ECLI:NL:GHDHA:2019:3268

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
22-004546-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving van pizzabezorger met gebruik van geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, voor de beroving van een pizzabezorger op 14 oktober 2016 te Rotterdam. De verdachte had de pizzabezorger bedreigd met een mes en een geldbedrag van ongeveer 85 euro en twee pizza's weggenomen. Het hof heeft uitvoerig de bewijsoverwegingen besproken, waarbij het hof rekening hield met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het gebruik van een mes. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd feit, maar heeft de eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaard. De straf is zwaarder dan die van de rechtbank, met een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in aanmerking genomen, evenals de recidive van de verdachte. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om een zwaardere straf op te leggen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004546-18
Parketnummer: 10-701290-16
Datum uitspraak: 3 december 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 november 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1994,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 19 november 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde - kort gezegd - een meldplicht bij de reclassering.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 14 oktober 2016 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, (de Feijenoordkade), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 85 euro) en/of twee, één pizza('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [pizzeria], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich (of een ander) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 85 euro) en/of twee, althans één pizza('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [pizzeria], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- die [aangever] (dreigend) de woorden toevoegen: "Broer, ik wil je niet bedreigen. Ik wil die dertig euro. Ik heb ook laatst mijn eigen mattie bedreigd en bijna gestoken. Ik ben gek in mijn hoofd. Ik heb vorige week ook een bezorger van New York Pizza overvallen en die had mij verteld dat hij maar 5,50 euro per uur kreeg. Dat is jullie leven toch niet waard voor dat loon", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- ( dreigend) tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [aangever] en/of
- richten van dat mes / voorwerp op die [aangever];
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring. Ook komt het hof tot een andere strafoplegging
Vrijspraak
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte als tweede cumulatief/alternatief (afpersing) is ten laste gelegd, omdat het slachtoffer niet is bewogen tot afgifte van geld of goederen.
De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks14 oktober 2016 te Rotterdam, op
of aande openbare weg, (de Feijenoordkade), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 85 euro) en
/oftwee
, éénpizza
('s
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[aangever] en/of[pizzeria],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en)uit het:
- die [aangever] (dreigend) de woorden toevoegen: "Broer, ik wil je niet bedreigen. Ik wil die dertig euro. Ik heb ook laatst mijn eigen mattie bedreigd en bijna gestoken. Ik ben gek in mijn hoofd. Ik heb vorige week ook een bezorger van New York Pizza overvallen en die had mij verteld dat hij maar 5,50 euro per uur kreeg. Dat is jullie leven toch niet waard voor dat loon",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,en
/of
- ( dreigend) tonen van een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,aan die [aangever] en/of
- richten van dat mes
/ voorwerpop die [aangever];
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Gepleegd ‘op of aan de openbare weg’
Dat het bewezen verklaarde is gepleegd op of aan de openbare weg leidt het hof af uit de aangifte van
[aangever], onder meer inhoudende dat hij op zijn scooter naar de Feijenoordkade [x] te Rotterdam is gereden om de bestelde pizza’s af te leveren en dat hij aldaar - toen hij naar de deur van die woning liep - werd aangesproken en beroofd. Dit gebeurde door een man die al beneden en buiten bij de deurbellen stond te wachten.
De plaats waar de beroving plaatsvond (de Feijenoordkade) kan aldus worden aangemerkt als “op de openbare weg” in de zin van artikel 312 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Alternatief scenario
De verdachte heeft - ook ter terechtzitting in hoger beroep – een “alternatief scenario” geschetst op basis waarvan naar zijn inzicht niet bewezen kan worden dat hij degene is geweest die de beroving heeft gepleegd.
Een (gewezen) buurtgenoot, genaamd [persoon], zou de dader zijn, zo er al een beroving heeft plaatsgevonden, hetgeen de verdachte in twijfel heeft getrokken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat mede gelet op het geschetste alternatieve scenario van de verdachte overtuigend bewijs ontbreekt voor de conclusie dat het de verdachte is geweest die de aangever heeft beroofd.
Het dossier bevat, aldus de verdediging, voorts een aantal contra-indicaties voor de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving. Het mes dat door de aangever is beschreven is ruim 2,5 centimeter breder dan het mes dat in de kelderbox van de woning van verdachte, waar hij destijds verbleef, is aangetroffen. Verder bestaan er verschillen tussen het door de aangever opgegeven signalement van de dader en het uiterlijk en de kleding van de verdachte. Bovendien heeft de aangever de verdachte bij de FOSLO-confrontatie niet herkend als de dader.
Het hof overweegt op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring, als volgt.
De bewezenverklaarde beroving van de pizzakoerier (hierna ook: de aangever) heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2016 omstreeks 15.02 uur ter hoogte van de Feijenoordkade [x] te Rotterdam. De woning van de moeder van de verdachte, bij wie de verdachte (ook destijds) inwoonde, ligt vlakbij, aan de Feijenoorddijk [y] te Rotterdam. De verdachte heeft op 14 oktober 2016 om 14.58 uur de woning van zijn moeder verlaten. Om 15.26 uur is de verdachte teruggekeerd bij de woning van zijn moeder. Op dat moment had hij twee pizzadozen bij zich. Vrijwel direct na binnenkomst in het portiek is de verdachte de kelderbox behorend bij de woning van zijn moeder ingegaan.
Het uiterlijk van de verdachte (zoals te zien op een zich op pagina 45 in het dossier bevindende foto van de verdachte, die kort na de beroving, te weten op zaterdag 15 oktober 2016, is gemaakt) vertoont overeenkomsten met de beschrijving die de aangever van het uiterlijk van de dader heeft gegeven, zoals hij eruitzag op 14 oktober 2016, een man met gemillimeterd bruin/roodachtig haar.
De pizza's waarvan de aangever is beroofd, zijn besteld via de internetsite [www]. De bestelling is gedaan vanaf het ip-adres van de Wi-Fi-aansluiting in de woning van de moeder van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de betreffende smartphone waarmee de bestelling is gedaan op zijn moeders naam stond, doch dat het feitelijk zijn –verdachtes - smartphone betrof. Bij de bestelling is het telefoonnummer [nr] achtergelaten.
In de kelderbox behorend bij de woning van de moeder van de verdachte is een dag na de overval een mobiele telefoon aangetroffen. Het telefoonnummer van deze telefoon is blijkens de daarin geplaatste SIM-kaart: [nr]. Dit telefoonnummer is, zo heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, al eerder door hem gebruikt voor een advertentie op Marktplaats. Hij heeft erkend dat hij op 4 september 2016 – ruim een maand voorafgaande aan de beroving – het telefoonnummer [nr] heeft opgegeven als zijn
werknummer(dossierpagina 61).
Voorts heeft hij verklaard dat hij de daags na de beroving in de kelderbox aangetroffen telefoon met SIM-kaartnummer [nr] in een kast in de genoemde kelderbox heeft gegooid op een tijdstip kort nadat de beroving was gepleegd.
Verder is in de kelderbox, deels weggestoken achter een kast, een mes aangetroffen.
Dit mes vertoont overeenkomsten met de beschrijving die de aangever heeft gegeven van het mes dat bij de beroving is gebruikt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bovendien verklaard dat hij destijds op straat rondliep met een mes.
Vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, vormen de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de verdachte degene is die de bestelling van de pizza’s heeft geplaatst en dat hij ook de dader is van de beroving van de pizzakoerier.
Daarbij komt nog het navolgende.
De verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar een buurtgenoot, [persoon], de beroving heeft gepleegd. Het hof acht dat scenario bij gebrek aan concrete onderbouwing echter niet aannemelijk geworden.
De verdachte heeft ook ter terechtzitting in hoger beroep geen enkele nadere informatie over (een eventuele woon- of verblijfplaats van) zijn (gewezen) buurtgenoot [persoon] gegeven, zodat zijn verklaring niet kan worden geverifieerd.
Dat klemt te meer nu het dossier naar het oordeel van het hof geen enkele objectieve aanwijzing bevat die duidt op betrokkenheid van een ander dan de verdachte bij de beroving.
Dat de verdachte (nog steeds) niet meer van [persoon] zou weten dan zijn voornaam, terwijl de verdachte in de periode voorafgaand aan de beroving intensief contact met [persoon] zou hebben gehad en hij verklaard heeft te weten waar de moeder van [persoon] woont, doet verdere afbreuk aan de geloofwaardigheid van het door de verdachte geschetste scenario.
Gelet op al het voorgaande wordt bewezen geacht dat de verdachte degene is geweest die de pizzakoerier (de aangever) heeft beroofd. Hieraan doet, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, niet af dat de aangever de verdachte niet heeft herkend bij de gehouden FOSLO-confrontatie. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de FOSLO-confrontatie eerst op 19 mei 2017 is gehouden en de aangever na het zien van de fotoselectie uitdrukkelijk de mogelijkheid heeft opengelaten dat de dader er wel bij zat door in antwoord op de vraag of de bedoelde persoon zich in de selectie bevond te antwoorden: “nee, voor zover ik het zo snel gezien heb niet, of ik herken hem niet”.
Dat het in genoemde kelderbox achter een kast weggestoken mes smaller is dan het door de aangever beschreven mes doet evenmin af aan het oordeel dat het de verdachte is geweest die het bewezenverklaarde heeft begaan. Dat verschil, dat het hof toeschrijft aan de gemoedsbeweging die de beroving bij het slachtoffer heeft veroorzaakt, acht het hof van ondergeschikt belang en niet redengevend voor de bewijsbeslissing.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft op klaarlichte dag op de openbare weg een pizzabezorger beroofd van geld en twee pizza’s door hem zowel verbaal als met een mes te bedreigen, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Dat is een ernstig misdrijf, mede gegeven het feit dat een pizzabezorger – die vanwege zijn werkzaamheden niet zelden met contant geld op zak in zijn eentje een bestelling moet afleveren op het doorgegeven adres aan een voor hem veelal onbekend persoon moet worden aangemerkt als een kwetsbaar slachtoffer.
De verdachte heeft zich kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van misdrijven als de onderhavige in de regel nog geruime tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Daarnaast brengen feiten als de onderhavige in de regel ook bij andere burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte er bovendien geen blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelwijze in te zien.
Het hof heeft voorts in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder het plegen van een soortgelijk misdrijf. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
De ernst en de strafwaardigheid van het bewezen verklaarde worden onderstreept door het in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) geformuleerde uitgangspunt voor bestraffing van een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging, terwijl sprake is van recidive: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 tot 10 maanden.
In dit geval acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur gerechtvaardigd in het bijzonder gelet op het gebruik van een mes en hetgeen eerder is overwogen over het slachtoffer.
Mede in aanmerking genomen dat het hof gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het geboden acht aan de verdachte uit oogpunt van speciale preventie een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen is het hof alles afwegende van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.
Het hof zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf geen bijzondere voorwaarde in de vorm van een meldplicht verbinden, nu zo een voorwaarde het hof gelet op het verhandelde ter terechtzitting niet opportuun voorkomt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. T.B. Trotman en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 december 2019.