ECLI:NL:GHDHA:2019:475

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
22-005376-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met geweld van kwetsbare dochter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor het verkrachten van zijn 19-jarige dochter, waarbij geweld is gebruikt. De feiten vonden plaats op 27 juni 2016 in Schiedam. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. In hoger beroep heeft het hof de gevangenisstraf bevestigd, maar de proeftijd verlengd naar 3 jaren en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. Het hof heeft de ernst van het delict en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft zijn dochter, die net uit een pleeggezin was gekomen, in haar eigen slaapkamer verkracht, wat een ernstige schending van haar integriteit en vertrouwen in hem als vader betekent. De vordering van de benadeelde partij, die materiële schadevergoeding eiste, is toegewezen tot een bedrag van € 136,80, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en een behandeling te ondergaan. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005376-17
Parketnummer: 10-812186-16
Datum uitspraak: 14 februari 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 december 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1963,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 6 november 2018 en 31 januari 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2016 te Schiedam, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) zijn dochter [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gestopt
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- het overwicht van de verdachte als vader tegenover zijn - inwonende - dochter
- het onverhoeds binnenlopen in de nacht in de slaapkamer van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] op/in haar bed (aan het slapen) was en/of
- ( (vervolgens) op het bed van die [slachtoffer] gaan zitten en/of in het bed van die [slachtoffer] gaan liggen en/of (vervolgens)
- ( (met kracht) vastpakken van de armen van die [slachtoffer] en die armen boven haar hoofd houden en/of
- op/tegen die [slachtoffer] gaan liggen (waardoor zij zich niet aan de situatie kon onttrekken en het haar niet lukte hem van zich af te duwen of te slaan)
- ( (met kracht) uittrekken/naar beneden trekken van de (onder)broek van die [slachtoffer] en/of
- aan die [slachtoffer] dreigend toevoegen (zakelijk weergegeven) dat ze haar mond moest houden en/of
- ( (aldus) voor die [slachtoffer] een situatie doen ontstaan waar zij moeilijk/geen verzet tegen kon bieden en/of waaraan zij zich niet kon onttrekken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met de aanvulling dat de bijzondere voorwaarden die door de rechtbank aan de deels voorwaardelijke gevangenisstraf zijn verbonden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks27 juni 2016 te Schiedam,
althans in Nederland,door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)zijn dochter [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een
)handeling
(en)die bestond
(en)uit
of mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte,
meermalen, althans eenmaal,
- zijn
vinger(s) en/ofpenis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd
en/
ofgestopt
waarbijhet geweld
en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en)heeft
/hebbenbestaan uit het
-
het overwicht van de verdachte als vader tegenover zijn - inwonende - dochter
-
het onverhoeds binnenlopen in de nacht in de slaapkamer van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] op/in haar bed (aan het slapen) was en/of
- (
(vervolgens) op het bed van die [slachtoffer] gaan zitten en/of in het bed van die [slachtoffer] gaan liggen en/of (vervolgens)
- (
(met kracht)vastpakken van de armen van die [slachtoffer] en die armen boven haar hoofd houden en
/of
- op
/tegendie
[slachtoffer]gaan liggen (waardoor
zij zich niet aan de situatie kon onttrekken enhet haar niet lukte hem van zich af te duwen of te slaan)
en
- (
(met kracht)uittrekken
/naar beneden trekkenvan de (onder)broek van die [slachtoffer]
en/of
-
aan die [slachtoffer] dreigend toevoegen (zakelijk weergegeven) dat ze haar mond moest houden en/of
- (
(aldus) voor die [slachtoffer] een situatie doen ontstaan waar zij moeilijk/geen verzet tegen kon bieden en/of waaraan zij zich niet kon onttrekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn 19‒jarige dochter – die net een paar maanden terug was uit een pleeggezin na een verblijf aldaar van twee jaren – in haar eigen slaapkamer verkracht. De verdachte heeft met zijn handelen een volstrekt ontoelaatbare inbreuk gepleegd op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Daarbij weegt bijzonder zwaar dat de verdachte de vader van het slachtoffer is. Een ouder is bij uitstek de persoon op wie een kind te allen tijde moet kunnen vertrouwen en die bescherming en veiligheid moet bieden. Het hof neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij dit vertrouwen op deze zeer ernstige manier heeft geschaad. De verdachte heeft zich bij dit handelen louter en alleen laten leiden door zijn eigen lust- en behoeftebevrediging en hij heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een ernstig seksueel delict hier nog lange tijd de negatieve gevolgen van ondervinden.
Het hof heeft acht geslagen ‒ maar niet in strafverzwarende zin ‒ op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 januari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, zij het niet een soortgelijk feit.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 18 oktober 2017 van Reclassering Nederland en op hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht.
Uit het oogpunt van vergelding is het hof van oordeel dat niet anders gereageerd kan worden dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Anders dan door de verdediging is betoogd, is het hof van oordeel dat het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden geen recht doet aan de aard en de ernst van het feit.
Het hof heeft hierbij ook gelet op het oriëntatiepunt voor de straftoemeting inzake het strafbare feit van verkrachting die uitgaat van een gevangenisstraf van 24 maanden onvoorwaardelijk.
Het hof heeft in strafverzwarende zin laten meewegen de eerder genoemde bijzondere kwetsbaarheid van dit slachtoffer, de vader-dochterrelatie, de proceshouding van de verdachte die een gedeeltelijk ontkennende proceshouding (ten aanzien van het geweld) heeft ingenomen en het afschuiven van een deel van de schuld op zijn dochter. Hij heeft hierbij blijk gegeven van onvoldoende inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen.
Wel zal het hof een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, zodat daaraan de (door de reclassering geadviseerde) bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht en een ambulante behandelverplichting bij Fivoor kunnen worden verbonden. Bovendien moet dit de verdachte ervan weerhouden in de toekomst opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende met de rechtbank en de advocaat-generaal - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Het hof is van oordeel dat er, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, onvoldoende aanknopingspunten zijn om de kunnen concluderen dat en waarom er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het hof zal dan ook niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen voorwaarden bevelen.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 136,80, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 136,80 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat, vermeerderd met de wettelijke rente, te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde verplicht wordt een ambulante behandeling voor zijn problematiek aan te vangen dan wel door te zetten bij Fivoor of een soortgelijke ambulante forensische instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 136,80 (honderdzesendertig euro en tachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 136,80 (honderdzesendertig euro en tachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 juni 2016.
Dit arrest is gewezen door mr. M.I. Veldt-Foglia,
mr. G. Knobbout en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 februari 2019.
Mr. M.J.J. van den Honert is buiten staat dit arrest te ondertekenen.