ECLI:NL:GHDHA:2019:290
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Ministerie in strafzaak tegen verdachte wegens mishandeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1984 in Suriname, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis, wegens mishandeling van zijn levensgezel op 5 maart 2016 te Zoetermeer. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de strafvervolging. Dit verzoek was gebaseerd op de gebrekkige oproeping van de verdachte voor een OM-hoorzitting en het niet in acht nemen van de wettelijke termijn voor de dagvaarding voor de politierechter. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoorzitting is verschenen omdat de oproeping naar een verkeerd adres was gestuurd. Hierdoor is de zaak te snel voor de politierechter gebracht, wat in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Het hof concludeert dat het standpunt van de advocaat-generaal moet worden opgevat als een afstand van het recht tot vervolging. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging.