Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
uitspraak van 15 januari 2019
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, de Inspecteur,
Procesverloop
Vaststaande feiten
€ 4.000
€ 0
€ 4.053+
€ 3.163-
€ 4-
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die zijn beroep tegen een belastingaanslag ongegrond verklaarde. De Inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.400. Belanghebbende had een uitkering ontvangen van de gemeente [Z] op grond van de Participatiewet, maar stelde dat hij recht had op een lagere aanslag door het verrekenen van verliezen uit eerdere jaren en hogere aftrekken voor zorgkosten en persoonsgebonden aftrekken. De Rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen en verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag de zaak opnieuw beoordeeld. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op de door hem gevraagde aftrekken en dat de aanslag terecht was vastgesteld. Echter, het Hof heeft de aanslag wel verlaagd tot een belastbaar inkomen van € 14.347, en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en griffierechten. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd en het beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard.