ECLI:NL:GHDHA:2020:1421

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
2200184919
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling en diefstal van goederen bij Albert Heijn en een fiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor meerdere feiten, waaronder schuldheling van een fiets en verschillende winkeldiefstallen bij Albert Heijn. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een gevangenisstraf van zes weken voor de diefstallen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht voor het tweede feit, en sprak hem daarvan vrij. Echter, het hof achtte de schuldheling van de fiets en de diefstallen bij Albert Heijn wel bewezen. De verdachte had een fiets verworven waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was, en had zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen uit de winkel. Het hof overwoog dat de verdachte tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht en dat zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten meegewogen moesten worden in de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001849-19
Parketnummer: 09-096223-19
Datum uitspraak: 23 juli 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 1 mei 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
9 juli 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is de gevangenhouding van de verdachte bevolen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 april 2019 te Delft, een goed te weten een fiets (merk Spirit) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Delft 3 pakken luiers (merk Pampers) en/of een pak vis, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Albert Heijn (vestiging Martinus Nijhofflaan 7), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen of omstreeks 11 april 2019 te Delft 6 pakken luiers (merk: Pampers) en/of een pak sushi en/of zalm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Albert Heijn (vestiging Martinus Nijhofflaan 7) , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 17 april 2019 te Delft diverse boodschappen (waaronder zalmfilet en/of m&m's en/of chips), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Albert Heijn (vestiging Martinus Nijhofflaan 7), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 zal worden vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het onder 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 april 2019 te Delft, een goed te weten een fiets (merk Spirit) voorhanden
heeftgehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op meerdere tijdstippen
op11 april 2019 te Delft 6 pakken luiers (merk: Pampers) en een pak sushi en zalm, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Albert Heijn (vestiging Martinus Nijhofflaan 7), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 17 april 2019 te Delft diverse boodschappen (waaronder zalmfilet en m&m's en chips), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Albert Heijn (vestiging Martinus Nijhofflaan 7), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Bewijsoverweging feit 1
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep uitvoerig bepleit dat geen sprake is van schuldheling nu uit het dossier niet blijkt dat de fiets was gestolen en uit het dossier evenmin kan volgen dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de fiets wist of had kunnen weten dat deze van misdrijf afkomstig was.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van het dossier staat vast dat het slot van de betreffende fiets open was, maar niet was voorzien van een sleutel. De verdachte heeft dit erkend en heeft daarover verklaard dat hij de fiets zo in handen heeft gekregen en geen onderzoek heeft verricht naar de oorzaak van het aldus geopende slot. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het wel een beetje gek vond dat er geen sleutel in het slot zat. De fiets verkeerde – blijkens de zich in het dossier bevindende foto’s – in goede staat.
Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat een
fiets afkomstig is uit enig misdrijf als deze in goede staat verkeert en een open slot heeft waarbij de sleutel ontbreekt. Deze omstandigheid had de verdachte tot voorzichtigheid en nader onderzoek moeten nopen. Nu de verdachte geen enkel onderzoek heeft gedaan en op dit punt ook geen navraag heeft gedaan bij degene van wie hij de fiets geleend had, is hij tekort geschoten in zijn onderzoeksplicht en had hij minst genomen redelijkerwijs moeten vermoeden dat de fiets was gestolen, zodat sprake is van schuldheling. Het hof verwerpt aldus het verweer van de raadsvrouw.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht in het geval de verdachte niet direct zou worden vrijgesproken ter zake het tenlastegelegde onder 2 en 3, de zaak aan te houden en de advocaat-generaal op te dragen de camerabeelden toe te voegen aan het dossier en deze in kopie te verstrekken aan de verdediging.
Nu het hof de verdachte niet zal vrijspreken ter zake van feit 3 komt het hof toe aan de bespreking van dit verzoek.
Op de screenshots van de bewakingscamera’s van Albert Heijn die horen bij het proces-verbaal van bevindingen (PLlS00-2019103118-2) en zich in het dossier bevinden, is te zien dat de verdachte op 11 april 2019 op twee tijdstippen (16.19u en 17.50u) de winkel anders dan via de kassa, te weten via de toegangshekjes, met een volle plastic tas verlaat. Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer PLlS00-2019103118-1 volgt dat een verbalisant bij het uitkijken van camerabeelden heeft gezien dat daaraan voorafgaand door de verdachte in de winkel goederen in die plastic tas zijn gestopt. Gelet hierop is het hof de noodzaak van het toevoegen van de camerabeelden aan het dossier niet gebleken. Het verzoek van de raadsvrouw wordt dan ook afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

schuldheling.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een fiets. Hierdoor wordt het plegen van diefstallen en inbraken lucratief gemaakt en wordt een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand gehouden.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verschillende winkeldiefstallen bij de Albert Heijn. Diefstal is een feit dat naast financiële schade voor de benadeelde ook onrustgevoelens en overlast met zich meebrengt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat uitsluitend een sanctie welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt, een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 310 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. Y.C. Bours, en mr. K. Versteeg in bijzijn van de griffier mr. N.Y. Majoor.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 juli 2020.
Mr. Y.C. Bours is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.