Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
Radio Communication System”, verleend op 9 mei 2012 op een aanvraag van 15 oktober 2002, met een beroep op prioriteitsdata 19 oktober 2001 en 5 november 2001 van respectievelijk GB 0125175 en GB 0126421. Het octrooi kent 15 conclusies, waarvan conclusies 1 t/m 4 betrekking hebben op een ‘
radio communication system’, conclusies 5 t/m 9 op een ‘
primary station’, conclusies 10 t/m 14 op een ‘
secundary station’ en conclusie 15 een ‘
method of operating a radio communication system’ betreft. De conclusies luiden in de oorspronkelijke Engelse taal:
wherein the available signal types are signals indicating positive and negative acknowledgements, and wherein the indication specifies the power level relative to the pilot bits on the uplink dedicated control channel.” Voorts is in conclusie 11 (in het hulpverzoek omgenummerd naar 10) verwezen naar (nieuwe) conclusie 9 en is de zinsnede “
the signal types include signals indicating positive and negative cknowledgements and in that” geschrapt. Het tweede hulpverzoek ziet op de (verdere) toevoeging van “
UMTS” aan het “
radio communication system” in de aanhef van conclusies 1, 10 en 15 (resp. 1, 9 en 13).
Code Division Multiple Access)-systeem worden de signalen van verschillende mobiele stations op dezelfde frequentie verzonden en worden deze gescheiden door middel van ‘
spreading codes’. Daardoor kunnen verschillende mobiele stations in eenzelfde frequentieband tegelijkertijd signalen naar en van een basisstation zenden en ontvangen. De tijdsduur waarbinnen de datablokken worden verzonden wordt aangeduid als ‘
frame’ of ‘
dataframe’. Een
frameis opgedeeld in kleinere tijdseenheden, aangeduid als ‘
slots’.
closed loop’) en wordt dan ook wel aangeduid als ‘
closed loop power control scheme’. Het basisstation meet hierbij de zgn. ‘
signal-to-interference ratio’ (SIR
, ook wel aangeduid als ‘signal to noise ratio’ SNR) van het door het mobiele station verzonden ‘
pilot signal’ en vergelijkt het basisstation het resultaat hiervan met een bepaalde drempelwaarde (‘
target SIR’). Indien de gemeten waarde lager is dan de drempelwaarde, instrueert het basisstation het mobiele station om het transmissievermogen te verhogen; indien de gemeten waarde hoger is dan de drempelwaarde, instrueert het basisstation het mobiele station om het transmissievermogen te verlagen. De instructie die het basisstation aan het mobiele station verzendt, en door het mobiele station wordt opgevolgd, worden aangeduid met de term ‘
power control command’ (in UMTS als TPC (
Transmit Power Control) commando en in de 3GPP2-standaard als ‘
power control bit’). Dit proces vindt plaats in ieder
slot.
Universal Mobile Telecommunications System’) is een draadloos telecommunicatiesysteem. De UMTS-standaard wordt met name in Europa toegepast en wordt gepubliceerd door de standaardisatie organisatie 3GPP. UMTS maakt gebruik van CDMA-techniek. De standaard bestaat uit verschillende specificaties, waaronder TS 125 214 v6.11.0 (2006-12) dat de noodzakelijke vereisten met betrekking tot de ‘
transmission power’ beschrijft (TS 125 214). Tot de UMTS-standaard behoren ook de technische specificatie TS 25.214 V3.2.0 (2000-03) (hierna: TS 25.214) en het technisch rapport van de 3GPP HSDPA norm, TR 25.855 V1.1.0_draft (2001-07) (TR 25.855). Deze laatste ziet op de HSDPA-functionaliteit bij de UMTS-standaard.
user equipment’ of ‘UE’, in het octrooi aangeduid als ‘secundair station’, 110 in figuur 1) aangeduid als communicatie in de downlink richting (122 in figuur 1). Communicatie van het mobiele station naar het basisstation wordt aangeduid als communicatie in de uplink richting (124 in figuur 1).
control information(met betrekking tot de communicatieverbinding zelf). Gebruikersgegevens en besturingsgegevens kunnen over verschillende kanalen worden verstuurd; besturingsgegevens via besturingskanalen (‘
control channels’) en gebruikersgegevens via gegevenskanalen (‘
data channels’). Te verzenden data worden doorgaans opgedeeld in datapakketten.
High Speed Downlink Packet Access’)-protocol geïntroduceerd als onderdeel van de UMTS-technologie. Daarvan maken de volgende kanalen deel uit:
High Speed Physical Downlink Shared Channel’; een downlink-kanaal waarop door het basisstation gebruikersgegevens in de vorm van datapakketten worden verzonden aan de mobiele stations;
High Speed Shared Control Channel’; een downlink-besturingskanaal (
control channel). Op dit kanaal kondigt het basisstation aan de mobiele stations de verzending aan van datapakketten met gebruikersgegevens op de HS-PDSCH en verschaft het de informatie die nodig is om de datapakketten te decoderen;
High Speed Dedicated Physical Control Channel’; het enige uplink-kanaal binnen het HSDPA-protocol. Dit kanaal wordt door de mobiele stations onder meer gebruikt om bevestigingssignalen (ACK- en NACK-signalen) te versturen aan het basisstation en om feedback te geven met betrekking tot de kwaliteit van het kanaal.
Cycle Redundancy Check’ of ‘CRC’. Op basis hiervan is het mobiele station in staat om vast te stellen of het datapakket goed of met fouten is ontvangen en kan het aan het basisstation (in de uplink-richting) vervolgens een positief of negatief bevestigingssignaal verzenden.
Acknowledgement’). Na ontvangst daarvan stuurt het basisstation het volgende datapakket. Indien het pakket onherstelbaar beschadigd (‘
corrupted’) is ontvangen, dan stuurt het mobiele station aan het basisstation een negatief bevestigingssignaal, een NACK-signaal (‘
Negative Acknowledgement’). Dan stuurt het basisstation het datapakket opnieuw. Dit proces wordt ook wel aangeduid met de term ‘ARQ’ (‘
Automatic Repeat reQuest’).
corrupted’ was). Dan moet gebruik worden gemaakt van hogere niveaus in de infrastructuur van het systeem (‘
higher layer’) om deze informatie alsnog te verzenden, wat vertraging veroorzaakt en aanzienlijk meer systeemcapaciteit vergt dan het direct opnieuw verzenden van een datapakket als het basisstation een ACK-signaal onjuist interpreteert als een NACK-signaal.. Op de prioriteitsdatum werden de gevolgen van een onjuiste interpretatie van een NACK-signaal (hierna ook wel ‘
ACK’) derhalve als problematischer beschouwd dan die van een onjuiste interpretatie van een ACK-signaal (hierna ook wel ‘
NACK’).
decision threshold’, in de hieronder afgebeelde figuur aangeduid met ‘
z’) om de kans op foutieve interpretatie van ACK- en NACK-signalen te beïnvloeden.
z” ligt (in het rood gekleurde NACK gebied), dan interpreteert het basisstation dit signaal als een NACK; ligt het voltage boven de drempelwaarde (in het geel gekleurde ACK gebied), dan interpreteert het basisstation het signaal als een ACK.
ACK als ernstiger werden beschouwd dan de gevolgen van een
NACK, werd in systemen uit de stand van de techniek de maximaal toelaatbare kans op een
ACK (aangeduid met
PfACK) lager gesteld (bijv. op 10-5) dan de maximaal toelaatbare kans op een
NACK (aangeduid met
PfNACK) (bijv. op 10-2). Die verschillende foutkansen kunnen worden gerealiseerd door de drempelwaarde te positioneren in de richting van het ACK-signaal (‘
biased’ instelling), zoals hierna getoond.
ACK vermindert. Anderzijds wordt door de verschuiving van de drempelwaarde in de richting van ACK, het (geel gekleurde) ACK gebied kleiner, waardoor minder ontvangen signalen worden aangemerkt als een ACK en de kans op een
NACK hoger wordt. De kans op een
ACK of
NACK wordt ook wel aangeduid als ‘
error probability’ of ‘foutkans’.
cdma2000 High Rate Packet Data Air Interface Specification”, 3GPP2 C.S0024, versie 2.0 van 27 oktober 2000 (hierna: de EV-DO Standaard).
reverse link’) plaats over het
Reverse CDMA Channel. Communicatie door het basisstation aan een mobiel station wordt in de 3GPP2-standaard aangeduid als ‘
forward link’ en vindt plaats over het
Forward CDMA Channel.
closed loop power control(zie hierboven r.o. 2.12). Dat gebeurt doordat het relatieve vermogen daarvan (ten opzichte van het pilotkanaal) wordt bepaald door de
ACKChannelGain(de offset waarde) die door het basisstation aan het mobiele station wordt gezonden.
Digital Communications, John G. Proakis, 4th edition 2000 (Proakis)
Signal Detection & Estimation, M. Barkat, 1991 (Barkat)
Detection, Estimation, and Modulation Theory Part I, Harry L. van Trees, 2001 (Van Trees)
Optimal Antipodal Signaling” (Shad);
Unequal Gain Signalling for H-ARQ ACKs” (Shad Derryberry);
Control Channel Structure for High Speed DSCH (HS-DSCH)” (Motorola 021); en
ACK/NACK Control Channel Reliability for High Speed Downlink Packet Access (HSDPA)” (Motorola 744).
3.Het geschil in eerste aanleg en in hoger beroep
4.De beoordeling
to improve the efficiency of a packet data transmission system”). Daarbij richt het octrooi zich vooral op de overdracht van bevestigingssignalen van de goede of foute ontvangst van datapakketten, zoals ACK- en NACK-signalen. De beoogde verbetering van de efficiëntie wordt volgens de uitvinding van EP 525 bereikt doordat het mobiele station in staat is om het vermogensniveau van het te verzenden bevestigingssignaal (zoals een ACK- of NACK-signaal) te selecteren op basis van het signaaltype (ACK of NACK). In par. 10 van de beschrijving (onder het kopje ‘
Disclosure of Invention’) is dat als volgt verwoord: “
According to a first aspect of the invention (…) the acknowledgement means is arranged to select the power level at which the signal is transmitted depending on its type.” In par. 11 van de beschrijving is het effect daarvan als volgt beschreven: “
By transmitting different acknowledgement signals at different power levels, the probability of the primary station correctly interpreting signals of different types can be manipulated to improve total system throughput and capacity.”
Modes for Carrying Out the Invention’) is verduidelijkt dat dit niet gepaard gaat met een verhoging van het vermogen waarmee een ACK-signaal wordt verzonden: “
Hence, in a system made in accordance with the present invention a NACK 204 is transmitted at a higher power level than an ACK 206. This power offset is advantageous because it reduces the error probability for the NACK 204 without increasing the power transmitted for the ACK 206.”. Daaruit zal de gemiddelde vakman begrijpen dat de zendvermogens van ACK- en NACK-signalen niet alleen verschillend kunnen zijn, maar ook afzonderlijk – onafhankelijk van elkaar – kunnen worden gevarieerd en dat daarmee de kans op een (on)juiste interpretatie van het desbetreffende signaal kan worden beïnvloed. Anders dan bij systemen volgens de stand van de techniek, gaat vergroting van het gebied waarbinnen signalen als een NACK bericht worden geïnterpreteerd, dus niet gepaard met verkleining van het ACK gebied (vgl. de in r.o. 2.21 weergegeven figuur). Dat kan als volgt worden weergegeven:
Disclosure of Invention’) is dat als volgt verwoord: “
According to a third aspect of the invention there is provided a primary station (…) wherein means are provided for signalling to the secondary station an indication of how the power level at which the secondary station transmits the signal depends on the type of the signal.”. Die maatregel maakt het mogelijk dat het zendvermogen niet alleen per type signaal afzonderlijk kan worden geselecteerd, maar dat die vermogensniveaus bovendien ook variabel (afhankelijk van de omstandigheden) kunnen zijn, doordat deze niet vooraf zijn vastgesteld maar door het basisstation worden overgeseind. Daaraan ligt het inzicht ten grondslag dat een
ACK niet onder alle omstandigheden problematischer is dan een
NACK, waar in de stand van de techniek nog van werd uitgegaan. In par. 26 van de beschrijving wordt als voorbeeld genoemd dat er bij ‘
real time streaming service’ onvoldoende tijd is voor het opnieuw verzenden van een ‘
corrupted’ontvangen datapakket, zodat een hoger zendvermogen van een NACK-bericht om een
ACK te voorkomen daarbij weinig zinvol is. Het in dergelijke gevallen juist wel achterwege laten van een verschillend zendvermogen (volgens de stand van de techniek NACK hoger dan ACK) draagt bij aan systeemefficiëntie. Voor verzending van andersoortige data is goede ontvangst daarentegen wel essentieel en wegen de voordelen van verhoging van het zendvermogen van een NACK-signaal wel op tegen het nadeel van de ermee gepaard gaande verhoogde interferentie en energieverbruik.
offset(par. 26, 36, 48), een indicatie om al dan niet een (vooraf vastgestelde)
offsette gebruiken (par. 29) of een indicatie van het specifieke toe te passen vermogensniveau (par. 29, 36).
(…) the scheme is a flexible one that permits the powers of the ACKs and NACKs to be modified independently, allowing error performance targets to be achieved at lower average power and different data services to be handled differently; and it facilitates soft handover in the uplink when using HSDPA in the downlink. This is achieved with only a modest increase in system complexity.”
afzonderlijkkan worden aangepast,
onafhankelijkvan het zendvermogen van een ander signaal, teneinde de foutkansen per type signaal voor de omstandigheden van het geval optimaal in te stellen op basis van een door het basisstation overgeseinde indicatie. De daarmee verkregen flexibiliteit leidt tot verbeterde systeemefficiëntie omdat onder alle omstandigheden een zo laag mogelijk vermogensniveau voor verzending van de ACK- en NACK-signalen kan worden gehanteerd. Dat van die flexibiliteit niet onder alle omstandigheid gebruik zou worden gemaakt, zoals Wiko heeft gesteld, doet er niet aan af dat geboden flexibiliteit wordt bereikt.
power offsettoegepast voor de NACK-signalen indien de frequentie NACK-signalen een bepaald percentage overstijgt (bij slechte kanaalcondities) ter voorkoming van interferentie. Dat is hieronder geïllustreerd.
ACK dan een
NACK en de uitvinding (slechts) ziet op verzenden van NACK-signalen met hoger niveau dan dat van ACK-signalen (par. 29-31, 36 conclusie van antwoord in eerste aanleg), wordt verworpen. Deze door Wiko verdedigde uitleg van het octrooi volgt niet uit par. 11 van de octrooibeschrijving, zoals zij stelt. De tweede zin, waarop zij zich beroept, betreft een uitvoeringsvoorbeeld zoals ook blijkt uit de zinsnede “
In one embodiment” waarmee de zin aanvangt. Dat uitvoeringvoorbeeld wordt verder beschreven in par. 23 die is opgenomen onder het kopje ‘
Modes for Carrying Out the Invention’ waaronder verschillende voorbeelden van toepassingen van de uitvinding worden gegeven. Par. 23 ziet op de uitvoeringsvorm die zal worden toegepast in de ‘normaalsituatie’ waarin het systeem goed functioneert en dus aanzienlijk minder NACK-signalen dan ACK-signalen zullen worden verzonden. Dan is het voordelig (alleen) het zendvermogen van de NACK-signalen te verhogen, zodat de foutkans voor een NACK-signaal afneemt, zonder noemenswaardig verhoging van interferentie, omdat het zendvermogen van een ACK-signaal wel gelijk blijft (en niet in gelijke mate als dat van het NACK-signaal wordt verhoogd). Par. 24 maakt echter duidelijk dat in een situatie waarin het systeem minder goed functioneert en er dus méér NACK-signalen worden verstuurd, de verhoging van het zendvermogen voor NACK-signalen achterwege moet blijven. Ook in andere gevallen – zoals bij het in par. 26 van de octrooibeschrijving gegeven voorbeeld van ‘
real-time streaming service’ – wordt optimale systeemefficiëntie juist bereikt door géén verschillend vermogensniveau toe te passen. Dat levert een voordeel op ten opzichte van de algemeen toegepaste verschillende foutkansen voor ACK- en NACK-signalen en daarop gebaseerde
biaseddrempelwaarde uit de stand van de techniek, op grond waarvan een signaal vaker als een NACK zal worden geïnterpreteerd en er dus vaker (en
by real-time streaming serviceonnodig) datapakketten opnieuw zullen worden gezonden. Het standpunt van Wiko dat bij een gelijk zendvermogen het voordeel van de uitvinding (systeemefficiëntie) niet zou worden bereikt is derhalve evenzeer onjuist. De uitvinding ziet ook niet op het instellen van verschillende foutkansen. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen kan juist het (in afwijking van de stand van de techniek) hanteren van gelijke foutkansen een voordeel opleveren.
in dependence on an indication of the power level at which each type of signal is transmitted, the indication being signalled from the primary station to the secondary station” buiten beschouwing. Alle deelkenmerken in onderlinge samenhang beschouwd leiden tot de uitleg zoals hiervoor uiteengezet.
indication” in enkelvoud gebruikt en gelet op de uitvoeringsvoorbeelden waarin sprake is van één indicatie voor beide vermogensniveaus. Volgens Wiko is daarom een signaal van een basisstation, dat een indicatie inhoudt van het zendvermogen van bevestigingssignalen zonder onderscheid te maken naar type signaal – zoals een TPC-commando uit de UMTS-standaard waardoor het zendvermogen van alle signalen die over een bepaald uplink-kanaal worden verstuurd wordt verhoogd of verlaagd, ongeacht het type signaal, of de
AckChannelGainuit de EV-DO standaard waarmee het vermogen van het ACK-kanaal wordt verhoogd of verlaagd ongeacht of het signaal een ACK- of NACK-signaal is – ook een indicatie van het basisstation in de zin van het octrooi. Dat standpunt is onjuist. Uit de maatregelen “
wherein the acknowledgement means is arranged to select the power level at which the signal is transmitted depending on its type” en “
in dependence on an indication of the power level at which each type of signal is transmitted, the indication being signalled from the primary station to the secondary station” van conclusie 10 in onderlinge samenhang bezien en gelezen in het licht van de beschrijving (in het bijzonder par. 23 daarvan), kan deze conclusie niet anders worden begrepen dan dat met de door het basisstation doorgeseinde indicatie het zendvermogen per signaaltype
afzonderlijkkan worden ingesteld, teneinde de foutkansen per signaaltype te bepalen, onafhankelijk van het zendvermogen en de foutkansen van het andere type signaal.
afzonderlijk, waarbij de indicatie die door het basisstation wordt doorgeseind aanpassing per type signaal
afhankelijk van de omstandighedenmogelijk maakt. Juist dat levert flexibiliteit op – waarbij het bijvoorbeeld onder omstandigheden ook voordelig kan zijn dat juist géén verschillend vermogensniveau voor de verschillende bevestigingssignalen wordt toegepast – en worden de voordelen van de uitvinding bereikt (vgl. r.o. 4.11 hiervoor).
rather different” zoals in het vonnis staat) in vergelijking met de argumenten van partijen in de onderhavige procedure. Wiko heeft dat onderschreven. Dat de argumenten verschillend zijn geweest blijkt reeds uit het feit dat de overwegingen terzake van de uitleg van de conclusie in het Engelse vonnis worden voorafgegaan door “
There is no dispute as to the interpretation of claim 10.”, waaruit volgt dat over de conclusie-uitleg in de Engelse procedure kennelijk overeenstemming bestond. In onderhavige procedure is daarvan geen sprake. Het hof heeft daarom geen aanleiding gezien aansluiting te zoeken bij de door de Engelse rechter gehanteerde conclusie-uitleg, maar de uitleg van conclusie 10 zelfstandig beoordeeld in aanmerking nemend hetgeen in deze procedure door partijen over en weer is aangevoerd.
Probability of Error for Binary Modulation’, waarop Wiko zich (mede) heeft beroepen, heeft betrekking op het gebruik van een ontvanger voor zogenaamde PAM (‘
Pulse Amplitude Modulation’)-signalen. Dat zijn signalen waarbij de door het signaal overgebrachte informatie is vervat in de amplitude van het signaal (bij BPSK (‘
Binary Phase Shift Keyed’) modulatie is de informatie vervat in de fase). Bij gebruik van twee signalen (M=2) is
binaryPAM gelijk aan BPSK; in beide gevallen worden de signalen met gelijke vermogens verzonden. Dat blijkt onder meer ook uit de passage op pag. 175 van Proakis: “
In the special case of M = 2 signals, the binary PAM waveforms have the special property that s1(t) = -s2(t). Hence, these two signals have the same energy and a cross-correlation coefficient of -1, such signals are called antipodal.” In overeenstemming daarmee worden beide signalen volgens Proakis met dezelfde, maar tegenovergestelde energie verzonden, respectievelijk √Ɛb en -√Ɛb.
Probability of error for binary signals’ uit Proakis.
eenantipodaal signaal (ongeacht of dit signaal
s1of
s2is), uitgedrukt als
Pb, aan de hand van vergelijking (5-2-5):
s1en
s2onderdeel uitmaken, bij diverse (gelijke) vermogens waarmee beide signalen worden verzonden. Deze figuur toont dus ook niet de toepassing van
verschillendezendvermogens voor de onderscheiden signaaltypes s1 en s2. De figuur toont, in overeenstemming met de algemene vakkennis op de prioriteitsdatum, dat als het zendvermogen uitgedrukt als SNR per bit γb – horizontale as – toeneemt, de
error probability Pbvan een signaal – verticale as – afneemt.
s1en
s2(bijvoorbeeld een ACK- en NACK-signaal) gelijk zijn (“
equally likely”) en de drempelwaarde zich in het midden van beide signaaltypen bevindt. Dat wordt getoond in figuur 5-2-2 van Proakis:
probability density function’, dus de kans dat een signaal met een bepaalde energiewaarde wordt ontvangen (waarbij de meeste signalen worden ontvangen op of rond het vermogen waarmee het werd verzonden en de afwijkingen worden veroorzaakt door
noise). Te zien is dat beide signalen dezelfde amplitude hebben.
threshold(waarvan zij heeft toegelicht dat dit kan door het zendvermogen van dat signaal aan te passen), of de
thresholdop te schuiven ten opzichte van de piek van het signaal (par. 56 MvA), waarbij ook de kans op foute ontvangst van het ene signaal kan worden beïnvloed zonder dat van het andere te beïnvloeden (par. 57 MvA), is geen kennis die door de gemiddelde vakman uit Proakis kon of zou worden afgeleid. Proakis bevat daarvoor, gelet op hetgeen hiervoor is besproken, geen enkel aanknopingspunt. Anders dan Wiko suggereert (par. 60 MvA) worden in Proakis situaties waarin de foutkansen ongelijk zijn niet besproken en derhalve evenmin hoe dat kan worden beïnvloed. Toepassing van de drempelwaarde om dat bereiken wordt (naar Wiko zelf ook stelt) door Proakis niet besproken, maar ook niet – anders dan Wiko suggereert – dat de relatieve foutkansen kunnen worden beïnvloed door de aanpassing van de energiewaarde voor een signaal. Het ‘opschuiven van de curve’ zoals zij met diverse grafieken heeft uiteengezet (par. 48 MvA) is helemaal niet in Proakis geopenbaard, noch wordt dit gesuggereerd.
Let us assume that the two signals are equally likely”) en gaat uit van gelijke vermogens (
binaryPAM met 2 signalen). Er is uitsluitend geopenbaard dat toename van het zendvermogen voor beide signalen
gelijkelijkleidt tot afname van de foutkansen (in figuur 5-2-4). Nergens in Proakis is een openbaarmaking of zelfs maar suggestie voor de toepassing van ongelijke zendvermogens voor de antipodale signalen. Proakis gaat dan ook expliciet uit van gelijke (maar tegenovergestelde) energiewaarden voor antipodale signalen:√Ɛb en -√Ɛb. Wiko heeft nog gewezen op de formule voor de berekening van de foutkans van signaal
s1, waaruit afhankelijkheid van het zendvermogen is af te leiden. Geheel in overeenstemming met de uitgangspunten in Proakis geldt voor signaal
s2echter exact dezelfde formule. Aanpassing van de waarde voor Eb geldt dus gelijkelijk voor beide signalen. Toepassing van ongelijke vermogens om de relatieve
error probabilitiesaan te passen is met de in Proakis gegeven formules dus niet eens mogelijk.
ACK ernstiger gevolgen heeft dan een
NACK, voor de hand zou liggen, moet dat worden verworpen. Daarvoor bestaat geen aanleiding, aangezien Proakis nu juist het hanteren van verschillende maximaal toelaatbare foutkansen voor de onderscheiden signaaltypen helemaal niet noemt en als gezegd uitgaat van signalen met gelijke amplitude. Niet valt in te zien en Wiko heeft ook niet toegelicht hoe de gemiddelde vakman dan uitgaand van Proakis tot de uitvinding volgens het octrooi zou komen.
optimum receiver’ besproken voor het detecteren van een binair signaal. De optimale ontvanger wordt getoond in figuur 8.6:
8.2.2 General Binary Detection” staan H1 en H0 voor de verzonden binaire signalen
s1(t)en
s0(t): “
In this case, the transmitter sends the signal s1(t) under Hypoyhesis H1 and the signal s0(t) under hypothesis H0”.
noise’, het ontvangen signaal (aangeduid met y(t)) verschilt van het verzonden signaal. De ontvanger is bekend met de waarden voor verzonden signalen
s1(t)en
s0(t)en kan het ontvangen signaal daarmee vergelijken. De receiver gebruikt daarvoor de waarde
s∆(t)(het verschil tussen
s1en
s0). Het voltage van het ontvangen signaal ligt ergens tussen de waarden van
s1(t)en
s0(t)in. Aan de hand van vergelijking met de in de ontvanger (basisstation) ingestelde drempelwaarde γ1 bepaalt de receiver vervolgens of het ontvangen signaal moet worden aangemerkt als
s1of als
s0. Dit is ook beschreven in Example 3.1 uit Barkat (waarin de signalen met random waarde worden aangeduid met H (van ‘hypothesis’):
staat voor
log Etaen Ɛ1 en Ɛ0 staan voor de energiewaarden van de signalen
s1en
s0. De drempelwaarde wordt dus vastgesteld aan de hand van deze parameters.
log Etagelijk aan nul is de drempelwaarde dus neutraal, in het midden van de beide signaaltypes, gepositioneerd. Daaruit volgt dat in deze vergelijking de waarde voor
log Etade waarde van γ1 – dus de verschuiving van de drempelwaarde richting
s1of
s0– bepaalt. Dat kan als volgt worden weergegeven:
Receiver Operation Characteristic’)-grafiek worden de prestaties van een systeem getoond dat onderscheid moet maken tussen twee mogelijke interpretaties van een ontvangen signaal. In Barkat is in figuur 3.10 een ROC opgenomen, waarin
PF staat voor ‘
probability of false alarm’, overeenkomend met de kans op
ACK. De kans op
NACK (‘
probability of miss’, ofwel
PM) staat gelijk aan 1-
PD (‘
probability of detection’). Deze figuur is hieronder afgebeeld.
ACK af (
PF, horizontale as) en neemt de kans op
NACK (1-
PD, verticale as) toe. (Vgl. Barkat pag. 152: “
The slope of the ROC at a particular point on the curve represents the threshold ƞ for the Neyman-Pearson test to achieve the PD and PF at that point.” en pag. 153: “
The ROC is a plot of PD, the probability of detection, versus PF the probability of false alarm, with the threshold ƞ as a parameter.”)
PD en
PF zijn achtereenvolgens:
log Etagelijk gesteld aan nul waardoor de drempelwaarde dus neutraal, in het midden, is gepositioneerd. Dat volgt uit de navolgende vergelijking:
log Eta): (pag. 122) “
Thus, in practical situations where the a priori probabilities[frequentie – hof]
and the cost[het belang – hof]]
may change, only the threshold changes but the computation of the likelihood ratio is not affected.” en (pag. 153) “
In the Bayes criterion the threshold η is determined by the a priori probabilities and the costs.”
increasing ƞ’ tot uitdrukking gebracht dat bij toename van
log Etade waarde van γ1 hoger wordt,
PF (de kans op
ACK) afneemt en
PM (1-PD) (de kans op
NACK) toeneemt. In de ROC worden curves getoond bij drie verschillende waarden ‘
d’. Die waarde staat voor de afstand (‘
distance’) tussen de twee signalen (zoals weergegeven in figuur 2.8). Deze afstand wordt bepaald door de energiewaarden Ɛ0 en Ɛ1. Hoe hoger de energiewaarde (het zendvermogen) van beide signalen (die immers met gelijke maar tegenovergestelde energiewaarde worden verzonden) hoe groter de afstand tussen beide signalen en daarmee hoe groter de kans dat de drempelwaarde in het basisstation zo kan worden gepositioneerd dat aan de vereiste maximaal toelaatbare foutkansen kan worden voldaan. De verschillende curves representeren dus de waarden die bij het gebruik van verschillende zendvermogens (gelijkelijk toegepast op beide signalen) worden verkregen.
s0en
s1, met name vergelijkingen (8.76 – 8.78) (zie r.o. 4.30 en r.o. 4.32 hiervoor) en (8.40 – 8.41) uit Barkat
s0en
s1in Van Trees (√
Et0 s0(t)en √
Et1 s1(t)).
PF en
PD), volgt dat er een onderlinge relatie is tussen de drempelwaarde γ1 en de zendvermogens Ɛ0 en Ɛ1. Die relatie wordt bepaald door
log eta, waarvan de waarde afhankelijk is van het (ongelijke) belang van juiste detectie van de onderscheiden signalen. De relatieve kans op (on)juiste detectie van de beide signalen wordt bepaald door de positionering van de beslisdrempel tussen beide energiewaarden. Dat is algemene vakkennis en volgt allemaal ook uit de in Barkat, Van Trees en Motorola 744 getoonde ROC-curves. Ook juist is dat die positionering (en daarmee de beïnvloeding van de foutkansen van beide signalen) op twee verschillende manieren kan worden bereikt, namelijk (1) door de beslisdrempel te verschuiven in de richting van een beide energiewaarden en (2) door de energiewaarden voor de signalen ten opzichte van elkaar te variëren. Niet juist is echter dat die tweede methode ook in Barkat (of ergens anders in de stand van de techniek) is geopenbaard. Die methode is het inzicht dat grondslag ligt aan de uitvinding volgens het octrooi.
d’) tussen beide signalen te bepalen teneinde bij een zo laag mogelijk (gelijk) zendvermogen te kunnen voldoen aan de vastgestelde maximaal toelaatbare foutkansen van beide signalen (vergelijk de in r.o. 4.31 en r.o. 4.36 hiervoor getoonde ROC’s uit Barkat en Van Trees en de ROC uit Motorola 744, met verschillende curves voor verschillende – voor beide signalen gelijkelijk geldende – energiewaarden). Vervolgens wordt bij de laagst mogelijke energiewaarde
log Etagevarieerd om de drempelwaarde optimaal te positioneren, zodanig dat aan het vereiste maximum aan foutkansen voor beide signalen wordt voldaan. Deze volgordelijkheid – eerst de energiewaarde van beide signalen bepalen en vervolgens aan de hand van vooraf vastgestelde maximaal toelaatbare foutkansen de drempelwaarde instellen –komt ook tot uitdrukking in vergelijking (8.77) van Barkat voor de berekening van de drempelwaarde aan de hand van de energiewaarden en in Example 3.1.
s0(t)overeenkomt met –
s1(t)en dat deze met gelijk vermogen worden verzonden. In dat licht valt niet in te zien dat de gemiddelde vakman, zonder enige verdere aanwijzing in die richting, de vergelijkingen zou toepassen om voor de signalen
s0en
s1ongelijke zendvermogens toe te passen om de foutkansen van die signalen beïnvloeden. Dat geldt temeer omdat in Barkat en Van Trees juist (uitsluitend) wordt geleerd dat daartoe de positionering van de drempelwaarde dient te worden gebruikt.
berekeningvan de optimale
drempelwaarde. Daarmee is in tegenspraak dat de gemiddelde vakman de drempelwaarde op nul zou fixeren en de
energiewaardenzou variëren om de foutkansen te beïnvloeden. Die mogelijkheid wordt in geen van de handboeken expliciet geopenbaard (bijvoorbeeld door een op de berekening van die verschillende energiewaarden gerichte vergelijking – de door de deskundige van Wiko opgestelde vergelijkingen maken nadrukkelijk geen onderdeel uit van het handboek van Barkat) of zelfs maar gesuggereerd. In tegendeel, in de ten tijde van de prioriteitsdatum tot de stand van de techniek behorende mobiele telecommunicatiesystemen werd gebruik gemaakt van modulatietechnieken gekenmerkt door het gebruik van
gelijkevermogens met verschillende fase (met 180° verschil) van binaire signalen.
If, in addition, the signal energies are equal’ zou volgen dat toepassing van gelijke energieën een uitzonderingssituatie zou zijn en uitgangspunt van Barkat is dat de signalen met verschillende vermogens worden verzonden, heeft zij niet voldoende steekhoudend onderbouwd. Zij stelt immers ook zelf dat in de op de prioriteitsdatum gepubliceerde mobiele telecommunicatie standaarden BPSK-modulatie gebruikelijk was en de antipodale ACK- en NACK-signalen juist met gelijk vermogen werden verzonden. Aldus ligt veeleer in de rede dat de woorden ‘
in addition’ door de gemiddelde vakman zullen worden begrepen als
gevolgvan het gebruik van antipodale signalen, en niet (a contrario redenerend) als tegenstelling.
P(Ɛ)gelijk is aan
PF en gelijk aan
PM en afhankelijk is van parameter α:
ACK als
NACK) derhalve in alle gevallen op dezelfde wijze afhankelijk zijn van parameter α – en daarmee (volgens vergelijking (8.80) van de energiewaarden
Ɛ1 en
Ɛ0 – valt niet in te zien dat de gemiddelde vakman daaruit zou (kunnen) begrijpen dat hij de afzonderlijke energiewaarden zou kunnen gebruiken voor vaststelling van
ongelijke foutkansen voor de interpretatie van ACK- en NACK-signalen. Zoals reeds opgemerkt, geldt dat temeer omdat Barkat expliciet leert dat daartoe de drempelwaarde moet worden gebruikt.
log Etajuist wordt gebruikt om bij gewenste ongelijke foutkansen de drempelwaarde in de ontvanger (het basisstation) te optimaliseren. In het geval de foutkansen gelijk zijn en de drempelwaarde neutraal is gepositioneerd heeft
log Etageen functie en komt dan ook niet in de op die situatie toegesneden vergelijking (8.79) voor (zie r.o. 4.33 hiervoor). In de benadering van Wiko wordt
log Etadaarentegen toch gebruikt als de drempelwaarde in het midden is gefixeerd, maar dan om de door te transmitter (het mobiele station) te hanteren zendvermogens aan te passen. Die functie van
log Etais uit de handboeken niet af te leiden.
In Section 8.2, we discuss the general and simple binary detection ofknownsignals (…)”. Daarmee is – zonder verdere maatregelen waarvan niet gesteld of gebleken zijn dat die in de handboeken worden geopenbaard – niet te verenigen dat de energiewaarden door de transmitter zouden kunnen worden gevarieerd.
ACK nadeliger was dan een
NACK en werden de maximaal toelaatbare foutkansen voor een NACK-signaal – een verkeerd geïnterpreteerde NACK leidt immers tot een
ACK – aanzienlijk lager gesteld dan voor een ACK-signaal, zodat de drempelwaarde juist richting ACK werd gepositioneerd.
ACK te verkleinen. De in Barkat en Van Trees voorkomende en door Wiko aangehaalde vergelijkingen zijn daarop - het vaststellen van de optimale drempelwaarde – toegesneden en zullen ook aldus door de gemiddelde vakman worden begrepen en toegepast. Bij gebreke van een openbaring van de toepassing van ongelijke energiewaarden van ACK- en NACK-signalen om daarmee de foutkansen te beïnvloeden is reeds daarom geen van de handboeken nieuwheidsschadelijk.
power control bit’ (toegepast in de UMTS- en CDMA2000-standaards),
AckChannelGain(toegepast in de EV-DO standaard) en/of
power offset(toegepast in de TR 25.855 standaard) zou meelezen, wordt dit conclusie-element niet in de aangehaalde handboeken geopenbaard. Deze indicaties gelden immers voor het zendvermogen van het kanaal waarover, respectievelijk voor het zendvermogen van,
allesignalen die over het desbetreffende kanaal worden verzonden. Deze indicaties beïnvloeden dus gelijkelijk het zendvermogen waarmee zowel ACK- als NACK-signalen worden verzonden. Aanpassing van het zendvermogen van een van beide signalen of toepassing van verschillende zendvermogens naar gelang het type signaal (waardoor de foutkansen kunnen worden beïnvloed) is daarbij niet mogelijk. Er is derhalve geen sprake van ‘
indication of the power level at whicheach typeof signal is transmitted’, in de zin van het octrooi. Ook daarom staan de handboeken niet aan de nieuwheid van het octrooi in de weg.
Ɛ1 en
Ɛ0 zouden kunnen worden gebruikt door deze onafhankelijk van elkaar in te stellen. Daartoe zou nodig zijn dat wordt afgestapt van de op de prioriteitsdatum voor mobiele telecommunicatiesystemen gebruikelijke BPSK-modulatie gekenmerkt door het gebruik van gelijke vermogens. Wiko heeft niet gewezen op enige passage uit de door haar aangehaalde handboeken waarin een suggestie daarvoor te vinden zou zijn. In het licht daarvan kan niet worden ingezien – en Wiko heeft ook niet toegelicht – dat de gemiddelde vakman er, met name ook bij gebreke van enige pointer in die richting, toe zou komen efficiëntie van het transmissiesysteem voor het zenden van datapakketten te verbeteren door afzonderlijk instelbare energiewaarden toe te passen voor ACK- en NACK-signalen.
Abstract’ daarvan is het volgende vermeld:
In this contribution the transmit gains for an antipodal signaling scheme in which the transmit probabilities are known a priori is jointly optimized with the receiver hard decision device threshold value in order to obtain the required error probabilities for a minimum bit SNR. This type of signaling for example applies to the Hybrid ARQ acknowledgement channel in which the average frame error rate is known to the transmitter, and certain false acknowledgement and false negative acknowledgement probabilities are prescribed by the upper layers.”
Introduction’ als volgt verwoord:
Problem Statement’ heeft Shad in het bijzonder betrekking op het
Hybride ARQbevestigingskanaal, waarover de ACK- en NACK-signalen worden verzonden:
(…) we give an exhaustive search algorithm for minimizing γb for arbitrary values of Pfack_req, Pfnack_req and p.” Beoogd is dus interferentie te verminderen, door gebruik te maken van een zo laag mogelijk vermogen voor verzending van ACK- en NACK-signalen, maar wel met behoud van de maximaal toelaatbare foutkansen daarvoor (“
subject to the constraint…”).
ACK ernstiger is dan een
NACK, worden de maximaal toelaatbare foutkansen (aangeduid als “
required error rate”) in Shad vastgesteld op 10-6 voor
ACK (
Pfack_req) en 10-3 voor
NACK (
Pfnack_req). Voor beïnvloeding van de foutkansen wordt gebruik gemaakt van het uit de stand van de techniek bekende instrument van het verplaatsen van de drempelwaarde (in Shad aangeduid met “
z”) in het basisstation. Vergelijk de laatste zin van de ‘
Introduction’ (r.o. 4.54 hiervoor) en onderstaande passage uit Shad:
Receiver) (zie r.o. 4.55 hiervoor) is weergegeven dat de drempelwaarde z in de richting van ACK is verschoven, waardoor in overeenstemming met de relatieve maximale foutkansen de kans op een
ACK kleiner is dan de kans op een
NACK.
p(’
probability’) en voor een NACK-signaal met 1-
p. Daarmee is
peen weergave van de kanaalcondities; naarmate de kanaalcondities beter zijn, zullen er meer ACKs worden verzonden en zal
pgroter zijn. Bij p = 0,1 worden 10% ACKs verzonden en 90% NACKs en is de kanaalkwaliteit derhalve slecht. Indachtig de doelstelling interferentie te minimaliseren, krijgt een signaal dat vaker wordt verzonden een lager vermogen, zoals ook is te zien in de onder r.o. 4.58 afgebeelde tabel.
s1of
s2) kan aanpassen, te weten
lvoor een NACK-signaal en
kvoor een ACK-signaal (deze parameters
len
kworden ook wel aangeduid als ‘
gain factors’). Voor iedere waarde van
pwordt in Shad (op basis van een algoritme) een optimale waarde voorgesteld voor
z,
len
kals volgt:
peen indicatie is) een ACK- of NACK-signaal met een zo laag mogelijk vermogen wordt verzonden door toepassing van de
gain factors len
k, terwijl tegelijkertijd door positionering van de drempelwaarde
zwordt verzekerd dat de maximaal toelaatbare foutkansen (
Pfack_req = 10-6 en
Pfnack_req = 10-3) niet worden overschreden. Zoals ook in Shad is vermeld: “
It is also interesting that the decision threshold z tends to be biased in the direction of the ACK bit that is assigned a positive voltage when Pfack_req << Pfnack_req (= 10-3). This minimizes the chance of a false ACK at the expense of a higher probability of a false NACK” – zal hij inzien dat de drempelwaarde
z, ongeacht de toegepaste gain factors
ken
l, steeds in de richting van ACK is gepositioneerd, teneinde te waarborgen dat wordt voldaan aan het vereiste
Pfack_req (= 10-6) <
Pfnack_req (= 10-3). Dit kan in een – door Wiko niet bestreden – diagram dat Philips heeft opgesteld als volgt worden gevisualiseerd, waarin het ▲ symbool staat voor de drempelwaarde
z:
onafhankelijkvan het zendvermogen van het andere type signaal is geen sprake. Dat blijkt duidelijk uit het hierna afgebeelde onderdeel van de in Shad geopenbaarde vergelijking 6 op basis waarvan de waarden voor
ken
lin tabel 1 zijn vastgesteld:
ken
lniet alleen afhankelijk zijn van de frequentie waarmee zij voorkomen (samenhangend met de kanaalcondities waarvoor
peen indicatie vormt), maar ook afhankelijk zijn van
elkaar. Aanpassing van
kleidt tot aanpassing van
len omgekeerd. De vermogens van de ACK- en NACK-signalen staan dus in een vaste relatie / verhouding tot elkaar en zijn daarmee niet afzonderlijk, onafhankelijk van elkaar in te stellen.
gain factors ken
lniet (mede) worden toegepast om de relatieve foutkansen van de respectieve signalen te beïnvloeden of om fouten zoveel mogelijk te beperken, zoals Wiko aanvoert, maar alleen om de interferentie tot een minimum te beperken. Dat volgt ook al uit de
Introduction, waarin het doel van het door Shad gedane onderzoek is uiteengezet: “
The objective of this contribution is to obtain the optimal power allocations to an antipodal signaling scheme such that the required performance is achieved witha minimum bit SNR.This is doneby applying unequal gains to the transmit voltages of the two possible signals.” (onderstreping toegevoegd). Duidelijk is dat beïnvloeding van de foutkansen van die signalen in Shad nog steeds uitsluitend plaatsvindt door middel van positionering van de drempelwaarde. Ook dat volgt al uit de ‘
Introduction’: “
the threshold […] is biasedso thatthe required error rate is achieved for each of the two types of errors.” (onderstreping toegevoegd). In figuur 1 uit Shad wordt de beïnvloeding van de maximale foutkansen (“
Decreasing Pfnack” en “
Decreasing Pfack”) ook alléén in relatie gebracht met de drempelwaarde
z, niet met de hoogte van de vermogens van de ACK- en NACK-signalen.
biasedin de richting van ACK) blijft houden,
ongeachtde toegepaste zendvermogens, zoals ook blijkt uit het in r.o. 4.58 opgenomen diagram. In overeenstemming met dat alles (en met de algemene vakkennis zoals blijkt uit Barkat en Van Trees) worden in het door Shad voorgestelde algoritme ook éérst de energiewaarden voor
ken
lvastgesteld bij een zo laag mogelijke SNR γb (in verband met de wens referentie te minimaliseren) in afhankelijkheid van
pen elkaar, pas daarná wordt de benodigde waarde voor
zbepaald (om aan het het vereiste voor de maximale foutkansen te voldoen).
Abstract’: “
In this contribution the transmit gains for an antipodal signaling scheme in which the transmit probabilities are known a priori is jointly optimized with the receiver hard decision device threshold value in order to obtain the required error probabilities for a minimum bit SNR.”, in het bijzonder de woorden “
jointly optimized”. Die gevolgtrekking is in het licht van de publicatie in zijn geheel beschouwd evenwel niet gerechtvaardigd en zou door de gemiddelde vakman daaruit ook niet worden afgeleid. Zoals hier reeds overwogen staan
ken
lin een vaste relatie tot elkaar. Datzelfde geldt voor de drempelwaarde
z. Deze staat in vaste relatie tot de
gains ken
l. Dat blijkt uit de gegeven formules voor
Pfack en
Pfnack in Shad (in samenhang met de vaste relatie tussen de waarden voor
ken
l):
The values of z, k and l are for the optimal detector”. Daaruit volgt evenwel niet dat de
gains ken
lmede bijdragen aan het voldoen aan de vereiste maximale foutkansen. De gains
ken
lhebben wel invloed op de maximale foutkansen, maar die invloed wordt
vervolgens(zie r.o. 4.62) geneutraliseerd doordat de drempelwaarde in vaste relatie tot die
gains‘meebeweegt’ om er voor te zorgen dat opnieuw aan die vereisten wordt voldaan.
ACK, is bovendien ook in tegenspraak met de in tabel 1 voorgestelde vermogenswaarde voor NACK-signalen bij slechte kanaalcondities (
p= 0.1 t/m
p= 0.6). Niettegenstaande het feit dat NACK-signalen dan juist vaak worden verzonden en de gevolgen van een incorrecte interpretatie daarvan (
ACK) groter zijn dan van een
NACK, is het zendvermogen van een NACK-signaal bij die kanaalcondities juist lager dan dat van een ACK-bericht. Dat kan alleen worden verklaard door de wens interferentie te beperken en is voorts alleen aanvaardbaar (gelet op de doelstelling dat wel de maximaal toelaatbare foutkansen dienen te worden gerealiseerd) als tegelijkertijd het mechanisme van positionering van de drempelwaarde (richting ACK) wordt ingezet om de kans op een
ACK te beperken.
p= 0,8 en
p= 0,9) wel op een hoger niveau wordt verzonden dan het ACK-signaal maakt dat niet anders. Naar de gemiddelde vakman weet heeft ieder telecommunicatiesysteem te maken met afwisselend goede en slechtere kanaalcondities. Hij zal inzien dat Shad nu juist beoogt voor alle voorkomende kanaalcondities tot minimalisering van interferentie te komen onder naleving van de systeemvereisten voor
Pfack_req en
Pfnack_req. Hij heeft daarom geen aanleiding alleen naar de vermogenswaarden bij goede kanaalcondities te kijken. De publicatie van Shad in zijn geheel en in onderlinge samenhang beschouwd leert de gemiddelde vakman daarom niet dat de meeste optimalisatie wordt bereikt door het vermogen van het NACK-signaal te verhogen, zoals Wiko heeft gesteld. Hij begrijpt uit Shad niet meer of anders dan dat het vermogensniveau afhankelijk is van de frequentie c.q. de kanaalkwaliteit (
depending on its frequency / channel quality) en dat het vermogensniveau wordt gevarieerd met het doel de interferentie te beperken. Het voldoen aan de vereiste maximale foutkansen wordt tegelijkertijd en uitsluitend – onafhankelijk van de vermogensniveaus en de kanaalkwaliteit – gewaarborgd door
biasedpositionering van de drempelwaarde
z-richting ACK.
required γb=EbNt (dB)” gegeven. Verder is onder het kopje ‘
Implementation Considerations’ vermeld dat het mobiele station de waarden voor
len
kkan aanpassen indien blijkt dat de werkelijke waarden voor
Pfack en
Pfnack te hoog of te laag zijn. Daaruit volgt volgens Wiko dat de aanpassing van de vermogensniveaus van ACK- en NACK-signalen door middel van de
ken
l gainswordt gekoppeld aan de kans op een goede detectie bij het basisstation en is de drempelwaarde
zslechts een additionele maatregel, zoals ook genoemd in het octrooi (par 23-25 PEA). Anders dan Wiko suggereert is daarmee echter de uitvinding volgens EP 525 niet geopenbaard. In beide door Wiko aangehaalde gevallen gaat het immers om (aanpassing van) het vermogen van
beidesignalen en niet om een per signaaltype afzonderlijk aanpasbaar vermogen. In tabel 1 blijkt dat uit de toepassing ten opzichte van dat vermogen van de (aan elkaar gerelateerde)
gainsen in de passage onder ‘
Implementation Considerations’ uit het feit dat is vermeld dat “
kandl are scaled up [down] by a constant”. Het gaat dan om het vaststellen van het minimale vermogensniveau (en dus de minimaal vereiste afstand tussen beide signalen) waarbij aan de (vooraf vastgestelde) vereisten voor de maximale foutkansen van beide signalen – door instelling van een
biaseddrempelwaarde – kan worden voldaan. Dit is een bekende maatregel uit de stand van de techniek, zoals ook volgt uit Barkat, Van Trees en Motorola 744 (r.o. 4.96 e.v.). Een openbaarmaking of aanwijzing in de richting van toepassing van verschillende vermogensniveaus per type signaal ter beïnvloeding van de foutkansen is dat geenszins.
z,
len
kkunnen worden berekend, te implementeren in het mobiele station. Wiko heeft aangevoerd dat het deelkenmerk van conclusie 10, dat het basisstation een indicatie van het vermogensniveau van elk van de signaaltypen overseint aan het mobiele station, niettemin wordt geopenbaard, omdat het voor de gemiddelde vakman duidelijk zou zijn dat het mogelijk en voor de hand liggend zou zijn dat de waarden voor
ken
ldoor het basisstation worden overgeseind. Philips heeft dat gemotiveerd bestreden. Het hof kan dit in het midden laten. Het hof is reeds op grond van al het voorgaande van oordeel dat Shad niet nieuwheidsschadelijk is voor conclusie 10 (en daarmee evenmin voor conclusies 11 en 14) van EP 525.
AckChannelGain.
ACKChannelGainimmers voor het ACK-kanaal in zijn geheel en kan het vermogen van de daarover verzonden signalen niet afhankelijk van het type signaal worden aangestuurd. Daaruit volgt dat er ook geen sprake is van een aparte indicatie van het vermogensniveau voor elk van de typen signalen (par. 101 MvA). Niettemin gaat Wiko uit van het door de rechtbank alleen op verschilmaatregel (2) gebaseerde – en daarmee te beperkte – technische effect, namelijk dat de kans op een goede ontvangst voor het ene type signaal ten opzichte van het andere type signaal kan worden beïnvloed / verbeterd, en daarmee ook van een onjuiste objectieve probleemstelling, te weten dat te bereiken.
afzonderlijk, onafhankelijk van elkaar, afhankelijk van de omstandigheden naar behoefte kunnen worden aangepast om de foutkansen van die verschillende typen signalen te beïnvloeden en wordt daarmee verbeterde systeemefficiëntie bereikt, omdat onder alle omstandigheden een zo laag mogelijk zendvermogen kan worden toegepast (zie r.o. 4.7). Het beïnvloeden, althans het verminderen, van interferentie is daarom niet een ‘afzonderlijk’ of ‘bijkomend’ technisch effect, zoals Wiko stelt (par. 104 MvA) maar ligt in voormeld technisch effect besloten. Het hof is met Philips van oordeel dat daarvan uitgaande het objectieve probleem kan worden geformuleerd als: “hoe kan de efficiëntie van een transmissiesysteem voor het verzenden van gegevenspakketten worden verbeterd”.
zoudoen. Daarvoor is geen aanwijzing. Integendeel, ook volgens Wiko werd er ten tijde van de prioriteitsdatum algemeen vanuit gegaan dat de gevolgen van een
ACK ernstiger zijn dan van een
NACK. Daarom werd in de stand van de techniek gewerkt met vooraf vastgestelde, gefixeerde (ongelijke) maximale foutkansen, ongeacht de omstandigheden, die uitsluitend met het mechanisme van positionering van de drempelwaarde werden gerealiseerd. Het aan de uitvinding ten grondslag liggende inzicht dat de gevolgen van het onjuist interpreteren van een ACK- of NACK-signaal niet altijd even ernstig zijn maar afhankelijk kan zijn van de omstandigheden, ontbrak. Het aanpassen van het vermogen van een ACK- en/of NACK-signaal, onafhankelijk van elkaar, om daarmee naar gelang de omstandigheden de foutkans van het desbetreffende signaal te beïnvloeden en daarmee systeemefficiëntie te realiseren, moet daarom als een niet voor de hand liggende maatregel worden beschouwd.
ACKChannelGainook een
NACKChannelGainte versturen of door het “toevoegen van een waarde voor het NACK-vermogen aan het reeds bestaande bericht”. Daarmee is evenwel niet voldoende inzichtelijk gemaakt dat en hoe differentiatie in vermogen afhankelijk van het type signaal bereikt kan worden. De
ACKChannelGainbestuurt immers al het vermogen van alle over dat kanaal gestuurde signalen zonder dat daarbij onderscheid wordt gemaakt naar type signaal. Vervolgens past het mobiele station dat geïndiceerde vermogen op alle bevestigingssignalen, zonder onderscheid naar type signaal, toe. Enkel toevoeging van nog een andere offsetwaarde of waarde voor het NACK-vermogen brengt daarin geen verandering. Toevoeging van een geheel nieuw kanaal zodat ACK- en NACK-signalen over verschillende kanalen worden verzonden ligt gelet op de beperkte middelen en het streven naar systeemefficiëntie geenszins voor de hand.
afzonderlijk van elkaarkunnen worden vastgesteld. De daarin geopenbaarde
gains len
kstaan immers in een vaste relatie tot elkaar; aanpassing van het ene leidt automatisch tot aanpassing van het andere. Verder begrijpt de gemiddelde vakman uit Shad dat de vermogensniveaus van de ACK- en NACK-signalen variëren, in afhankelijkheid van de frequentie waarmee zij voorkomen (en dus afhankelijk van de kanaalkwaliteit), met het doel interferentie /
noisete minimaliseren. Dat is ook kenbaar uit de tabel uit Shad waaruit volgt dat signalen met een hoge frequentie met een lager vermogen worden verzonden. Voor variabele instelling van de vermogensniveaus per type signaal afzonderlijk om de foutkansen van het desbetreffende signaaltype naar gelang van de behoefte onder de gegeven omstandigheden te kunnen instellen biedt Shad geen aanknopingspunt. Ook wordt in Shad juist – volledig in overeenstemming met de stand van de techniek – gebruik gemaakt van het instellen van de drempelwaarde voor het voldoen aan de vooraf vastgestelde vereisten voor de relatieve maximale foutkansen, ongeacht de vermogensniveaus van de ACK- en NACK-signalen. Er is in Shad geen aanwijzing te vinden op grond waarvan de gemiddelde vakman zou menen dat de foutkansen van de ACK- en NACK-signalen zouden (kunnen) worden beïnvloed door aanpassing van de vermogens van die signalen. Er is nog minder aanwijzing om (in overweging te nemen) van het gebruik van het mechanisme van verplaatsing van de drempelwaarde af te stappen. Ook deze publicatie zet de gemiddelde vakman daarom niet op het spoor van de uitvinding volgens het octrooi. Dat het minimaliseren van interferentie in de objectieve probleemstelling besloten ligt maakt dat niet anders. Het toepassen van de leer van Shad leidt, zoals volgt uit het voorgaande, niet tot de uitvinding volgens het octrooi.
gains ken
lvoor bepaling van het energieniveau van de ACK- en NAK-signalen. Deze zijn afhankelijk van de factor
p(‘
probability’), waarbij uit de bovenaan de grafiek weergegeven formules volgt dat
pstaat voor de waarschijnlijkheid dat een ACK wordt verzonden en 1-
pvoor de waarschijnlijkheid dat een NAK wordt verzonden. De grafiek heeft betrekking op de situatie waarin
p= 0.8 (80% ACK-signalen). Uit de formules voor de optimale waarden voor
ken
llinks van de grafiek volgt dat het meest frequent verzonden signaal wordt verzonden op een lager vermogensniveau en andersom.
ken
lin vaste relatie staan tot elkaar; omdat beide (invers) afhankelijk zijn van de kanaalkwaliteit zal verhoging van het vermogen van het ene signaal betekenen dat het andere signaal met een lager vermogen zal worden verzonden. Van een onafhankelijke aanpassing van de zendvermogens van de ACK- en NACK-signalen is daarmee ook in Shad Derryberry geen sprake. Toepassing van ongelijke vermogens betekent immers nog niet dat deze ook onafhankelijk van elkaar instelbaar zijn. Uit de formules blijkt het tegendeel.
Error Type = both” en het feit dat in de grafiek de interferentie (SNR per bit γb (dB)) wordt afgezet tegen
Pe, ‘
probability of error’. Daarnaast volgt dit uit het gebruik van de MAP Detector in het basisstation. Naar Philips onweersproken heeft aangevoerd wordt daarmee beoogd het
totaalaantal fouten te verminderen, ongeacht het (belang van goede ontvangst van het) signaaltype. Ook het gebruik van de “BEP” (‘
Bit Error Probability’) is daarvan een uiting. Ook daarmee wordt immers geen onderscheid gemaakt naar type fout. De gemiddelde vakman zal daarom uit Shad Derryberry niet afleiden dat de verschillende vermogens van ACK- en NACK-signalen worden toegepast om de foutkansen van de desbetreffende signalen te beïnvloeden. Gegeven de afhankelijkheid van de kanaalkwaliteit zal hij inzien dat wordt gezocht naar een optimaal zendvermogen in die zin dat – afgezet tegen de kans op een
totaalaantal fouten – zo min mogelijk interferentie optreedt. Wiko stelt ook zelf dat dit laatste duidelijk volgt uit Shad Derryberry (par. 113 MvA, par. 113 PA)).
Detectorwel een drempelwaarde wordt ingesteld ter beïnvloeding van de foutkansen, maar dan om deze gelijk te houden. Bij goede kanaalcondities en dus hogere frequentie van ACK-signalen is er een hogere kans op een fout in de juiste detectie van een ACK-signaal. Daarom zal de drempelwaarde dan richting NACK worden verschoven om ervoor te zorgen dat meer signalen als een ACK worden gedetecteerd en de foutkansen dus gelijk blijven. De drempelwaarde wordt dus ingesteld op basis van de frequentie van een signaal. Deze instelling van relatieve foutkansen heeft met het zendvermogen van beide signalen – laat staan met de instelling ervan afhankelijk van het type signaal – niets van doen.
depending on its type”), zoals door Wiko gesteld. Het is immers duidelijk voor de gemiddelde vakman dat de grafiek betrekking heeft
p= 0.8 en dat dit slechts een voorbeeld is, aangezien kanaalcondities in een telecommunicatiesysteem voortdurend aan verandering onderhevig zijn. Hij zal inzien dat, gelet op de in Shad Derryberry gegeven formules waaruit volgt dat het meest voorkomende signaal met het laagste vermogen wordt verzonden, afhankelijk van de kanaalcondities er nu eens meer ACK-signalen en dan weer eens meer NACK-signalen worden verzonden, zodat het nu eens optimaal is als het ene type signaal met hoger vermogen wordt verzonden en dan weer optimaal is als het andere type met hoger vermogen zal worden verzonden, ongeacht het (belang van de goede detectie van het) type signaal. Er is, anders dan Wiko betoogt, derhalve geen aanleiding voor de gemiddelde vakman om uit Shad Derryberry af te leiden dat de optimale situatie dus (altijd) wordt bereikt als
kkleiner is dan
len dientengevolge als een ACK-signaal met een lager vermogen wordt verzonden dan een NACK-signaal. Om diezelfde reden volgt uit Shad Derryberry niet dat de ingestelde vermogens afhankelijk zijn van het type signaal, maar alleen dat dit afhankelijk is van de frequentie waarmee deze voorkomen, ongeachte het type signaal.
power offset’. Daarmee wordt het vermogen bepaald van alle signalen die over dat kanaal worden verzonden, zonder acht te slaan op het type signaal. Niet geopenbaard is derhalve dat het vermogensniveau van het ACK- en NACK-signaal kan worden geselecteerd afhankelijk van het type signaal en voorts evenmin dat een indicatie voor het vermogensniveau door het basisstation wordt verzonden voor elk signaal afzonderlijk. Deze verschilmaatregelen zijn derhalve dezelfde als die bij het gebruik van de EV-DO standaard als uitgangspunt. Ook Wiko gaat daarvan uit (par. 102 MvA). Voor de vaststelling van de met die verschilmaatregelen bereikte technische effecten en op grond daarvan het objectieve probleem wordt verwezen naar hetgeen daaromtrent in r.o. 4.76 is overwogen.
probability of false alarm’. Met PFa wordt de kans weergegeven dat een NACK-signaal ten onrechte wordt geïnterpreteerd als een ACK-signaal (
ACK). Op pag. 2 van Motorola wordt vermeld dat de
false alarm rate10-5 wordt gehanteerd. Dat blijkt ook uit de figuur. De beide “
Desired Operation points” in Motorola zijn op die waarde (daar weergegeven met 1.0E-05) gelegen. Op de horizontale is PDet afgezet, ‘
probability of detection’, de kans dat een ACK-signaal juist wordt geïnterpreteerd. In Motorola 744 is navolgende passage opgenomen: “
If the probability of misinterpreting an ACK as a NACK were PACKASNACK, the HSDPA throughput would be (1- PACKASNACK) of the peak achievable service rate. Therefore, a PACKASNACK of 1% or less will allow the HS-DSCH to provide 99% of the peak throughput.” Daaruit volgt dat de maximale kans op een
NACK is gesteld op 10-2, dus 0,99. Dat de gewenste waarde 0,5% zou zijn, zoals Wiko zonder verdere toelichting stelt, kan in het licht van de geciteerde passage uit Motorola 744 niet als juist worden aanvaard.
beidesignaaltypen (zie r.o. 4.32). Het verloop van de curve is daarbij mede afhankelijk van de energiewaarde waarmee de signalen worden verzonden. De hoogte van het zendvermogen is bepalend voor de afstand tussen beide signalen (vgl. r.o. 4.36 hiervoor)
gelijkvermogen. De curves hebben dus, net als in Van Trees, betrekking op de resultaten bij verzending van ACK- en NACK-signalen met een verschillend, maar wel voor beide signalen gelijk toegepast, vermogen. De in de curve aangegeven “
Desired Operating Points” geven de drempelwaarde weer waarmee wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare kans op een
ACK (PFa van 1.0E-05 op de verticale as). Te zien is dat aan dat vereiste wordt voldaan bij een zendvermogen waarbij de
signal to noise ratio(SNR, in de figuur weergegeven als Eb/No) 7 dB is (blauwe curve), maar dat bij dat vermogensniveau de foutkans voor een
NACK ongeveer 0,98 bedraagt, zodat dan niet wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare foutkans van 0,99. Bij een zendvermogen waarbij de SNR gelijk is aan 8 dB (paarse curve) is dat wel het geval, dan is PDet ongeveer 0,998.
gelijkvermogen worden verzonden. Daarenboven weet de gemiddelde vakman op grond van zijn algemene vakkennis (vgl. Barkat en Van Trees) dat een ROC nu juist is bedoeld om vast te stellen bij welk minimale zendvermogen voor beide signalen (in verband met de wens interferentie te minimaliseren) de drempelwaarde nog zo kan worden ingesteld dat aan beide maximale foutkansen worden voldaan. Op grond van figuur 1 zou de gemiddelde vakman dus vaststellen dat dit minimale vermogen – voor beide signalen gelijkelijk – overeenkomt met 8 dB.
Introduction’ en ‘
Conclusion’: “
It is [was] shown that with a reasonable Ec/No target of -24 dB, an ACK/NACK threshold may [might] be selected to provide robust ARQ performance” (zoals ook blijkt uit figuur 1 zijn de waarden voor Eb/No en Ec/No aan elkaar gerelateerd, waarbij – naar Philips onweersproken heeft gesteld – een waarde van 8 dB voor Eb/No overeenkomt met een waarde van -24 dB voor Ec/No). Op p. 2 is verder ook nog vermeld: “
It is shown that for uplink DPCCH using BPSK coherent detection for a AWGN channel with one receive antenna and for a 10-5 false alarm rate a 0.998 probability of detection (PACKASNACK =2x10-3) is achieved for Ec/No= -24dB for a 2ms TTI.” Wiko heeft niet gewezen op enige passage in Motorola 744 die steun zou bieden voor de door haar, van de stand van de techniek afwijkende, voorgestane uitleg van figuur 1.
Uplink Dedicated Physical Control Channel’ (Uplink DPCCH) beschreven:
The modified DPCCH is used to carry known pilots bits to support channel estimation for coherent detection, acknowledgement bits for hybrid ARQ operation, measurement bits for C/I reporting, TFCI bits for uplink, feedback information bits (FBI) and transmit power-control (TPC) bits.”
Summary’is vermeld wat het doel van de bijdrage is: “
It is desirable to use BPSK coherent detection for transmitting the ACK bit on the uplink so that a 10-5 false alarm rate with approximately 0.99 probability of detection can be maintained.”
The ACK/NACK bits are sent using BPSK modulation i.e. if the HS-DSCH packet is decoded correctly an ACK bit (+1) is transmitted and if it is decoded in error a NACK bit (-1) is transmitted. With the proposed slot format the ACK bits are repetition coded 20 or 30 times. A separate gain control may be used for the ACK bits so that those bits can be decoded with high probability (0.97-0.98) and with a low probability of false alarm (1e-05) at Node-B. The ROC for optimal coherent BPSK demodulation given 1 path and a single receive antenna in AWGN is shown in Figure 2.”
signal to noise ratio’ (SNR)).
Probability of False Alarm’), derhalve de kans dat een NACK-signaal ten onrechte wordt geïnterpreteerd als een ACK-signaal (
ACK) (en niet andersom, zoals Wiko ten onrechte stelt; vgl. ook Motorola 744 besproken in r.o. 4.96 e.v. hiervoor). Op de horizontale as wordt de waarde gegeven voor PDet (‘
Probability of Detection’), derhalve de kans op juiste interpretatie van een ACK-signaal. De kans op
NACK (een ACK signaal dat ten onrechte is geïnterpreteerd als NACK) staat gelijk aan 1 – PDet. In neerwaartse richting langs de curve neemt de kans op een
ACK af, maar de kans op een
NACK toe.
gain controlwordt gebruikt voor de overdracht van ACK-signalen. Wiko leidt dat ten onrechte af uit de daarin opgenomen zinsnede “
It is desirable to use BPSK coherent detection for transmitting theACK biton the uplink so that a 10-5 false alarm rate with approximately 0.99 probability of detection can be maintained”en de zinsnede “
A separate gain control may be used for theACK bitsso that those bits can be decoded with high probability (0.97-0.98) and with a low probability of a false alarm (1e-05) ate Node-B”. (onderstreping hof)
acknowledgementbits for hybrid ARQ operation’. Naar ook Wiko zelf stelt worden hiermee zowel ACK- als NACK-signalen bedoeld.
It is desirable to use BPSK coherent detection for transmitting the ACK bit on the uplink so that a 10-5 false alarm rate with approximately 0.99 probability of detection can be maintained” wordt zowel verwezen naar de kans op
false alarm, als naar de
probability of detection. Daaruit volgt dat met ‘
the ACK bit’ in die passage zowel een ACK-signaal als een NACK-signaal is bedoeld. Datzelfde geldt voor de andere passage waarop WIKO zich beroept: “
A separate gain control may be used for the ACK bits so that those bits can be decoded with high probability (0.97-0.98) and with a low probability of a false alarm (1e-05) at Node-B.” waarin zowel wordt verwezen naar juiste interpretatie van een ACK-signaal (“
can be decoded with high probability”) als naar
false alarmbij onjuiste interpretatie van een NACK-signaal.
Ack’ wordt bedoeld ‘
acknowledgement bits’ en dat met ‘
N’ het aantal bits wordt weergegeven (ook gelezen in verband met tabel 1 waarin van alle type bits het aantal wordt vermeld). Het is (ook volgens Wiko) voor de gemiddelde vakman duidelijk dat een
acknowledgement bitzowel een ACK- of een NACK-signaal kan zijn (zie ook r.o. 4.108 hiervoor). De in het voorstel bedoelde ‘
separate gain control’ ziet dus op bevestigingsignalen in zijn algemeenheid, ongeacht of dat een ACK- of NACK-signaal is.
ACK is gesteld op 10-5 en voor
NACK op 10-2 (1 – 0.99), in overeenstemming met de op de prioriteitsdatum heersende gedachte dat een
ACK nadeliger is dan een
NACK. Uit de ROC-curve kan worden afgeleid dat bij het geselecteerde (voor beide signalen zelfde) zendvermogen verschillende (gegeven de verschillende maximale foutkansen: biased) drempelwaarden kunnen worden gekozen waarmee aan die vereisten kan worden voldaan. De toepassing van verschillende vermogens voor ACK- en NACK-signalen wordt in Motorola 021 niet geopenbaard en helemaal niet met het doel om daarmee de foutkansen te beïnvloeden, hetgeen immers plaatsvindt door
biasedinstelling van de drempelwaarde.
Access Preamble’ (AP)). Het basisstation bevestigt de ontvangst daarvan met een ACK-signaal. Om de ontvangst van dat ACK-signaal te bevestigen stuurt het mobiele station een PKT-bericht, met hoger zendvermogen. Als het mobiele station geen ACK-signaal ontvangt wordt het bevestigingsverzoek AP nogmaals verstuurd met (steeds) hoger vermogen. Het basisstation stuurt geen NACK-signaal.
the network” zodat sprake is van een aanduiding overgeseind door het basisstation voor elk signaaltype. Omdat is beschreven dat het vermogen van de signalen steeds toeneemt ten opzichte van het voorgaande signaal is ook sprake van een offsetwaarde. Daarmee zijn conclusies 10 en 14 door WO 252 geopenbaard aldus Wiko.
tweebeschikbare type signalen.
ACK helemaal niet. Bovendien worden er in WO 252 helemaal geen NACK-signalen verstuurd. Daarom valt niet in te zien hoe de gemiddelde vakman er uitgaand van WO 252 toe zou komen NACK-signalen met een hoger vermogen te gaan verzenden dan ACK-signalen.
satellite’ of ‘
terrestrial cellular communication system’ tussen een ‘
network station’ (basisstation) en een ‘
user terminal’ (mobiel station). Wanneer de verbinding wordt opgezet, verzendt het basisstation een
paging signalaan het mobiele station. US 174 vermeldt dat dit met voldoende marge dient te geschieden: “
The paging signal must be of a "margin" great enough for the user terminal to detect the signal. (…) The margin of a signal can be increased by increasing its power level, by encoding the signal, and by repeating the signal.” Als het ‘
paging signal’ goed is ontvangen stuurt het mobiele station een ontvangstbevestiging, die eveneens met voldoende marge moet worden verzonden. Het probleem is evenwel dat dat dit vanwege de beperkte capaciteit van het mobiele station niet altijd mogelijk is.
The margin of the acknowledgement signal is thereby increased without increasing the power level at which the acknowledgement signal must be transmitted by the user terminal”. US 178 beschrijft een uitvoeringsvorm waarbij het bevestigingssignaal op verschillende manieren kan worden gecodeerd, afhankelijk van het vermogen waarmee het paging signal is verzonden: “
When, for instance, the paging signal is transmitted at a normal power level, the acknowledgment signal is encoded in one manner, and when the power level of the paging signal is boosted to be of a higher power level, the acknowledgment signal is encoded in a second manner.” Volgens Wiko zijn daarmee twee bevestigingssignalen geopenbaard.
paging signalwel is geopenbaard dat dit met gewoon of – om goede ontvangst te verzekeren – een hoger vermogensniveau kan worden verzonden, zodat het voor de hand ligt dit ook toe te passen op verzending van het bevestigingssignaal wanneer de vermogenscapaciteit van het mobiele station dat toelaat. Philips heeft daar, naar het oordeel van het hof met recht, tegenin gebracht dat dit in strijd is met de leer van US 178, waarin het vermogensniveau van het bevestigingssignaal nu juist niet wordt verhoogd. Bij gebreke van een tweede type bevestigingssignaal wordt niet geleerd en ligt het, uitgaand van US 178, ook niet voor de hand om voor verschillende signaaltypen verschillende afzonderlijk instelbare vermogensniveaus toe te passen. Een aanleiding of aanwijzing om de ontbrekende maatregelen uit conclusie 10 toe te passen op US 178 ontbreekt. Ook hier heeft Wiko niets meer tegenover gesteld.
In an exemplary embodiment, the RPC signal is transmitted […] and is used to regulate the power of the reverse link signals transmitted by each subscriber station”. Zoals Wiko ook zelf heeft gesteld (par. 71 PEA), bepaalt het RPC (
Reverse Power Control)-signaal het vermogen van alle signalen die over de reverse link channel worden verstuurd. Dat betekent dat de zendvermogens van ACK- en NACK-signalen worden bepaald, zonder dat er enig onderscheid wordt gemaakt naar type signaal.
power offsetal dan niet moet worden vastgesteld, waarop Wiko heeft gewezen, doet daar niet aan af. Ook daarmee kunnen immers de vermogensniveaus van de ACK- en NACK-signalen ten opzichte van elkaar worden gevarieerd. Met een RPC-signaal volgens WO 477, dat te allen tijde en in gelijke mate het vermogensniveau van alle over de uplink-kanalen verzonden signalen bepaalt, kan dat niet worden bereikt. Een signaaltype-afhankelijke indicatie zal door de gemiddelde vakman ook niet in WO 477 worden meegelezen op grond van de hem bekende telecommunicatiesystemen, zoals Wiko nog heeft gesteld, nu deze maatregel daarin evenmin is geopenbaard (zie r.o. 4.49 en r.o. 4.81).
beschikbaarvoor verzending. Er is dan alleen een ACK- of NACK-signaal.
verzonden. Het is ook niet mogelijk het zendvermogen van het ACK-signaal in te stellen, want voor zover al als verzonden beschouwd, is het zendvermogen van een ACK-signaal altijd nul. Het feit dat volgens het octrooi het variabele vermogensniveau van een signaal op nul
gesteldkan worden doet aan het voorgaande niet af. Dat is immers iets wezenlijk anders dan een signaal waarvan het vermogensniveau alleen nul kan zijn. Uit het feit dat het niet mogelijk is het vermogensniveau van het ACK-signaal te variëren (omdat dit geen ander (verondersteld) vermogen kan hebben dan nul) volgt verder dat het, ook in de benadering van Wiko, bij de ACK-of NACK based uitvoeringsvormen dus niet zo is dat de vermogensniveaus van ACK- en NACK-signalen onafhankelijk van elkaar instelbaar zijn.
elkvan de signalen overgeseind door het basisstation, zoals voorgeschreven door het laatste deelkenmerk van conclusie 10. In WO 477 wordt het vermogensniveau van het ACK- of NACK-signaal bepaald door een RPC-signaal. Voor het (veronderstelde) ACK-of NACK-signaal wordt geen indicatie verzonden en is het vermogensniveau dus ook niet afhankelijk van die indicatie.
in dependence on an indication of the power level at which each type of signal is transmitted, the indication being
intermediate generalisation’ op.
According to a third aspect of the present invention there is provided aprimary stationfor use in a radio communication system having a communication channel for the transmission of data packets from the primary station to a secondary station, wherein means are provided for transmitting a data packet to the secondary station and for receiving a signal from the secondary station to indicate the status of a received data packet, which signal is selected from a set of at least two available signal types, andwherein means are provided for signalling to the secondary station an indication of how the power level at which the secondary station transmits the signal depends on the type of the signal” [onderstreping hof]
the indication comprises an instruction to the secondary station to transmit at least two types of signals at different powers”, in conclusie 10 dat “
that the indication informs the secondary station of a required power difference between two different types of signals”.
intermediate generalisationop. In die passage wordt bovendien niet een selectie van het vermogensniveau door het mobiele station geopenbaard, terwijl dat nu wel in conclusie 10 is opgenomen. Het toegevoegd deelkenmerk verschaft daarmee nieuwe informatie en is ook om die reden niet toegelaten.
intermediate generalisation, aldus Wiko.
Disclosure of Invention’) in de context van de volledige beschrijving, waaronder de verschillende uitvoeringsvoorbeelden onder het kopje ‘
Modes for Carrying Out the Invention’, waaruit expliciet volgt dat het vermogensniveau van het bevestigingssignaal dat door het mobiele station is geselecteerd, per type afhankelijk is van de door het basisstation overgeseinde indicatie voor elk signaaltype. In context gelezen, begrijpt de gemiddelde vakman uit de geciteerde passage dat het basisstation middelen heeft voor het overseinen aan het mobiele station van een indicatie die per type signaal het vermogensniveau bepaalt waarmee het mobiele station het geselecteerde bevestigingssignaal (ACK of NACK) verzendt. Die indicatie kan verschillende vormen aannemen: het kan bijvoorbeeld een indicatie zijn om al dan niet een
power offsettoe te passen of het specifieke vermogensniveau aanduiden. Verschillende van die vormen zijn ook in van conclusie 6 afhankelijke onderconclusies onder bescherming gesteld. Die indicaties hebben met elkaar gemeen dat daarmee het vermogensniveau van elk type signaal kan worden gevarieerd ten opzichte van dat van het andere signaal. (vgl. ook r.o. 4.6) Daarmee is voldoende basis voor het deelkenmerk “
and in dependence on an indication of the power level at which each type of signal is transmitted” in de oorspronkelijke aanvrage.
an indication of howthe power level at which the secondary station transmitsthe signal depends on the type of the signal” besloten. Het heeft geen zin een indicatie te verzenden indien die niet kan en zal worden opgevolgd. Dat de ontvangstmiddelen niet expliciet zijn geopenbaard en evenmin hoe een en ander dan is geïmplementeerd maakt dat niet anders.
power offsettoegepast in de EV-DO standaard) die door het basisstation aan het mobiele station worden verzonden. De gemiddelde vakman zal het ook daarom als vanzelfsprekend beschouwen dat het mobiele station middelen heeft om de indicatie van het basisstation te ontvangen en dat het die instructie vervolgens opvolgt door het geselecteerde bevestigingssignaal te verzenden met een vermogen met inachtneming van de indicatie van het basisstation voor dat type signaal.
intermediate generalisationop. Nu de toegevoegde passage is gebaseerd op de geciteerde passage en niet op hetgeen in de uitvoeringsvoorbeelden is geopenbaard is van ontoelaatbare
intermediate generalisationop die grond evenmin sprake.
power offsetwordt in verschillende uitvoeringsvoorbeelden geopenbaard, zonder evenwel functioneel en structureel onlosmakelijk met de overige elementen daarvan verbonden te zijn. De gemiddelde vakman begrijpt dat – ook bij de uitvoeringsvoorbeelden – de essentie is dat de vermogensniveaus van de ACK- en NACK-signalen afzonderlijk van elkaar kunnen worden ingesteld. Of dit gebeurt door een indicatie die een
power offsetinhoudt of het specifieke niveau aangeeft is daarbij van geen belang. Het opnemen van de toepassing van een
power offsetin conclusie 14 is derhalve niet aan te merken als een ontoelaatbare
intermediate generalisation.
High Speed Dedicated Physical Control Channel’) een uplink '
feedback' signaal aan het basisstation, waarmee (onder meer) de status van het ontvangen datapakket wordt aangegeven. De over dit kanaal te verzenden '
feedback' bestaat uit een HARQ-ACK (‘
Hybrid-ARQ Acknowledgement’) signaal en een CQI (‘
Channel Quality Indication’) signaal. Door middel van het HARQ-ACK-signaal informeert het mobiele station het basisstation omtrent de status van het door haar ontvangen gegevenspakket. Dit signaal kan een ACK of een NACK zijn.
When an HS-DPCCH is active, the values of ∆ACK, ∆NACK and ∆CQI set by higher layers are translated to the quantized amplitude ratios ∆hs as specified in [3] subclause 4.2.1.2, and shall be set for each HS-DPCCH slot as follows. For HS-DPCCH slots carrying HARQ-Acknowledgement:
Dedicated Physical Control Channel’). Op basis hiervan bepaalt het mobiele station het specifieke vermogensniveau van het te verzenden signaal. Uit de geciteerde paragraaf volgt dat de waarde van ∆hs (en daarmee het vermogensniveau van het te verzenden HARQ-ACK-signaal) afhankelijk is van het type bevestigingssignaal dat het mobiele station verzendt: is dit een ACK-signaal, dan hanteert het mobiele station de waarde van ∆ACK voor ∆hs; is dit een NACK-signaal, dan hanteert het mobiele station de waarde van ∆NACK voor ∆hs.
by higher layers”) aan het mobiele station verzonden als onderdeel van de “
uplink DPCH power control info” dat deel uitmaakt van (bijvoorbeeld) het zgn. "
RRC Connection Setup" bericht.
The quantization of the power offset”, aldus Philips. Daarin ligt besloten dat Philips zich op het standpunt stelt dat de vermogensniveaus van de ACK- en NACK-signalen onafhankelijk van elkaar worden bepaald.
OP”). Aangezien optionele elementen niet behoeven te worden toegepast om de UMTS standaard te gebruiken volgt uit het feit dat de producten van Wiko aan die standaard voldoen derhalve niet dat inbreuk wordt gemaakt op het octrooi.
specifieke(absolute) vermogenswaarden vaststelt. Zoals ook volgt uit de beschrijving en de verschillende daarin beschreven uitvoeringsvoorbeelden kan een indicatie ook bestaan uit een offsetwaarde, waarbij het vermogen van het ene signaaltype wordt bepaald ten opzichte van dat van het andere signaaltype.
power offsetin de EV-DO standaard). Dat daarmee onduidelijk zou blijven op welk niveau de signalen daadwerkelijk worden verzonden, zoals Wiko stelt, valt zonder nadere toelichting die zij evenwel niet heeft gegeven, niet in te zien.
by higher layers” volgt dat de aanduiding door het basisstation wordt verzonden. Philips heeft daarop nader onderbouwd dat dit volgt uit de relevante standaard TS 125 331) waarin staat dat ∆ACK en ∆NACK onderdeel uitmaken van “
Uplink DPCH power control” die onderdeel uitmaakt van de “
Uplink DPCH info” die op haar beurt weer onderdeel uitmaakt van verschillende “
RRC messages” die door het basisstation naar het mobiele station worden verstuurd. Dit is door Wiko vervolgens niet meer bestreden, zodat van de juistheid van de stellingen van Philips is uit te gaan.
typesignaal dat moet worden verzonden en dat vervolgens een daarop van toepassing zijnd vermogensniveau moet worden gekozen, aan de hand van een aanduiding (die ook uit een
power offsetkan bestaan) van het basisstation, die het mobiele station in staat stelt dat toepasselijke vermogensniveau te berekenen. Blijkens de standaard (zie r.o. 4.146) zal (de bevestigingsmiddelen van) het mobiele station, als een ACK wordt verstuurd de waarde ∆ACK toepassen en als een NACK wordt verstuurd de waarde ∆NACK. Wiko heeft dit verder onbestreden gelaten, zodat ook dit verweer wordt verworpen.
In both WIKO Rainbow 4G and WIKO Highway Star 4G mobile handsets, the ACK transmit power depends on the ∆ACK parameter setting; the NACK transmit power depends on the ∆NACK parameter setting.
standard setting organisation’ (SSO) die zich ten doel stelt een standaard vast te stellen voor een mobiel communicatiesysteem, zodat basisstations en mobiele stations compatibel zijn en met elkaar kunnen communiceren.
standard essential patent’ (SEP). Leden van ETSI hebben zich gebonden aan de
ETSI Rules of Procedure(ETSI Rules), waarvan de
ETSI Intellectual Property Rights Policy(ETSI IPR Policy) deel uitmaakt. Teneinde derden in de gelegenheid te stellen om tegen een redelijke vergoeding van de gestandaardiseerde technologie gebruik te maken, schrijft artikel 6.1 ETSI IPR Policy voor dat een houder van een standaard essentieel octrooi (SEP-houder) zich bereid dient te verklaren aan derden een licentie te verlenen onder hun SEP op zogenoemde ‘
fair reasonable and non discriminatory’ (Frand-) voorwaarden. Hiermee wordt beoogd een evenwicht te bereiken tussen het belang van een effectieve octrooibescherming voor de SEP-houder en de gerechtvaardigde belangen van derden om dat octrooi (en dus de standaard) te kunnen gebruiken. Philips heeft op 15 januari 1998 zo’n verklaring afgelegd, die luidt als volgt:
anticompetitive’) is, maar dat het onder bijzondere omstandigheden ongeoorloofd kan zijn om op basis van een standaard essentieel octrooi een verbodsvordering in te stellen tegen een derde die serieus bereid is om een licentie af te sluiten en hierover met de SEP-houder te goeder trouw te onderhandelen, ook wel aangeduid als een ‘
willing licensee’ (par. 126 Google-beschikking, Case No COMP/M.6381).
Artikel 102 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een octrooi dat essentieel is voor een door een standaardisatieorganisatie opgestelde standaard, die jegens deze standaardisatieorganisatie de onherroepelijke verbintenis is aangegaan om aan derden een licentie te verlenen onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, genoemd FRAND-voorwaarden („fair, reasonable and non-discriminatory”), geen misbruik van zijn machtspositie in de zin van dat artikel maakt door een beroep wegens inbreuk in te stellen strekkende tot staking van de inbreuk op zijn octrooi of tot terugroeping van de producten voor de vervaardiging waarvan gebruik is gemaakt van dit octrooi, wanneer:
Anderzijds dient de houder van dit SEO, nadat de vermeende inbreukmaker te kennen heeft gegeven dat hij bereid is een licentieovereenkomst te sluiten onder FRAND-voorwaarden, deze inbreukmaker een concreet en schriftelijk aanbod van een licentie onder FRAND-voorwaarden te doen” volgt dat de tweede stap is dat de SEP-gebruiker vervolgens te kennen dient te geven dat hij bereid is een licentieovereenkomst te sluiten onder Frand-voorwaarden. Hij dient zich met andere woorden een ‘
willing licensee’ te tonen.
(…) the judgment does not hold that if the circumstances diverge from the scheme set out in any way then a patentee will necessarily abuse their dominant position by starting such a claim. In those circumstances the patentee's conduct may or may not be abusive. The scheme sets out standard of behaviour against which both parties behaviour can be measured to decide in all the circumstances if an abuse has taken place.”
willing licenseeheeft getoond, zoals door Philips gesteld. Aldus was Philips niet gehouden een licentievoorstel aan Wiko te doen en stond het haar vrij een verbodsactie tegen Wiko te beginnen, hetgeen Wiko evenmin bestrijdt (PA-Frand Wiko par. 2).
willing licensee’ heeft getoond). Als onderdeel van de derde prejudiciële vraag was voorts aan het HvJ EU voorgelegd of het licentievoorstel alle bepalingen dient bevatten die gewoonlijk in licentieovereenkomsten op het betrokken technische gebied worden opgenomen. Tegen die achtergrond moet de zinsnede “
the amount of the royalty and the way in which that royalty is to be calculated” uit r.o. 63 daarom zo worden begrepen dat het HvJ EU met name van belang acht dat in het aanbod uiteengezet wordt niet alleen wat de royaltyvergoeding is, maar de manier waarop die moet worden berekend. In dat verband is ook in aanmerking te nemen dat er vele modaliteiten zijn voor de berekening van de royalty (bijvoorbeeld op basis van het hele product of alleen een onderdeel ervan, percentages, in- en verkoopprijzen, kosten, staffels, etc.).
Wiko Germany GmbH is not an affiliate of Wiko SAS or any other company of the Wiko Group as it is currently legally independent from the other Wiko companies.”.
willing licenseeop te stellen.
slechts [kan] aanvoeren dat een vordering tot staken of tot terugroeping van producten misbruik oplevert, indien hij de houder van het betrokken SEO op korte termijn en schriftelijk een concreet tegenaanbod doet dat aan de FRAND-voorwaarden beantwoordt.”. Blijkens hetgeen Wiko heeft gesteld in par. 466 MvA (“de vermeende inbreukmaker … kan [hij]
een verbod voorkomendoor de octrooihouder een nieuw licentievoorstel te doen” - cursivering hof) onderkent zij dit zelf ook. Bij gebreke van een SEP-houding bij Wiko komt het beroep op misbruik van recht door Philips om haar octrooi tegenover Wiko te handhaven Wiko dus niet toe. In dezelfde zin heeft het Landgericht Mannheim overwogen in diens uitspraak van 25 november 2016 in de eveneens op 19 oktober 2015 aanhangig gemaakte procedure tussen Philips en Wiko Germany GmbH over EP 525, waarin de verbodsvorderingen van Philips zijn toegewezen. Het schorsingsverzoek tegen het opgelegde inbreukverbod is op 31 januari 2017 door het Oberlandesgericht Karlsruhe afgewezen. Dat het Landgericht Mannheim in de hiervoor genoemde Duitse procedure tegen Wiko (zie r.o. 4.160) de verbodsvorderingen van Philips heeft afgewezen, vindt zijn oorzaak daarin dat de feiten in die procedure anders waren, in die zin dat die procedure eerst later aanhangig is gemaakt en Wiko naar het oordeel van het Duitse gerecht zich inmiddels (na het aanhangig maken van onderhavige procedure en de procedure tegen Wiko Germany, maar voor het aanhangig maken van de Duitse procedure tegen Wiko) een
willing licenseehad getoond. Ingevolge het Huawei / ZTE arrest rustte daardoor op Philips de plicht een licentie-aanbod onder Frand-voorwaarden te doen en heeft de Duitse rechter – die van oordeel was dat in het Huawei / ZTE arrest een substantiëringsplicht voor de octrooihouder besloten ligt – geoordeeld dat Philips niet aan haar substantiëringsplicht had voldaan en daarom de verbodsvordering afgewezen.
non discriminatory’) zou zijn. Voorts heeft Wiko zich, nadat Philips onderhavige procedure aanhangig had gemaakt, wel bereid verklaard om met Philips te goeder trouw te onderhandelen over een licentie-overeenkomst onder Frand-voorwaarden en heeft zij daartoe ook een tegenvoorstel onder Frand-voorwaarden gedaan. Vervolgens heeft Philips zich niet bereid getoond om te goeder trouw met Wiko over de hoogte van de licentievergoeding te onderhandelen, terwijl zij tegenover concurrenten heeft verklaard dat de royalty-vergoeding van USD 0,75 slechts een openingsbod was. Philips daarentegen is van oordeel dat Wiko zich niet een ‘
willing licensee’ heeft getoond, zodat Wiko niet heeft voldaan aan de in het Huawei / ZTE arrest gestelde basisvoorwaarde voor het kunnen voeren van een Frand-verweer. Nadien getoonde
willingnesskan daaraan niet af doen, zodat de verbods- en recall-vorderingen reeds daarom moeten worden toegewezen. Verder voldoet haar licentie-voorstel wel aan Frand-voorwaarden en heeft Wiko zich ook na het aanhangig maken van de procedure niet als een
willing licenseeopgesteld, aldus Philips. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
we are willing to discuss different licensing structures if Wiko so desired, such as a lump sum arrangement. At multiple occasions, we have invited Wiko to make a serious counteroffer, but much to our disappointment these invitations have turned out to be made in vain.”), alsmede de in elk geval in dat opzicht onvoldoende gemotiveerd weersproken verklaring van mevrouw [naam 1] , blijkt genoegzaam dat Philips bereidheid heeft getoond om nadere toelichting te geven op dat voorstel en daarover met Wiko te onderhandelen, waarmee desgewenst ook specifiek voor haar situatie onredelijk uitpakkende voorwaarden ter discussie gesteld hadden kunnen worden.
past sales’). Philips heeft de redelijkheid van dat voorstel onderbouwd met rapporten van professor [professor] (hierna: [professor] ). Hij concludeert: “
Philips' offer (see Exhibit 3) for a license for Philips' UMTS and LTE portfolios on a worldwide basis for the life of the patents with a per unit royalty of USD 0.75 per product reflects FRAND terms and conditions”. [professor] heeft zich mede gebaseerd op een (in het kader van diens eigen onderhandelingen opgestelde) interne analyse van een licentienemer met betrekking tot “
the value of Philips' UMTS patent portfolio vis-a-vis the broader value for all SEPs”, de blijkens diverse publicaties door derden gehanteerde licentievergoedingen, de ‘
litigation history’ en het aandeel van de Philips portefeuille in de relevante standaard. Weliswaar heeft Wiko de nodige kritiek geuit op dit rapport, maar daarmee miskent Wiko dat het, zoals hiervoor in r.o. 4.184 overwogen, niet aan Philips is om te bewijzen dat haar voorstel Frand is, maar dat de bewijslast van de door Wiko gestelde niet-Frandheid van het voorstel van Philips op haar rust. Wiko heeft zelf geen rapportage overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt.
willing licenseeheeft getoond. Ook op dit punt heeft Philips zich bovendien bereid verklaard met Wiko te onderhandelen, waarop Wiko niet is ingegaan.
The current licensees collectively represent more than 19% of 2016 worldwide smartphone volume.”
USD0,084, maar een verdubbeling van het eerdere aanbod tot een
percentagevan 0,084% (uitgaande van de compliance rate van 0,042%) betrof en bovendien niet daadwerkelijk een aanbod (maar een ‘test’ om te zien hoe Philips zou reageren). Dat Philips hier het gelijk aan haar zijde heeft ligt in de rede. Wiko heeft volgens de verklaring van [naam 3] , Chief Intellectual Property Officer bij Wiko, “
offered to increase (double) our royalty proposal” en Wiko is daarna bij de berekening van haar escrow-betalingen niettemin blijven uitgaan van haar tegenvoorstel met een compliance-rate van 0,042%, zoals bij e-mail van 26 juni 2018: “
Applying the compliant rate according to the counteroffer (0.042% of the net selling price)(…)”. Voor de beoordeling van de Frandheid van het voorstel van Wiko maakt het overigens geen verschil van welke lezing wordt uitgegaan.
in this case royalty stacking could not be a problem and that the royalty rate asked by Philips would not contribute to or exacerbate royalty stacking. In fact, as will be discussed below, when taking the relative value of Philips' portfolio into account, the proposed royalty rates are fair and reasonable even if a hypothetical royalty stack is applied.”. Ten slotte is niet in te zien waarom voor het verleden een substantieel lagere vergoeding verschuldigd zou zijn, al helemaal niet in aanmerking genomen de stelling van Wiko dat de portefeuille met het verloop van de tijd juist steeds minder waard wordt wegens het aflopen van octrooibescherming, hetgeen juist een hogere vergoeding over het verleden zou rechtvaardigen.
willing lisensorzou zijn, zoals Wiko heeft betoogd.
willing’ is geworden, zoals Wiko stelt, maar Philips bestrijdt, kan bij deze stand van zaken in het midden blijven.