ECLI:NL:GHDHA:2019:2788
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.N. Labohm
- A.H.N. Stollenwerck
- R.L.M.C. Janssen
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke en vermogensrechtelijke afwikkeling van huwelijken en de waardering van onroerend goed in Indonesië
In deze zaak gaat het om de erfrechtelijke en vermogensrechtelijke afwikkeling van de nalatenschap van erflater, die tijdens zijn vierde huwelijk overleed. De appellante, de voormalig echtgenoot van erflater, is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag over de verdeling van de nalatenschap. De rechtbank had eerder een vonnis gewezen over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het derde huwelijk van erflater, maar de verdeling was nog niet afgerond op het moment van overlijden. De erfgenamen zijn verzocht om een verklaring van erfrecht in te brengen om de erfgenamen vast te stellen. De verklaring van erfrecht toonde aan dat de vierde echtgenote van erflater eigenaar was geworden van de nalatenschap, met de verplichting om de schulden te voldoen.
Het hof heeft de grieven van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank op een zorgvuldige wijze de waarde van het onroerend goed in Indonesië heeft vastgesteld. Het hof benadrukt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om te oordelen over goederenrechtelijke aspecten van onroerend goed in het buitenland. Dit leidt tot complicaties bij het inschakelen van deskundigen en kan de procedure vertragen. Het hof heeft de peildatum voor de waardering van het onroerend goed bevestigd op 1 juli 2011, zoals door de rechtbank gekozen, en heeft de grieven van appellante verworpen. De proceskosten zijn toegewezen aan de geïntimeerde, en het hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd.