Het geding en de feiten
1. In de strafzaak tegen verzoeker onder genoemd rolnummer heeft de meervoudige strafkamer van dit hof in de samenstelling mr. C.G.M. van Rijnberk, voorzitter,
mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. E. van Die, leden, op 30 maart 2017 een (eerder voor
15 november 2016 geplande) regiezitting gehouden. Ter terechtzitting van 11 mei 2017 heeft deze meervoudige strafkamer zijn beslissingen op de namens verzoeker ingediende onderzoekswensen meegedeeld. Die beslissingen zijn verwoord in het van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal.
2. Bij brief d.d. 17 juli 2017 heeft de raadsman van verzoeker de voorzitter van genoemde strafkamer mr. C.G.M. van Rijnberk bericht dat de verdediging voornemens was om de afgewezen onderzoekswensen nogmaals op een nader te bepalen regiezitting te herhalen, ondersteund met nieuwe stukken en/of een nadere motivering.
3. Bij brief d.d. 25 augustus 2017 heeft de voorzitter mr. C.G.M. van Rijnberk bij monde van de griffier aan de raadsman van verzoeker onder meer het volgende medegedeeld:
“Vanzelfsprekend staat het u vrij om te gelegener tijd, bij voorbeeld bij pleidooi, uw eerder gedane onderzoekswensen te herhalen. De regiefase is evenwel afgerond. Ter voorkoming van misverstand meld ik u dat er geen nader te bepalen regiezitting zal worden gehouden”.
4. Naar aanleiding van de brief d.d. 25 augustus 2017 heeft de raadsman namens verzoeker bij brief d.d. 29 augustus 2017 een verzoek tot wraking van genoemde voorzitter gedaan. Voor zover de voorzitter van de strafkamer die beslissing heeft genomen mede namens de twee andere leden van de strafkamer, mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. E. van Die, heeft de raadsman zijn verzoek mede gericht tegen die twee leden. De griffier heeft deze brief per
e-mail aan genoemde raadsheren toegezonden met het verzoek op het verzoek tot wraking te reageren.
5. Ten aanzien van het verzoek tot wraking heeft de voorzitter mr. C.G.M. van Rijnberk zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de strekking van haar brief d.d. 25 augustus 2017 niet is dat het de verdediging niet vrijstaat om afgewezen onderzoekswensen opnieuw in te dienen en te ondersteunen aan de hand van nieuwe stukken dan wel nader te motiveren, maar dat dit bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te gebeuren. Haar ontgaat, aldus haar reactie, dat op grond van deze beslissing sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
6. Op 15 september 2017 is het namens verzoeker gedane wrakingsverzoek door de wrakingskamer van dit hof behandeld. Bij beslissing van 28 september 2017 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen.
7. Bij brief d.d. 1 november 2017 heeft de raadsman van verzoeker de onderzoekswensen (nader) gemotiveerd en verzocht om een nieuwe regiezitting te entameren, zodat de verdediging haar onderzoekswensen nader kan toelichten en onderbouwen.
8. Bij brief d.d. 23 november 2017 heeft het hof het verzoek tot het entameren van een nieuwe regiezitting afgewezen. Het hof heeft bewilligd in het horen van een aantal getuigen. Het verzoek tot het horen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6], alsmede een aantal bankmedewerkers, is afgewezen.
9. Bij brief d.d. 8 november 2018 heeft de raadsman de strafkamer van het hof opnieuw verzocht een regiezitting te plannen. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft de raadsman gesteld dat zich in de strafzaak cruciale ontwikkelingen hebben voorgedaan naar aanleiding waarvan de verdediging haar verzoek tot het horen van een aantal getuigen wenst aan te vullen en nader te onderbouwen. Voorts is ter onderbouwing aangevoerd dat de verdediging gebruik wenst te maken van de gelegenheid om erop te attenderen dat het hof op een aantal onderzoekswensen geen beslissing heeft genomen, met het verzoek deze alsnog toe te wijzen. Ook wenst de verdediging te reageren op de (motivering van het hof tot) afwijzing van een aantal onderzoekswensen, mede naar aanleiding van de recente ontwikkelingen in de strafzaak. In de brief d.d. 8 november 2018 heeft de raadsman van verzoeker eveneens gesteld dat de beslissingen van het hof zijn genomen op basis van feitelijke onjuistheden, waardoor die beslissingen onbegrijpelijk zijn.
10. Vanwege het uitblijven van een reactie van het hof op zijn brief d.d. 8 november 2018 heeft de raadsman bij brief van 23 november 2018 verzocht om zo spoedig mogelijk, in elk geval voor 21 december 2018, een datum voor een regiezitting te bepalen. In diezelfde brief heeft de raadsman gewezen op het feit dat hij op 23 februari 2018 een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering heeft ingediend en dat voor de behandeling daarvan nog geen datum is gepland. In het voorgaande heeft de raadsman aanleiding gezien te stellen dat de strafzaak tegen verzoeker niet rijp is voor een inhoudelijke behandeling. De raadsman heeft verzocht om de inhoudelijke behandeling van de zaak, gepland in de periode van 29 januari tot en met 25 maart 2019, aan te houden.
11. Bij brief d.d. 30 november 2018 heeft de griffier namens de voorzitter van de strafkamer aan de raadsman meegedeeld dat het hof het verzoek om de reeds geplande inhoudelijke behandeling van de strafzaak aan te houden en een nieuwe regiezitting te entameren heeft afgewezen. Wel heeft het hof bewilligd in het verzoek om de getuige [getuige 1] te (doen) horen, mits dat verhoor voor de aanvang van de inhoudelijke behandeling kan worden afgerond.
12. Bij brief d.d. 3 december 2018 heeft de raadsman namens verzoeker een verzoek tot wraking van de voorzitter van de strafkamer van dit hof gedaan. Voor zover de voorzitter van de strafkamer de beslissing als verwoord in de brief d.d. 30 november 2018 heeft genomen mede namens de twee andere leden van de strafkamer, te weten
mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. E. van Die, is dit verzoek mede tegen hen gericht. De griffier heeft deze brief per e-mail toegezonden aan genoemde raadsheren met het verzoek op het verzoek tot wraking te reageren.
13. De voorzitter heeft, mede namens mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. E. van Die, in haar schriftelijke reactie d.d. 17 december 2018 meegedeeld niet in de wraking te berusten. Voorts heeft zij daarin medegedeeld dat zij en de overige leden van de strafkamer niet wensen te worden gehoord op het verzoek tot wraking.
14. De wrakingskamer heeft het verzoek op 21 december 2018 ter terechtzitting behandeld. Op de terechtzitting is gehoord de raadsman van verzoeker, mr. C.F. Korvinus. De advocaat-generaal mr. M. van der Horst heeft zijn standpunt uiteengezet.