ECLI:NL:GHDHA:2019:3726

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
2200016118
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van rijden onder invloed door gebrek aan bewijs van goedkeuring ademanalyse-apparaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 300,- voor het rijden onder invloed van alcohol. De tenlastelegging betrof het rijden op 6 februari 2016 te Leiden, waarbij het alcoholgehalte in de adem 310 microgram bleek te zijn, wat hoger is dan de toegestane norm. De verdachte ontkende echter dat hij onder invloed was en betwistte de betrouwbaarheid van het ademanalyse-apparaat, omdat de bijbehorende NMI-verklaring aangaf dat het apparaat geldig was tot 5 juni 2015, terwijl de meting op 6 februari 2016 plaatsvond.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 13 december 2018 en 16 december 2019 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter werd vernietigd en dat de verdachte werd vrijgesproken. Het hof heeft het onderzoek heropend om de juiste NMI-verklaring te verkrijgen, maar dit bleek niet mogelijk. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat het ademanalyse-apparaat op het moment van de meting goedgekeurd was en voldeed aan de voorschriften. Gezien de ontkennende houding van de verdachte en het gebrek aan bewijs, heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte onder invloed van alcohol had gereden.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, de eerder uitgevaardigde strafbeschikking ingetrokken en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Deze uitspraak benadrukt het belang van deugdelijk bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de betrouwbaarheid van meetapparatuur.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000161-18
Parketnummer: 96-076154-17
Datum uitspraak: 16 december 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 11 december 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
thans niet gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op 13 december 2018 en 16 december 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat de verdachte van het ten laste zal worden vrijgesproken.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis. Voorts is de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 6 februari 2016 te Leiden als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 310 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte bepleit de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte ontkent op 6 februari 2016 te Leiden onder invloed van alcohol een personenauto te hebben bestuurd. Voorts betwist de verdachte de betrouwbaarheid van het ademanalyse-apparaat, nu op de bij het resultaat van het ademonderzoek gevoegde NMI-verklaring staat vermeld: ‘geldig tot: 5 juni 2015’, terwijl de meting is verricht op 6 februari 2016. Nu nader onderzoek geen NMI-verklaring heeft opgeleverd waaruit blijkt dat het ademanalyse-apparaat ten tijde van de meting aan de voorschriften voldeed, dient de verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daarover als volgt.
Het hof heeft bij tussenarrest van 27 december 2018 het onderzoek heropend teneinde alsnog de juiste NMI-verklaring aan het dossier te laten toevoegen.
Uit een e-mailbericht d.d. 9 mei 2019 blijkt dat het niet gelukt is de juiste NMI-verklaring te verkrijgen. Het nadere onderzoek heeft derhalve geen aanvullende informatie opgeleverd over de vraag of het gebruikte ademanalyse-apparaat ten tijde van de meting aan de voorschriften voldeed.
De verdachte heeft steeds ontkend onder invloed van alcohol een personenauto te hebben bestuurd en hij heeft de betrouwbaarheid van het ademanalyse-apparaat betwist. Wat betreft de vaststelling dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, is het hof derhalve volledig aangewezen op de uitkomst van het ademonderzoek.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat het ademanalyse-apparaat ten tijde van de meting was goedgekeurd en derhalve voldeed aan de voorschriften. Gelet hierop, alsmede gelet op de ontkennende houding van de verdachte, is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 1 maart 2016 onder CJIB nummer [X].
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga, mr. B.P. de Boer en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. K. Kiela.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 december 2019.