ECLI:NL:GHDHA:2020:1230

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
BK-19/00770
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van aanmaningskosten en proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de invorderingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De zaak betreft de aanmaningskosten die in rekening zijn gebracht wegens het onbetaald blijven van een aanslag in de lokale heffingen voor het jaar 2017. De belanghebbende had een aanslag van € 273,90 ontvangen, waarover € 7 aan aanmaningskosten in rekening werd gebracht. De invorderingsambtenaar handhaafde deze kosten bij uitspraak op bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juni 2020 hebben partijen een compromis bereikt. Dit compromis hield in dat de openstaande kosten met betrekking tot de aanslagen in de lokale heffingen voor de jaren 2017, 2018 en 2019 tot nihil worden verminderd. Tevens werd overeengekomen dat belanghebbende alle lopende procedures intrekt en dat de invorderingsambtenaar € 200 aan proceskosten vergoedt aan belanghebbende.

Het Hof heeft het compromis gevolgd en de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, evenals de uitspraak op bezwaar. De aanmaningskosten voor het jaar 2017 zijn verminderd tot nihil en de invorderingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken met inachtneming van coronamaatregelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-19/00770

Uitspraak van 3 juli 2020

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en
de invorderingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de Invorderingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 1 november 2019, nr. SGR 19/3126.

Overwegingen

1. De Invorderingsambtenaar heeft op 22 september 2018 wegens het onbetaald blijven van een aanslag in de lokale heffingen (watersysteemheffing en zuiveringsheffing) voor het jaar 2017 van in totaal € 273,90 aan belanghebbende € 7 aan aanmaningskosten in rekening gebracht. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Invorderingsambtenaar de aanmaningskosten gehandhaafd.
2. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Invorderingsambtenaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Heffing van griffierecht is achterwege gebleven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Heffing van griffierecht is achterwege gebleven. De Invorderingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft gereageerd bij op 8 juni 2020 aan de Invorderingsambtenaar doorgezonden faxbericht van 5 juni 2020 (per gewone post bij het Hof ingekomen op 8 juni 2020).
4. De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad in Den Haag ter zitting van het Hof van 19 juni 2020. Partijen zijn verschenen.
5. Aan de hand van het op de zitting verhandelde hebben partijen bij wijze van compromis overeenstemming bereikt, inhoudend: 1) dat de openstaande kosten met betrekking tot de aan belanghebbende voor de jaren 2017, 2018 en 2019 opgelegde aanslagen in de lokale heffingen worden verminderd tot nihil, 2) dat belanghebbende toezegt alle daarop betrekking hebbende lopende procedures in te trekken, 3) dat de Invorderingsambtenaar toezegt eventuele in verband met die andere procedures door belanghebbende betaalde griffierechten aan hem te vergoeden en 4) dat de Invorderingsambtenaar belanghebbende voor deze procedure en al die andere procedures in totaal € 200 aan proceskosten vergoedt.
6. Het Hof volgt partijen in het compromis.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar,
- vermindert de voor het jaar 2017 in rekening gebrachte aanmaningskosten tot nihil, en
- veroordeelt de Invorderingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 200.
De uitspraak is vastgesteld door U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier L. van den Bogerd. De beslissing is op 3 juli 2020, met de nodige coronabeperkingen, in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kan zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaanbinnen zes wekenna de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Wanneer die personen geen gebruik willen maken van digitaal procederen, sturen zij het beroepschrift in cassatie aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2. Alleen bij procederen op papier: het cassatieberoepschrift moet ondertekend zijn;

3. Het cassatieberoepschrift moet ten minste vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. De indiener zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.