ECLI:NL:GHDHA:2019:2479

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
200.219.171-02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in bouwzaak met curator in faillissement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante], [naam 1] Infra B.V., tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2017. De rechtbank had [appellante] in conventie veroordeeld tot betaling aan [naam 2] van een bedrag van € 25.730,50 in verband met een aannemingsovereenkomst. Na het faillissement van [naam 2] heeft de curator de procedure overgenomen. In hoger beroep heeft [appellante] de vernietiging van het bestreden vonnis gevorderd en volledige afwijzing van de vorderingen van [naam 2]. Het hof heeft vastgesteld dat de curator de stellingen van [appellante] erkent en de vorderingen van [naam 2] niet handhaaft. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van [naam 2] afgewezen. Tevens zijn de vorderingen van [appellante] toegewezen, waaronder schadevergoeding en kosten. Het hof heeft de proceskosten voor de curator in beide instanties toegewezen aan [appellante].

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.219.171/02
Zaaknummer rechtbank : C/09/491451/HA ZA 15-748

arrest van 10 september 2019

inzake

[naam 1] Infra B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] (vrouwelijk enkelvoud),
advocaat: mr. W.P.M. Mulder te Alphen aan den Rijn
tegen
mr. W.P. Brussaard q.q. (in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [naam 2] , h.o.d.n. Hoeksche Waard Infra),
kantoorhoudende te Oud-Beijerland,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de curator (of in het voorkomende geval [naam 2] ),
advocaat: mr. W.P. Brussaard te Oud-Beijerland

Het geding

Bij exploot van 6 juli 2017 is [appellante] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Den Haag tussen partijen Van de Werff en [naam 2] gewezen vonnis van 3 mei 2017 (hierna: het bestreden vonnis). Het geding is op 8 augustus 2017 geschorst ex art. 29 Faillissementswet vanwege het faillissement van [naam 2] . De procedure is hervat op 3 april 2018, nadat de curator de procedure had overgenomen. Op die datum heeft [appellante] zijn memorie van grieven, inhoudende éénentwintig grieven (met producties), ingediend. Op 15 mei 2018 heeft de curator een akte tot referte genomen. Vervolgens zijn de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

De tussen partijen vaststaande feiten
1. Het hof verwijst naar de feiten zoals deze door de rechtbank onder 2. in het bestreden vonnis zijn vastgesteld, en waartegen geen grieven of anderszins bezwaren zijn geuit.
(1.1) Heel kort samengevat gaat het hierbij om het volgende.
(1.2) [appellante] en [naam 2] zijn aannemers.
[appellante] heeft op 13 mei 2013 een aannemingsovereenkomst gesloten met de Gemeente [naam gemeente] voor de vervanging van het riool en aanverwante werkzaamheden in de omgeving van het [adres] te [naam gemeente] (hierna:
[Project X]). [appellante] heeft een deel van dit werk in onderaanneming uitbesteed aan [naam 2] , een en ander volgens de specificaties als vermeld bij de feiten in het bestreden vonnis. Op enig moment zijn er problemen ontstaan over de uitvoering van en de betaling aan door [naam 2] verricht meerwerk.
(1.3) [appellante] heeft op 11 november 2013 een aannemingsovereenkomst gesloten met de Gemeente [naam gemeente] voor de reconstructie van grond- en leidingwerk in de [naam buurt] te [naam gemeente] (hierna:
[project Y]). [appellante] heeft dit werk in onderaanneming uitbesteed aan [naam 2] , een en ander volgens de specificaties als vermeld bij de feiten in het bestreden vonnis. Op enig moment zijn er tussen partijen problemen ontstaan over de uitvoering en de betaling van het door de [naam 2] verrichte werk.
(1.4) Hierop heeft [naam 2] [appellante] gedagvaard en bij de rechtbank in hoofdsom een vordering van € 106.277,98 ingesteld in verband met het [Project X] en een vordering van € 10.673,01 in verband met het [project Y] . De rechtbank heeft [appellante] (in conventie) in hoofdsom veroordeeld tot betaling aan [naam 2] van € 25.730,50 in verband met het [Project X] te vermeerderen met wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke kosten, beslagkosten en proceskosten. De vordering van [naam 2] is voor het overige afgewezen.
(1.5) [appellante] heeft in eerste aanleg in reconventie een vordering ingesteld, die grotendeels overeenkomt met de hierna geformuleerde vordering van [appellante] in hoger beroep. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen.
De vordering van [appellante] in hoger beroep
2. [appellante] vordert in appel, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van het bestreden vonnis, alsnog volledige afwijzing van de vorderingen van [naam 2] en toewijzing van haar ( [appellante] ) hierna geformuleerde vorderingen, met veroordeling van [naam 2] in de proceskosten in beide instanties.
3. [appellante] vordert in hoger beroep – na wijziging van eis – meer specifiek:
[Project X] :
- te verklaren voor recht dat [naam 2] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voor hem voortvloeien uit de aannemingsovereenkomst van 30 mei 2013;
- de aannemingsovereenkomst van 30 mei 2013 partieel te ontbinden, voor zover betrekking hebbend op de nakoming (herstel) van de gebreken onder I, II en III;
- vast te stellen dat [appellante] ter zake van dit project opeisbaar van [naam 2] te vorderen heeft de navolgende bedragen:
 De (herstel)schade ad € 25.310,58, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag, vanaf 8 mei 2015, subsidiair vanaf 12 augustus 2015 (het hof begrijpt: 2016), tot aan de dag van de algehele voldoening;
 De interne kosten van [appellante] van € 18.445,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag, subsidiair de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening;
 de buitengerechtelijke incassokosten ad € 978,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 januari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
 de schade van € 15.000,-- als gevolg van door de [naam 2] veroorzaakte schade aan de kabel van Stedinnet Beheer aan de [adres] te [naam gemeente] ;
[project Y]
- voor recht te verklaren dat [naam 2] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voor hem voortvloeien uit de aannemingsovereenkomsten van 17 januari 2014 ( [naam buurt] Oost) en 5 september 2014 ( [naam buurt] Noord);
- de aannemingsovereenkomsten van 17 januari 2014 inzake [naam buurt] Oost en 5 september 2014 inzake [naam buurt] Noord partieel te ontbinden, voor zover betrekking hebbend op de nakoming (=herstel) van de gebreken onder ID 015, 026, 028, 035, 036, 051, 055,069;
- vast te stellen dat [appellante] ter zake van dit project opeisbaar van [naam 2] te vorderen heeft de navolgende bedragen:
- de herstelschade ad € 44.364,01 ter zake van het herstel van de gebreken onder nummers ID [reeks nummers] , een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente vanaf 12 januari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- de aanvullende reparatiekosten voor herstel van de gebreken aan het riool onder nummers ID [drietal nummers] , zijnde een bedrag van € 4.885,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding in hoger beroep tot aan de dag van algehele voldoening;
- de schade als gevolg van de door [naam 3] in diens rapport van 18 november 2014 gerapporteerde gebreken, zijnde een bedrag van € 18.892,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- de interne kosten van [appellante] van € 17.548,77 vanaf 1 januari 2016 tot en met 18 augustus 2017, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van de memorie van grieven tot aan de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van in totaal € 2.079,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2015 tot aan de dag van algehele voldoening wegens de door [naam 2] veroorzaakte schade aan de kabel van Reggefiber bij de [adres] te [naam gemeente] .

Zowel in [Project X] als in [project Y]al het voornoemde onder verrekening van hetgeen [appellante] aan [naam 2] dient te betalen.

Met veroordeling van [naam 2] in de proceskosten van beide instanties, met inbegrip van de nakosten.
De grieven van [appellante] en de reactie van de curator
4. De grieven bevatten gedetailleerd toegelichte klachten over (i) de toegewezen vorderingen van [naam 2] (in conventie) en (ii) de afgewezen vorderingen van [appellante] (in reconventie).
5. De curator heeft bij akte tot referte het volgende naar voren gebracht:
“Geïntimeerde, hierna ook te noemen: “Brussaard q.q.”, heeft kennis genomen van de memorie van grieven, ingediend op de roldatum van 3 april 2018, van de zijde van appellante, hierna ook te noemen: “ [appellante] ”.Brussaard q.q. erkent het daarbij gestelde en refereert zich aan het oordeel van uw gerechtshof.Brussaard q.q. verzoekt daarbij de proceskosten in deze zaak te compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.MET CONCLUSIE: tot referte!”Verdere beoordeling van het hoger beroep.
6. Uit het voorgaande blijkt dat [appellante] al hetgeen de rechtbank in haar nadeel heeft beslist, thans aan het hof ter beoordeling voorlegt; voorts dat de curator de stellingen van [appellante] in hoger beroep erkent en daarmee, naar het hof begrijpt, de stellingen en weren van [naam 2] in eerste aanleg niet handhaaft.
Gelet op de erkenning door de curator van de juistheid van het door [appellante] gestelde, betekent dit dat hiermee de grondslag aan de toegewezen vorderingen van [naam 2] (in conventie) is komen te ontvallen. Deze zullen daarom alsnog worden afgewezen. De (reconventionele) vorderingen van [appellante] in hoger beroep zullen gelet op voornoemde erkenning worden toegewezen.
7. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en beslist zal worden als na te melden. Ondanks de referte ziet het hof geen grond om de proceskosten te compenseren. De curator/ [naam 2] is immers de in het ongelijk gestelde partij, terwijl gesteld noch gebleken is dat de proceskosten door [appellante] nodeloos zijn gemaakt. Daarom zal de curator worden veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2017,
en
opnieuw rechtdoende:
in conventie
- wijst alsnog af de vorderingen van [naam 2] ;
in reconventie
Ten aanzien van het [Project X]
  • verklaart voor recht dat [naam 2] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voor hem voortvloeien uit de aannemingsovereenkomst van 30 mei 2013;
  • ontbindt partieel de aannemingsovereenkomst van 30 mei 2013, voor zover betrekking hebbend op de nakoming (herstel) van de gebreken onder I, II en III;
  • stelt vast dat [appellante] ter zake van dit project opeisbaar van [naam 2] te vorderen heeft de navolgende bedragen:
Ten aanzien van het [project Y]
  • verklaart voor recht dat [naam 2] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voor hem voortvloeien uit de aannemingsovereenkomsten van 17 januari 2014 ( [naam buurt] Oost) en 5 september 2014 ( [naam buurt] Noord);
  • ontbindt partieel de aannemingsovereenkomsten van 17 januari 2014 inzake [naam buurt] Oost en 5 september 2014 inzake [naam buurt] Noord, voor zover betrekking hebbend op de nakoming (=herstel) van de gebreken onder ID 015, 026, 028, 035, 036, 051, 055,069;
  • stelt vast dat [appellante] ter zake van dit project opeisbaar van [naam 2] te vorderen heeft de navolgende bedragen:
- de herstelschade ad € 44.364,01 ter zake van het herstel van de gebreken onder nummers ID [reeks nummers] , een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 12 januari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- de aanvullende reparatiekosten voor herstel van de gebreken aan het riool onder nummers ID [drietal nummers] , zijnde een bedrag van € 4.885,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 juli 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
- de schade als gevolg van de door [naam 3] in diens rapport van 18 november 2014 gerapporteerde gebreken, zijnde een bedrag van € 18.892,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- de interne kosten van [appellante] van € 17.548,77 vanaf 1 januari 2016 tot en met 18 augustus 2017, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van in totaal € 2.079,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2015 tot aan de dag van algehele voldoening wegens de door [naam 2] veroorzaakte schade aan de kabel van Reggefiber bij de [adres] te [naam gemeente] .
Ten aanzien van beide projecten
  • al het voornoemde, voor zover nog aan de orde, onder verrekening van hetgeen [appellante] aan de curator/ [naam 2] dient te betalen.
  • veroordeelt de curator ( [naam 2] ) in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellante] tot op 3 mei 2017 in conventie begroot op € 1.248,-- aan griffierecht en € 3.062,84 aan salaris advocaat en in reconventie begroot op € 2.486,75 aan salaris advocaat;
  • veroordeelt de curator ( [naam 2] ) in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 84,13 aan kosten uitbrenging appeldagvaarding, € 1.684,-- aan griffierecht en € 3.161,-- aan salaris advocaat en op
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.Y. Bonneur en M.P.J. Ruijpers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.