ECLI:NL:GHDHA:2019:3267
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- E.F. Lagerwerf-Vergunst
- W.P.C.M. Bruinsma
- B.P. de Boer
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens gebrekkige betekening
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1994, die op dat moment zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats was. De zaak was eerder aanhangig gemaakt bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar werd verwezen naar het Gerechtshof Den Haag op basis van een tijdelijke aanwijzing voor strafzaken.
De kern van de zaak was de nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep. Tijdens de terechtzitting bleek dat de betekening van de appeldagvaarding niet had plaatsgevonden volgens de voorschriften van artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering. Er was geen bewijs dat de dagvaarding was geprobeerd te worden uitgereikt op het adres dat in de volmacht voor het hoger beroep was opgegeven, wat redelijkerwijs als de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte kon worden beschouwd. De poging om de dagvaarding uit te reiken op een ander adres, dat van een penitentiaire inrichting, was niet relevant omdat de verdachte daar op dat moment niet meer verbleef.
Aangezien de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen en er geen aanwijzingen waren dat hij op de hoogte was van de zitting, concludeerde het hof dat de dagvaarding in hoger beroep nietig moest worden verklaard. Het hof heeft derhalve de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder kon worden behandeld.