7.3.Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.
8. Het Hof is van oordeel dat de Heffingsambtenaar met de uiteenzetting in het verweerschrift in hoger beroep en de op de zitting gegeven toelichting aannemelijk heeft gemaakt, ook in het licht van wat van de kant van belanghebbende in (de nadere aanvulling van) het bezwaarschrift en bij het hoorgesprek in bezwaar naar voren is gebracht, dat de uitspraak op bezwaar voldoende inzichtelijk maakt dat de aan de onroerende zaak toegekende waarde is gehandhaafd. Van een motiveringsgebrek is geen sprake.
9. De Rechtbank heeft naar 's Hofs oordeel aan de hand van een zorgvuldige analyse van de informatie over de onroerende zaak, in het bijzonder het door de Heffingsambtenaar in het geding gebrachte taxatierapport, met juistheid geoordeeld, vooral waar het gaat om de, ook in het licht van de verkoopprijs van € 1.200.000 en de jaarlijkse huurprijs van € 115.000, in aanmerking te nemen waarderingselementen huurwaarde en kapitalisatiefactor, dat de waarde van de onroerende zaak, met inachtneming van artikel 17, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken en artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken, met € 1.421.000 niet te hoog is vastgesteld. Het geheel van gegevens over de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten wijst uit, de overwegingen van de Rechtbank volgend, dat de aan de onroerende zaak toegekende waarde - zo al niet kan worden gezegd dat die waarde eerder te laag dan te hoog is vastgesteld - in een goede verhouding staat tot de gerealiseerde verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten, ook in die zin dat met de verschillen tussen de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten voldoende rekening is gehouden.
10. Belanghebbende heeft in beroep en hoger beroep - terecht merkt de Heffingsambtenaar op dat belanghebbende in hoger beroep ter onderbouwing van de waarde geen andere standpunten naar voren heeft gebracht - niets, althans te weinig, aangevoerd of ingebracht, tegenover de gemotiveerde weerspreking door de Heffingsambtenaar, dat een beletsel is voor het bevestigen van de uitspraak van de Rechtbank, meer in het bijzonder voor het handhaven van de waarde van de onroerende zaak op € 1.421.000. Opmerking verdient dat die waarde niet wordt aangetast door het wijzen op enkele waarderingsaspecten, en dan ook nog zonder een afdoende onderbouwing, omdat belanghebbende zo voorbijgaat aan het gegeven dat het hier om een waardering als geheel van de onroerende zaak gaat en niet alleen om de bij de waardering gebezigde afzonderlijke bestanddelen en elementen. Belanghebbende heeft het van haar te verlangen tegenbewijs niet geleverd.
11. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond en het incidentele hoger beroep gegrond is.
12. Het Hof ziet geen reden een partij te veroordelen in de proceskosten.