ECLI:NL:GHDHA:2019:995
Gerechtshof Den Haag
- Wraking
- M. van Kempen
- A. van Essen
- R. Glazener
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van de voorzitter in een schuldsaneringszaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 april 2019 een verzoek tot wraking van de voorzitter, mr. C.J. Verduyn, afgewezen. Het verzoek tot wraking werd ingediend door [verzoeker], die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam waarin de schuldsaneringsregeling van [verzoeker] was beëindigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2019, onder leiding van de voorzitter, heeft [verzoeker] het gevoel gekregen dat de voorzitter vooringenomen was. Dit gevoel werd versterkt door de opmerkingen van de voorzitter over de relevantie van de pleitnota van de advocaat van [verzoeker]. De voorzitter had aangegeven dat de pleitnota van negen pagina's niet relevant was en onderbrak de advocaat meerdere keren tijdens haar betoog.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor de vrees van [verzoeker] dat de voorzitter niet onpartijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De omstandigheden die [verzoeker] aanvoerde, zoals de opmerkingen van de voorzitter over de pleitnota en de beperkte spreektijd, werden niet als voldoende beschouwd om aan te nemen dat de voorzitter vooringenomen was.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek tot wraking ongegrond was en heeft de beslissing van de wrakingskamer bevestigd. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer bestaande uit mrs. Van Kempen, Van Essen en Glazener, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.