ECLI:NL:GHDHA:2019:858

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
22-004286-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake wederspannigheid en rechtmatige uitoefening van ambtelijke bediening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voor het zich verzetten tegen ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld.

De tenlastelegging betrof het verzet tegen verbalisanten op 10 juli 2017 in Den Haag. Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisanten, die in uniform waren, handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Het hof oordeelde dat het niet vereist is dat de verdachte opzet had op de rechtmatigheid van de bediening van de verbalisanten, en dat een eventueel ontbreken van dergelijk opzet niet tot vrijspraak leidt. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan wederspannigheid, maar heeft geen straf of maatregel opgelegd voor het bewezen verklaarde feit, gezien de omstandigheden waaronder het feit was begaan.

Het hof heeft de straf voor het onder 1 bewezen verklaarde feit vastgesteld op een onvoorwaardelijke taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het hof heeft opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004286-17
Parketnummer: 09-127173-17
Datum uitspraak: 17 april 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 21 september 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 9 april 2018 en 3 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De raadsvrouw van de verdachte heeft op 5 oktober 2017 ter griffie van de rechtbank Den Haag hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis d.d. 21 september 2017, met de mededeling dat het hoger beroep is beperkt tot de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft geen appel ingesteld.
Het voorgaande brengt mee, dat het hof - nu in eerste aanleg ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken - op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, bij vernietiging van het vonnis ten aanzien van de straf, de straf voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde zal dienen te bepalen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep van 9 april 2018 - ten laste gelegd:
2.
dat hij op of omstreeks 10 juli 2017 te Den Haag zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] (hoofdagenten van politie Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, door zich te bewegen in een andere richting dan die waarin die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] verdachte wilde(n) geleiden/bewegen en/of door een bijtende beweging te maken in de richting van de hand van die [verbalisant 3].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - niet in stand blijven reeds omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
dat hij op
of omstreeks10 juli 2017 te Den Haag zich met geweld
en/of bedreiging met geweldheeft verzet tegen
(een)ambtena
(a)r
(en
), te weten [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2] en
/of[verbalisant 3] (hoofdagenten van politie Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, door zich te bewegen in een andere richting dan die waarin die [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2]verdachte wilde
(n
)geleiden/bewegen en
/ofdoor een bijtende beweging te maken in de richting van de hand van die [verbalisant 3].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging
Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verbalisant [verbalisant 4] op 10 juli 2017 mogelijk niet in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft gehandeld toen hij pepperspray gebruikte jegens de verdachte, behoeft de vraag of deze verbalisant in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening was naar het oordeel van het hof geen beantwoording. Wederspannigheid jegens [verbalisant 4] is immers niet (langer) aan de verdachte ten laste gelegd. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is voorts niet gebleken dat verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ten tijde van de overname van de verdachte op de hoogte waren van de omstandigheden waaronder de verdachte eerder door verbalisant [verbalisant 4] was gepepperd en tegen de grond gewerkt. Deze verbalisanten hebben de verdachte op een later moment overgenomen om hem naar een politiebureau te vervoeren. Van onrechtmatig handelen door verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] is het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep evenmin gebleken. Naar het oordeel van het hof waren de in de tenlastelegging genoemde verbalisanten in de rechtmatige uitoefening van hun bediening toen de verdachte zich tegen hen verzette.
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat hij geen (voorwaardelijk) opzet had op de omstandigheid dat de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (wel) in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren, overweegt het hof dat niet is vereist dat de verdachte opzet had op de rechtmatigheid van de bediening van de (in uniform geklede en daarmee als zodanig herkenbare) verbalisanten. Een eventueel ontbreken van een dergelijk opzet leidt derhalve niet tot vrijspraak. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafbepaling ex artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering
Nu in eerste aanleg ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken, zal het hof op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering een hoofdstraf voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde bepalen.
Gelet op de aard en ernst van het door de rechtbank onder 1 bewezen en strafbaar verklaarde feit, zal hof ten aanzien van dat feit de op te leggen straf bepalen op een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Geen straf of maatregel
Gelet op de omstandigheden waaronder het onder 2 ten laste gelegde is begaan alsmede op het jegens de verdachte toegepaste geweld, acht het hof het raadzaam te bepalen dat ter zake van het onder 2 ten laste gelegde aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 1 bewezen verklaarde op een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. H. van den Heuvel,
mr. M.C.R. Derkx en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 april 2019.