1.4Bewijswaardering
Zoals eerder vermeld staat vast dat kort voor 05:14 uur een man heeft getracht [slachtoffer 2] te beroven en dat [slachtoffer 1] op 13 mei 2016 even voor 05:16 uur door [getuige 1] zwaargewond op de Pasteursingel werd aangetroffen. Eveneens staat vast dat [slachtoffer 1] op 20 mei 2016 aan de steek- en snijverwondingen is overleden. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] heeft gestoken en of hij degene is geweest die [slachtoffer 2] heeft geprobeerd af te persen. Daartoe bespreekt het hof allereerst de resultaten van het DNA-onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), waarna het hof toekomt aan het overige bewijs.
DNA-matches ten aanzien van de verdachte
Tijdens het forensisch onderzoek zijn op vier plaatsen DNA-sporen gevonden die de verdachte in verband brengen met [slachtoffer 1]. Het gaat dan om DNA-sporen van de verdachte in de bemonsteringen van de op de plaats delict aangetroffen deodorantbus en op de jas en onder de nagels van [slachtoffer 1]. Verder is er op de in de kamer van de verdachte aangetroffen hoody een DNA-spoor aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer 1]. Gelet op de door de forensische deskundigen uitgevoerde bewijskrachtberekeningen van de verschillende aangetroffen sporen, zoals die hiervoor onder 1.1 en in de bewijsmiddelenbijlage zijn opgenomen, in onderling verband en samenhang bezien, gaat het hof ervan uit dat de op de deodorantbus en de jas en de onder de nagels aangetroffen DNA-sporen biologische sporen zijn die afkomstig zijn van de verdachte en dat de op de hoody aangetroffen DNA-nevenkenmerken van [slachtoffer 1] afkomstig zijn.
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of de vier DNA-sporen delictgerelateerd zijn. Het hof overweegt hierover als volgt.
Het DNA van de verdachte op de jas van [slachtoffer 1] is aangetroffen op de achterzijde van de jas, de bovenzijde van de rechtermouw. Op de achterzijde van die mouw zijn tevens drie steekbeschadigingen aangetroffen en op diezelfde locatie zijn op de bovenarm en rug van [slachtoffer 1] drie steekwonden aangetroffen. Hieruit volgt dat het DNA van de verdachte in de buurt van de steekbeschadigingen is gevonden. Het hof gaat er daarom van uit dat dit spoor delictgerelateerd is.
Hetzelfde geldt voor het DNA van de verdachte dat in de bemonstering van de vingernagels van [slachtoffer 1] is aangetroffen, gelet op de algemene ervaringsregel dat iemand die wordt aangevallen zich veelal zal proberen te verdedigen met zijn of haar handen, met overdracht van DNA van de belager als mogelijk gevolg.
Ook ten aanzien van het op de hoody aangetroffen DNA-spoor concludeert het hof dat het, nu uit niets is gebleken dat de verdachte en [slachtoffer 1] elkaar kenden of elkaar eerder hebben ontmoet, redelijkerwijs niet anders kan dan dat ook dit spoor delictgerelateerd is.
De deodorantbus betreft een verplaatsbaar object waar alleen een DNA-profiel van de verdachte op is aangetroffen, maar niet duidelijk is of de deodorantbus is gebruikt bij de aanval op [slachtoffer 1]. Het kan dan ook niet zonder meer als delictgerelateerd spoor worden aangemerkt. Toch is het DNA-spoor in samenhang met de andere DNA-sporen bezien wel van belang, omdat het bijdraagt aan de overtuiging dat de verdachte op de plaats delict is geweest.
Naar de suggestie van de verdediging dat een dakloze logé van de verdachte via indirecte overdracht DNA-sporen heeft overgedragen doordat die persoon verdachtes hoody ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten heeft gedragen, is in hoger beroep onderzoek gedaan. Het dossier, en meer in het bijzonder de rapportage van B. Kokshoorn d.d. 23 september 2019, biedt geen ondersteuning voor een dergelijk alternatief scenario. Uit de voormelde rapportage blijkt dat de resultaten van het in de onderhavige zaak uitgevoerde onderzoek naar humane biologische sporen en DNA op de nagels en de jas van [slachtoffer 1] en op de hoody van de verdachte
veel waarschijnlijkerzijn wanneer de verdachte [slachtoffer 1] heeft gestoken, waarbij de verdachte de hoody droeg, dan wanneer een onbekende persoon het slachtoffer heeft gestoken en daarbij de hoody droeg. Uit het dossier komen ook overigens geen aanknopingspunten naar voren voor een scenario waarin iemand anders dan de verdachte het slachtoffer heeft gestoken. Het hof acht het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk en gaat voorbij aan alle overige theoretisch denkbare mogelijkheden van indirecte DNA-overdracht die door de verdediging zijn geopperd.
Het hof concludeert, alles afwegende, dat de voormelde DNA-sporen reeds tot de conclusie kunnen leiden dat het niet anders kan dan dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer 1] heeft aangevallen en gestoken en daarmee uiteindelijk dodelijk heeft verwond.
Daar komt echter nog het volgende bij.
Telecomgegevens
De verdachte maakte gebruik van een telefoon met [telefoonnummer]. Uit de TEMS-metingen, zoals hiervoor onder 1.1 besproken, is gebleken dat de telefoon van de verdachte op 13 mei 2016 tussen 04:42 uur en 04:50 uur cellen aanstraalde die wel vanaf de plaats delict op de Pasteursingel, maar niet vanaf de woning van de verdachte te bereiken zijn. Aangezien de verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon nooit uitleent, gaat het hof er op grond van de historische verkeersgegevens van uit dat de verdachte kort voor de ten laste gelegde feiten niet thuis, maar in de nabijheid van de plaats waar die delicten hebben plaatsgevonden was. Dat maakt het naar het oordeel van het hof zeer wel mogelijk dat de verdachte ook in de korte tijd na 04:50 uur op de Pasteursingel was.
[slachtoffer 2]
Dat de verdachte daadwerkelijk op de plaats delict was die vroege ochtend blijkt ook uit het volgende. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij, kort nadat hij bijna was overvallen door een man, een fiets hoorde vallen en tegelijkertijd een vrouw hoorde gillen. De plek waar hij bijna is beroofd ligt slechts zo’n 20 meter van de plaats waar [slachtoffer 1] is aangetroffen. Daarnaast is er uit bemonstering op de rechtermouw van het vest van [slachtoffer 2] een DNA-mengprofiel verkregen. Het DNA in dit mengprofiel afkomstig kan zijn van [slachtoffer 2], de verdachte en minimaal vijf onbekende andere personen. De plek waar het mengprofiel is aangetroffen betreft de plaats waar [slachtoffer 2] is vastgepakt door de man die hem trachtte af te persen. In samenhang bezien met de DNA-sporen van de verdachte die zijn aangetroffen bij [slachtoffer 1] plaatst ook dit DNA-spoor de verdachte op de plaats delict, zodat ook dit DNA-spoor bijdraagt aan het bewijs dat het de verdachte is geweest die zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde, terwijl de overige hiervoor besproken DNA-sporen en telecomgegevens eveneens bijdragen aan het bewijs van het onder 2 ten laste gelegde.
Conclusie
Het hof is alles afwegende en samenvattend van oordeel dat de uit de bewijsmiddelen blijkende omstandigheden inhoudende dat:
- [slachtoffer 2] kort vóór 05:14 uur is belaagd op de Pasteursingel;
- [slachtoffer 2] vlak daarna een fiets hoorde vallen en tegelijkertijd gegil van een vrouw heeft gehoord, waarna hij om 05:14 uur de politie heeft gebeld;
- [slachtoffer 1] vervolgens door [getuige 1] kort vóór 05:16 uur zwaargewond is gevonden op de Pasteursingel;
- DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen op de nagels en de jas van [slachtoffer 1], op een op de plaats delict aangetroffen deodorantbus en op het vest van [slachtoffer 2];
- DNA-sporen van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen op een in de kamerwoning van de verdachte aangetroffen hoody;
- de telecomgegevens de telefoon van de verdachte om 04:50 uur plaatsen in de buurt van de plaats delict, terwijl de verdachte heeft verklaard zijn telefoon nooit uit te lenen,
in onderling verband beschouwd en daarmee elkaar versterkend het bewijs leveren dat het de verdachte is geweest die zowel [slachtoffer 2] heeft geprobeerd af te persen, als vlak daarna [slachtoffer 1] heeft aangevallen met een mes.
Het hof acht het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen. Het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging wordt verworpen.
V
oorwaardelijk verzoek verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het (voorwaardelijke) verzoek gedaan tot het laten verrichten van nader onderzoek naar de eventuele aanwezigheid van dactyloscopische sporen op de op de plaats delict aangetroffen deodorantbus, indien het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde mocht komen.
Het hof wijst dit verzoek af, nu uit het proces-verbaal van 22 augustus 2016 (bladzijde 39 e.v. van het proces-verbaal forensische opsporing TGO Pasteur, in het bijzonder bladzijde 57) blijkt dat het door de raadsman verzochte onderzoek reeds is verricht, welk onderzoek heeft uitgewezen dat geen bruikbare dactyloscopische sporen op de deodorantbus zijn aangetroffen. Het hof acht het (opnieuw) verrichten van een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 13 mei 2016 tot en met 20 mei 2016 te Rotterdam
opzettelijk en met voorbedachten rade, althansopzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte
opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althansopzettelijk
, (op
of omstreeks13 mei 2016
)meermalen
, althans éénmaal (met kracht
)met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,in het hoofd en
/ofde nek/hals, althans in het lichaam
,van die [slachtoffer 1] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1]
(op 20 mei 2016
)is overleden;
2.
hij op
of omstreeks13 mei 2016 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten de Pasteursingel,
althans een openbare weg,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van sigaretten en
/ofgeld,
in elke geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen sigaretten en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
-
meermalen, althans éénmaal (met kracht
)een
/dearm
(en), althans het lichaam,en
/ofde kleding van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt
en/of vastgegrepenen
/of (vervolgens
)vastgehouden en
/of
-
meermalen, althans éénmaalaan die [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "heb je sigaretten, geef sigaretten" en
/of"heb je geld, geef mij geld",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- meermalen, althans éénmaal (met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geduwd,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen – die als bijlage aan dit arrest zijn gehecht - zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde levert op: