ECLI:NL:GHDHA:2019:290

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
22-001132-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Ministerie in strafzaak tegen verdachte wegens mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1984 in Suriname, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis, wegens mishandeling van zijn levensgezel op 5 maart 2016 te Zoetermeer. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de strafvervolging. Dit verzoek was gebaseerd op de gebrekkige oproeping van de verdachte voor een OM-hoorzitting en het niet in acht nemen van de wettelijke termijn voor de dagvaarding voor de politierechter. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoorzitting is verschenen omdat de oproeping naar een verkeerd adres was gestuurd. Hierdoor is de zaak te snel voor de politierechter gebracht, wat in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Het hof concludeert dat het standpunt van de advocaat-generaal moet worden opgevat als een afstand van het recht tot vervolging. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001132-18
Parketnummer: 09-056680-16
Datum uitspraak: 17 januari 2019
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 17 januari 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400,00 met aftrek van voorarrest, subsidiair 8 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2016 te Zoetermeer zijn levensgezel, [aangeefster], heeft mishandeld door zijn levensgezel, althans die [aangeefster], met kracht bij de nek/hals vast te pakken en/of (vervolgens) in die nek/hals te knijpen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het Openbaar Ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn strafvervolging.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging. Hiertoe is door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat, gezien het feit dat het bewijs in deze zaak bijzonder mager is, volgens de interne maatstaven van het OM alvorens de zaak bij de rechter aan te brengen een OM-hoorzitting was aangewezen, op welke hoorzitting de verdachte zijn standpunt had kunnen geven.
De verdachte is evenwel niet op juiste wijze voor de OM-hoorzitting d.d. 15 april 2016 opgeroepen nu de oproeping enkel naar een achterhaald adres basisregistratie personen is verstuurd. Uit het procesdossier kan niet worden afgeleid dat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de verdachte met de oproeping voor de OM-hoorzitting bekend is geworden. Van verdere op oproeping van de verdachte gerichte inspanningen blijkt uit het dossier echter niet.
Omdat de verdachte niet op de hoorzitting is verschenen, is de zaak te overhaast op een politierechterzitting aangebracht, hetgeen volgens de advocaat-generaal niet had mogen gebeuren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal aan haar vordering ten grondslag gelegd dat bij verzending van het afschrift van de dagvaarding voor de daaropvolgende politierechterzitting d.d. 22 juni 2016 niet een termijn van tenminste 10 dagen, als bedoeld in artikel 265 lid 1 jo artikel 588a vierde lid van het Wetboek van Strafvordering in acht is genomen nu het afschrift eerst op 14 juni 2016 is verzonden. Voorts heeft de verdachte geen afstand gedaan van de 10-dagentermijn. Daarenboven heeft de advocaat-generaal opgemerkt dat zij zich niet kan vinden in een door het CJIB berekende verhoging van € 9,- aan administratiekosten van de door de politierechter opgelegde geldboete, zoals aan de verdachte bij brief van 7 februari 2018 is bericht.
Naar het oordeel van de advocaat-generaal is deze gang van zaken dermate in strijd met de beginselen van een goede procesorde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging.
Het Hof overweegt dat het standpunt waartoe de advocaat-generaal op de door deze aangevoerde gronden concludeert niet anders kan worden opgevat dan als afstand van het recht tot vervolging.
Dit brengt mee dat het Openbaar Ministerie wegens het ontbreken van het recht tot vervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn strafvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. A.W.M. Bijloos,
in bijzijn van de griffier mr. F. van Vliet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 januari 2019.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.