ECLI:NL:GHDHA:2019:3113
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een hoger beroep in een second opinion procedure met betrekking tot een betalingsvordering
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Den Haag, betreft het een hoger beroep in een second opinion procedure. De appellanten, hierna te noemen [appellant 1] c.s., hebben beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin zij primair veroordeling van de geïntimeerde, [geïntimeerde], tot betaling van een bedrag van € 15.931,-- vorderden, subsidiair een redelijk deel daarvan. De zaak is behandeld volgens de regels van de Second Opinion Reglement (SOR), waarbij beide partijen een SO-formulier hebben ingevuld en ondertekend, waarmee zij instemden met de procedure.
Het hof heeft kennisgenomen van de stukken in eerste aanleg en de overwegingen van de kantonrechter overgenomen. Het hof heeft geoordeeld dat de grief van [appellant 1] c.s. niet kan slagen, aangezien de rechtbank niet heeft beslist zoals door hen was gevorderd. De zaak is beoordeeld in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het bestreden vonnis, en het hof heeft besloten het vonnis te bekrachtigen zonder nadere motivering, zoals toegestaan onder artikel 4.2 SOR.
Als gevolg van de beslissing in hoger beroep is [appellant 1] c.s. veroordeeld in de proceskosten, die zijn beperkt tot het door [geïntimeerde] betaalde griffierecht van € 324,-. Het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [geïntimeerde] het recht heeft om de kosten direct te vorderen.