ECLI:NL:GHDHA:2019:3266
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- E.F. Lagerwerf-Vergunst
- W.P.C.M. Bruinsma
- B.P. de Boer
- Rechtspraak.nl
Afstand van rechtsmiddel in hoger beroep na afstand in eerste aanleg
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 19 juni 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Irak in 1995, had tijdens de terechtzitting in eerste aanleg afstand gedaan van zijn recht om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de politierechter. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep, omdat hij eerder afstand had gedaan van zijn recht.
Het hof heeft vastgesteld dat in het proces-verbaal van de zitting van de politierechter is vermeld dat zowel de verdachte als de officier van justitie afstand hebben gedaan van hun recht om hoger beroep in te stellen. De politierechter had bovendien aangegeven dat het vonnis definitief zou worden indien de verdachte afstand zou doen van zijn recht op hoger beroep. Het hof concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de afstand van het recht op hoger beroep ongeldig zouden maken. Hierdoor is het vonnis van de politierechter onherroepelijk geworden.
Het hof heeft de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, aangezien de afstand van het recht op hoger beroep rechtsgeldig was geschied. Deze beslissing is genomen in het openbaar op 6 november 2019.