ECLI:NL:GHDHA:2020:1687
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bezwaar tegen navorderingsaanslag vennootschapsbelasting en herziene verliesbeschikkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur vernietigd. De zaak betreft een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015, die het gevolg is van herziene verliesbeschikkingen over de jaren 2012 en 2013. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende tegen de navorderingsaanslag niet opgevat als gericht tegen de herziene verliesbeschikkingen, wat het Hof onterecht achtte. Het Hof oordeelt dat het bezwaarschrift van belanghebbende, hoewel niet expliciet, in wezen ook gericht was tegen de herziene verliesbeschikkingen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat de Inspecteur opnieuw uitspraak op bezwaar moet doen. De proceskosten van belanghebbende worden vergoed en er wordt griffierecht geheven van de Inspecteur.