft [medeverdachte] een verklaring afgelegd inhoudende dat hij voorafgaand aan de schietpartij bij [uitgaansgelegenheid] in een safe-house verbleef, waar de verdachte ook verbleef. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat de Glock 19 die gebruikt is bij de schietpartij bij [uitgaansgelegenheid] van hem, [medeverdachte], is, en dat de verdachte dat wapen, de kogels en het magazijn in het safe-house heeft gezien en aangeraakt. Aanvankelijk verklaart [medeverdachte] dat hij zich herinnert dat hij het wapen heeft laten zien aan de verdachte en de anderen die in dat huis waren, en dat het wapen is rondgegaan, waarbij het is vastgepakt en doorgegeven door de verdachte en anderen die in het safe-house aanwezig waren. Het wapen was op dat moment compleet, het magazijn zat erin, en er zaten geen kogels in. Geconfronteerd met de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte, heeft [medeverdachte] verklaard dat hij op enig moment de loop uit het wapen had gehaald en er niet meer in kreeg, dat hij de kogels in een sok had gedaan en het wapen en de sok met kogels op de kamer van de verdachte heeft gelegd. [medeverdachte] verklaart voorts dat hij er niet bij was toen de verdachte het wapen vond op zijn kamer, dat de verdachte hem belde en vroeg waarom het wapen op zijn kamer lag en dat hij daarna het wapen van de kamer van de verdachte heeft gehaald. Als hierop wordt doorgevraagd verklaart [medeverdachte] dat de verdachte hem heeft gebeld en tegen hem heeft gezegd dat hij het wapen moest pakken, maar dat hij zich niet kan herinneren wat er daarna is gebeurd. De antwoorden van [medeverdachte] op verdere vragen kenmerken zich veelal door een gebrekkig geheugen en een herhaald beroep op het verschoningsrecht. [23]
Anders dan de verdediging heeft betoogd bevestigt [medeverdachte] de lezing van de verdachte niet en geeft hij een in dit verband (heel) andere lezing. [medeverdachte] verklaart immers onder meer dat hij werd gebeld door de verdachte, waarna hij het vuurwapen van de kamer van de verdachte heeft gehaald. Ook heeft hij het over het rondgaan van het vuurwapen in het safe-house, iets waarover de verdachte in het geheel niet heeft verklaard. Gelet hierop – en mede gelet op het van de verdachte aangetroffen DNA-materiaal - is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte weliswaar geloofwaardig is voor zover hij heeft verklaard dat hij enkele dagen vóór 26 februari 2018 het vuurwapen, het magazijn en een aantal patronen in handen heeft gehad en dat het vuurwapen op zijn kamer heeft gelegen, maar stelt het hof de verklaring van de verdachte voor het overige als ongeloofwaardig terzijde, meer in het bijzonder voor zover de verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen (in onderdelen) slechts heeft verplaatst van zijn kamer naar die van de medeverdachte omdat hij niets met het wapen te maken wilde hebben.
[medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij voorafgaand aan het schietincident samen met de verdachte en [x] naar [uitgaansgelegenheid] is gegaan. De verdachte bestuurde de auto, [medeverdachte] zat rechts voorin de auto als bijrijder. [medeverdachte] had het wapen onder de stoel waar hij zat gelegd. De verdachte parkeerde de auto bij het hek in de [plaats]. In [uitgaansgelegenheid] kreeg [medeverdachte] de autosleutel van de verdachte. [24]
Het hof stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen het volgende vast. De verdachte en [medeverdachte] hebben deels niet met elkaar te verenigen verklaringen afgelegd over de wijze waarop de verdachte in de dagen voorafgaand aan de schietpartij bij [uitgaansgelegenheid] met het wapen in aanraking is gekomen. Het hof leidt uit deze verklaringen af dat het wapen in het safe-house aanwezig is geweest, dat zowel de verdachte als [medeverdachte] op dat moment in het safe-house verbleven en dat zij beiden het wapen, de magazijnhouder en tenminste 10 kogels in handen hebben gehad. Het wapen heeft enige tijd op de kamer van de verdachte gelegen. Het hof stelt voorts vast dat uit het DNA-onderzoek is gebleken dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op het vuurwapen, op één van de daarin aanwezige kogels en op de twee aangetroffen hulzen. De verdachte is degene geweest die voorafgaand aan het schietincident op 26 februari 2018 de auto heeft bestuurd waarmee het wapen naar de [plaats] te Rotterdam is vervoerd en hij is degene geweest die de sleutel van die auto onder zich had. Zoals hiervoor overwogen, is het hof voorts van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op 26 februari 2018 te Rotterdam heeft gedreigd (mensen dood) te schieten, welke bedreiging past bij het beschikken over een vuurwapen, terwijl dat ook van het aantreffen van de patroonhouders (voor een Glock 19) in de woning van de verdachte kan worden gezegd.
Nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het in handen en op zijn kamer hebben van zowel het vuurwapen als de daarbij horende munitie gaat het hof ervan uit dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode beschikkingsmacht heeft gehad over het bij [medeverdachte] aangetroffen vuurwapen. Daarvoor is mede redengevend de omstandigheid dat het wapen op 26 februari 2018 in de door de verdachte bestuurde auto, waarvan hij de sleutel in zijn bezit had, is vervoerd naar de omgeving van [uitgaansgelegenheid], alwaar de verdachte ten overstaan van beveiligers heeft gedreigd te zullen gaan schieten, en tevens de omstandigheid dat in de woning van de verdachte twee lege patroonhouders specifiek bestemd voor dat wapen door de politie zijn aangetroffen. Het hof acht het ten laste gelegde voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-651028-18 en in de zaak met parketnummer 10-651006-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 10-651028-18:
hij in
of omstreeksde periode van 20 februari 2018 tot en met 26 februari 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 2 van de wet Wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool (merk Glock 19, kaliber 9mm) en
/of(daarbij) voor dat wapen geschikte munitie
(28 kogelpatronen), voorhanden heeft gehad.
Zaak met parketnummer 10-651006-18 (gevoegd):
1.
hij op
of omstreeks26 februari 2018 te Rotterdam [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood" en/of "degene die mij aanraakt die schiet ik dood" en/of "kom naar buiten, dan ga ik je doodschieten" en/of "ik ga schieten, ik kom zo terug", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks26 februari 2018 te Rotterdam
een ofmeerdere wapen
(s
)als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
(onderdelen van
)een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, in de vorm van twee (patroon)magazijnhouders (bestemd voor een pistool, merk Glock 19, kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 10-651028-18 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het in de zaak met parketnummer 10-651006-18 onder 1 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Het in de zaak met parketnummer 10-651006-18 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een aantal beveiligers tijdens hun werkzaamheden in een nachtclub met de dood bedreigd, waarbij de verdachte er niet voor is teruggedeinsd te dreigen met vuurwapengeweld. Enkele beveiligers hebben zich daardoor ook erg bedreigd gevoeld. De ervaring leert dat slachtoffers van zulke bedreigingen angstig kunnen worden en zich niet meer vrij voelen te gaan en te staan waar zij willen, dan wel hun werkzaamheden niet meer kunnen of willen uitvoeren.
De verdachte heeft daarnaast een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Dergelijk bezit verdient bestraffing, nu dat kan leiden tot eigenrichting, het plegen van strafbare feiten en zeer gevaarlijke situaties. Dat dit gevaar niet denkbeeldig is, blijkt uit het feit dat het vuurwapen op 26 februari 2018 daadwerkelijk is gebruikt om op of in de richting van personen te schieten.
Feiten als de onderhavige versterken bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn tot slot twee patroonmagazijnen voor een vuurwapen aangetroffen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten en andere strafbare feiten, waaronder bedreiging.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
In beslag genomen voorwerpen
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen kogelwerende vesten dienen te worden onttrokken aan het verkeer en het in beslag genomen geldbedrag van € 7.000,00 dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de twee kogelwerende vesten. Uit de inhoud van het strafdossier kan niet blijken van de een relatie tussen de bewezenverklaarde handelingen en deze kogelwerende vesten. Evenmin is komen vast te staan dat een kogelwerend vest een voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerd bezit daarvan zonder meer in strijd is met de wet en het algemeen belang, en derhalve ingevolgde de artikelen 36c of 36d Sr vatbaar voor onttrekking aan het verkeer is. Evenmin kan worden vastgesteld dat er ingevolge artikel 33a Sr sprake is van een grond voor verbeurdverklaring. Dit leidt tot het oordeel dat de kogelwerende vesten moeten worden teruggegeven aan de verdachte.
Ten aanzien van het in beslag genomen bedrag van € 7.000,00 zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-651028-18 en in de zaak met parketnummer 10-651006-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-651028-18 en in de zaak met parketnummer 10-651006-18 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2 kogelwerende vesten.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: € 7.000,- aan contant geld.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma, mr. H.P.Ch. van Dijk en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. R.S. Hogendoorn-Matthijssen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 juli 2019.
Mr. B.P. de Boer is buiten staat het arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
2.Proces-verbaal van politie met nummer 1808271200.AMB (p. 5 van het persoonsdossier).
3.Proces-verbaal van politie nummer PL1700-2018059806-15 (p. 1-3 van het zaaksdossier).
4.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059840-1 (p. 16-18 van het zaaksdossier).
5.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059823-1 (p. 4-6 van het zaaksdossier).
6.Deze getuige heeft bij aanvang van zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 24 oktober 2018 verklaard dat zijn voornaam en achternaam in de stukken zijn verwisseld.
7.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059827-1 (p. 8-9 van het zaaksdossier).
8.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059806-27 (p. 16 van het persoonsdossier).
9.Proces-verbaal van politie met nummer 1802271205.V (p. 22 van het persoonsdossier).
10.Proces-verbaal van de politie met nummer PL1700-201859806-40 (p. 66 van het zaaksdossier) en het proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059806-27 (p. 16 van het persoonsdossier).
11.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059806-47 (p. 67-68 van het zaaksdossier).
12.Proces-verbaal van politie met nummer 1802271205.V (p. 20-24 van het persoonsdossier).
13.Proces-verbaal van de politie met nummer PL1700-2018059806-39 (p. 55-59 van het zaaksdossier).
14.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059806-79 (p. 193-194 van het zaaksdossier).
15.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2018.04.26.063 (aanvraag 002), d.d. 12 juni 2018, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ing. M.E. Bestebreurtje, NFI-deskundige wapens en munitie (p. 174-180 van het zaaksdossier).
16.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059806-38 (p. 62-63 van het zaaksdossier).
17.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, nr. 2018.04.26.063 (aanvraag 003), d.d. 21 augustus 2018, opgemaakt en ondertekend door de deskundige ing. V. van Marion, NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek (p. 200-202 van het zaaksdossier).
18.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059806-39 (p. 55-56 van het zaaksdossier).
19.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059806-21a (p. 139 van het zaaksdossier)
20.Proces-verbaal van politie met nummer PL1700-2018059806-71b (p. 167-168 van het zaaksdossier).
21.Een geschrift, te weten een rapport van het LUMC, afdeling humane genetica, forensisch laboratorium voor DNA-onderzoek, FLDO dossiernr. N18-080, FNI dossiernummer 2018.04.26.063, d.d. 26 juni 2018, opgemaakt en ondertekend door de deskundigen drs. T. Kraaijenbrink, adjunct hoofd FLDO, en prof. dr. P. de Knijff, hoofd FLDO (p. 182-190 van het zaaksdossier).
22.Proces-verbaal van de politie met nummer 1808271000.V (p. 11-16 van het persoonsdossier).
23.Proces-verbaal van het kabinet rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam van het getuigenverhoor op 19 oktober 2018, inhoudende de verklaring van de getuige [medeverdachte], geboren op [geboortejaar] 1997 te Vlissingen.
24.Proces-verbaal van de politie met nummer 1803061420.V (p. 98-108van het zaaksdossier).