ECLI:NL:GHDHA:2019:3742
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van hoger beroep in een Second Opinion-procedure met betrekking tot een civiele zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellante] tegen [geïntimeerde 1] c.s. Het hof verwijst naar het tussenarrest van 11 december 2018, waarin een comparitie van partijen was gelast, maar deze heeft niet plaatsgevonden. Voorafgaand aan de comparitie hebben partijen verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure, waarbij [appellante] haar memorie van grieven heeft ingetrokken. De advocaten hebben een SO-formulier ingevuld en ondertekend, waarmee zij instemden met de procedure en de conclusies van artikel 347 lid 1 Rv hebben aanvaard.
De enige grief van [appellante] was dat de rechtbank Den Haag niet had beslist zoals zij in eerste aanleg had gevorderd. Het hof heeft de overwegingen van de kantonrechter overgenomen en het bestreden vonnis bekrachtigd zonder nadere motivering, zoals toegestaan onder artikel 4.2 van het Second Opinion Reglement. Aangezien [appellante] in het ongelijk is gesteld, is zij veroordeeld in de proceskosten, die zijn beperkt tot het door [geïntimeerde 1] c.s. betaalde griffierecht van € 1.649,00.
De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd, [appellante] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, en dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier.