Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Kenmerken beklagzaken (ex artikel 12 Sv) : [beklagzaak I] en [beklagzaak II]
[verzoeker],woonplaats kiezende te Amsterdam op het kantoor van zijn na te noemen raadsman,verzoeker of [verzoeker],raadsman mr. D.R. Doorenbos.
Het geding en de feiten
Het beklag met kenmerk [beklagzaak II] is ingediend (kort gezegd) door [klager II], met als raadslieden onder meer mrs. G.J. van Oosten en J.P. de Korte, advocaten te Amsterdam (hierna ook: [beklagzaak II]).
Beklaagde [verzoeker], (voormalig) voorzitter van de raad van bestuur van [bedrijf A], is niet opgeroepen.
De jongste raadsheer heeft vragen gesteld over eventuele betrokkenheid van externe accountants bij het onderzoek, of bekend is of [verzoeker] alle relevante brieven van [bedrijf B] en [bedrijf C] heeft verstrekt aan de externe accountant van [bedrijf D]
Beklaagde [bedrijf A] is niet opgeroepen.
“De focus ligt op de schikking en hoe die tot stand is gekomen met [bedrijf A], maar het beklag is zeker ook gericht op de feitelijk leidinggevenden.”Desgevraagd heeft de advocaat-generaal mr. De Meijer verklaard dat het openbaar ministerie (OM) de klacht heeft opgevat als ook te zijn gericht tegen personen en feitelijk leidinggevenden. Nadat het hof vervolgens het onderzoek heeft onderbroken voor beraad, heeft het hof na hervatting van de zitting naar voren gebracht dat het niet glashelder is; dat het hof, gelet op het standpunt van de raadslieden en het OM de klacht ook zou kunnen opvatten als mede gericht tegen [verzoeker] als belangrijkste functionaris binnen [bedrijf A] in die periode; dat dit in het belang is van de voortvarendheid van de procedure. Het belang van klager is helder, aldus nog steeds het hof blijkens het proces-verbaal.
“Klager voelt zich benadeeld door [bedrijf A] en daar richt de procedure zich in de kern op. In de visie van klager is er ten onrechte getransigeerd. Daar zal het hof zeker een oordeel over geven.”Hierna vermeldt het proces-verbaal:
“De raadslieden en advocaat-generaal mr. De Meijer stemmen in met het voorstel van de voorzitter om [bedrijf A] en [verzoeker] in de zaak aan te duiden als beklaagden.”
Ter zitting zijn verschenen mr. Doorenbos voormeld en zijn kantoorgenote mr. J. Winkels, namens verzoeker. Zij hebben het woord gevoerd, mr. Doorenbos aan de hand van pleitnotities. Ook het OM is verschenen (de advocaten-generaal mrs. M.E. de Meijer en T. de Jong) en heeft zijn standpunt naar voren gebracht.
Namens klagers zijn mrs. Van Oosten en De Korte voornoemd als toehoorders verschenen. Zij hebben niet het woord gevoerd. Voorafgaand aan de zitting hebben zij de wrakingskamer e-mailberichten doen toekomen. De wrakingskamer heeft daar geen acht op geslagen, nu klagers geen partij zijn in de wrakingsprocedure. Dit heeft de voorzitter aan het begin van de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting ook gezegd.
Het wrakingsverzoek
(i) Gegeven het feit dat verzoeker nooit verdachte is geweest, is het onvoorstelbaar dat verzoeker nota bene op voorspraak van (de voorzitter van) het hof vanuit het niets als vermeend feitelijk leidinggever wordt aangemerkt (in [beklagzaak II]). Hierdoor is bij verzoeker de vrees ontstaan dat deze beklagkamer een vooringenomenheid koestert jegens hem en dat die vrees ook objectief gerechtvaardigd is.
(ii) Deze vrees wordt versterkt door de vraagstelling van de oudste en jongste raadsheren in [beklagzaak I] [zie overweging 4].
Beoordeling van het wrakingsverzoek
De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een (tussen)beslissing, ook niet indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). In het licht van dit uitgangspunt oordeelt de wrakingskamer als volgt.
Wrakingsgrond (i, in [beklagzaak II]
Ook deze beslissing geeft, getoetst aan voormelde uitgangspunten, geen blijk van vooringenomenheid.
Wrakingsgrond (ii), in [beklagzaak I]
Slotsom
Beslissing
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de raadsman van) verzoeker, genoemde raadsheren, de advocaat-generaal en de (vertegenwoordiger/raadslieden van) klagers in de beklagprocedures met kenmerken [beklagzaak I] en [beklagzaak II].
de Sonnaville en W.M.G. Visser in aanwezigheid van de griffier mr. L.A. Haas.