ECLI:NL:GHDHA:2020:2006

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
200.267.512-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in echtscheidingsprocedure met betrekking tot gezag en zorgregeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, betreft het een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure waarin de vader en de moeder betrokken zijn. De zaak is op 14 oktober 2020 behandeld en betreft een tussenbeschikking waarin het hof heeft geoordeeld dat het wenselijk is dat partijen zich wenden tot deskundigen voor een ouderschapsonderzoek. Dit onderzoek moet plaatsvinden met behulp van mediationtechnieken. Het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking van 26 augustus 2020 al aangegeven dat het voornemens is om deskundigen te benoemen en heeft partijen de gelegenheid gegeven om bezwaren tegen deze benoeming kenbaar te maken.

De vader, vertegenwoordigd door mr. N.P.J.M. Kreté-Marres, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. C.G.A. van Stratum, hebben beiden gereageerd op de benoeming van de deskundigen. Het hof heeft besloten om de benoeming van de deskundigen door te laten gaan, ondanks de bezwaren van de moeder. De deskundigen zijn belast met het uitvoeren van een onderzoek naar de relatie van de minderjarigen met beide ouders, de mogelijkheden voor omgangsregelingen en de vraag of er contra-indicaties zijn voor het gezamenlijk ouderlijk gezag.

Het hof heeft ook een raadsheer-commissaris benoemd die toezicht zal houden op het onderzoek. De deskundigen dienen uiterlijk 1 april 2021 te rapporteren over hun bevindingen en het hof heeft bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek niet meer dan € 4.500,- mogen bedragen. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 1 mei 2021, tenzij partijen eerder overeenstemming bereiken. Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 oktober 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht
Zaaknummer : 200.267.512/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 18-5841
Zaaknummer rechtbank : C/09/558099
beschikking van de meervoudige kamer van 14 oktober 2020
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.P.J.M. Kreté-Marres te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.G.A. van Stratum te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
locatie: Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in hoger beroep naar zijn tussenbeschikking van 26 augustus 2020.
1.2
Nadien zijn bij het hof de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
  • een journaalbericht van 8 september 2020 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;
  • een journaalbericht van 10 september met bijlage, ingekomen op diezelfde datum.
van de zijde van de moeder:
  • een journaalbericht van 8 september 2020 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;
  • een journaalbericht van 11 september 2020 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum.
2.
De motivering van de beslissing
2.1
In de tussenbeschikking van 26 augustus 2020 heeft het hof geoordeeld dat het wenselijk is dat partijen zich ter beslechting van hun geschillen zullen wenden tot een deskundige, die met behulp van mediationtechnieken een ouderschapsonderzoek zal verrichten (forensische mediation).
2.2
Het hof heeft in deze tussenbeschikking verder overwogen voornemens te zijn om [deskundige 1] en [deskundige 2] als deskundigen te benoemen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen na de datum van voornoemde beschikking gerede bezwaren tegen deze benoeming aan het hof kenbaar te maken.
2.3
Partijen zijn ook in de gelegenheid gesteld om zich binnen veertien dagen na de datum van de tussenbeschikking uit te laten over de vragen die het hof voornemens is aan de deskundigen te stellen, zoals opgenomen onder rechtsoverweging 5.11 van die beschikking.
2.4
Het hof heeft kennisgenomen van de reacties van partijen. Het hof zal voorbijgaan aan het bezwaar van de moeder tegen de benoeming van [deskundige 1] als deskundige. Naar aanleiding van het bezwaar van de moeder is door het hof nader telefonisch contact geweest met [deskundige 1] . [deskundige 1] is van mening dat zij voldoende in staat is om haar werkzaamheden in de Engelse taal uit te voeren. Het hof realiseert zich dat de medewerking aan het deskundigenonderzoek door de moeder en de minderjarigen de nodige inspanning vergt nu zij de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig zijn. Het hof gaat er echter van uit dat partijen zich bij het onderzoek constructief zullen opstellen en dat zij samen met de deskundigen het onderzoek in de Engelse taal zo goed mogelijk zullen laten plaatsvinden, zodat het hof optimaal zal worden geïnformeerd over de voorliggende vragen. Het hof zal het verzoek van de moeder tot aanvulling van de vraag onder f) niet geheel overnemen. Het hof zal aan de vraag onder f) wel de zinssnede “gelegen in het belang van het kind” toevoegen.
2.5
Gelet op het vorenstaande, zal het hof [deskundige 1] , [adres] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mail: [e-mailadres] en [deskundige 2] , [adres] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mail: [e-mailadres] , als deskundigen benoemen.
2.6
De deskundigen wordt verzocht tijdens de onderzoeksfase gesprekken met de ouders te voeren, zo mogelijk met toepassing van mediationtechnieken, en daardoor te bewerkstelligen dat de ouders in het belang van hun kinderen in staat zullen zijn tot constructief overleg over dat wat hen verdeeld houdt en, waar mogelijk, hun geschillen kunnen beëindigen.
2.7
Het hof verzoekt de deskundigen
uiterlijk 1 april 2021schriftelijk te rapporteren en - bij gebreke van overeenstemming tussen partijen die leidt tot beëindiging van de procedure in onderling overleg - te adviseren omtrent de volgende vragen:
a) Hoe is de relatie van de minderjarigen met enerzijds de moeder en de vader individueel en anderzijds met de beide ouders tezamen?
b) In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een omgangsregeling rekening te houden met de behoeften van de minderjarigen?
c) In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van de omgangsregeling rekening te houden met de ander en met de belangen van de minderjarigen?
d) Zijn er contra-indicaties voor een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen?
e) Indien het antwoord op de vorige vraag ontkennend is, wat is dan de meest passende omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen en op welke wijze, en eventueel met behulp van welke hulpverlening, dient deze regeling tot stand te komen?
f) Zijn er contra-indicaties voor herstel van het gezamenlijk ouderlijk gezag, gelegen in het belang van het kind?
g) In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige(n)? En zo deze naar voren komen, welke zijn dit?
2.8
Het hof zal een raadsheer-commissaris benoemen onder leiding van wie het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundigen kunnen zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan over het verloop en de voortgang van het onderzoek.
2.9
De advocaat van de vader dient de deskundigen
binnen veertien dagennadat deze beschikking is gegeven te voorzien van afschriften van de processtukken.
2.1
De deskundigen dienen aan het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek en de door het hof gestelde vragen te beantwoorden en het hof - zo mogelijk - te adviseren over welke beslissing in het belang van de kinderen wordt geacht. Uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen door de deskundigen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken.
2.11
Het hof laat de (verdere) inrichting van het onderzoek, waaronder het betrekken van de kinderen in het onderzoek, aan de deskundigen over, met dien verstande dat zij de 'leidraad deskundige in civiele zaken' in acht dienen te nemen, zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
2.12
Het hof wijst op artikel 198 lid 3 Rv dat bepaalt dat partijen verplicht zijn aan het ouderschapsonderzoek mee te werken en dat wanneer partijen niet aan deze verplichting voldoen het hof daaruit de gevolgtrekking kan maken die het hof geraden acht.
2.13
Het hof zal bepalen dat de kosten van de deskundigen zonder toestemming van de raadsheer-commissaris een bedrag van € 4.500,-, inclusief verschotten en btw niet te boven mogen gaan. De deskundigen dienen te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur, exclusief btw.
2.14
Het hof zal, de behandeling van de zaak in afwachting van het onderzoek door de deskundige pro forma aanhouden tot zaterdag
1 mei 2021, tenzij door partijen overeenstemming wordt bereikt en kenbaar wordt gemaakt, dan wel door het hof ambtshalve wordt besloten, dat de zaak verder op de stukken kan/zal worden afgedaan
2.15
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

3.De beslissing

Het hof:
gelast een deskundigenonderzoek zoals in de motivering van deze beschikking en de tussenbeschikking van 26 augustus 2020 bedoeld;
benoemt tot deskundigen;
[deskundige 1]
[adres]
telefoonnummer [telefoonnummer]
e-mailadres [e-mailadres]
en
[deskundige 2]
[adres]
telefoonnummer [telefoonnummer]
e-mailadres [e-mailadres] ;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder leiding van wie het onderzoek zal plaatsvinden: mr. A.E. Sutorius-van Hees;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundigen zal zenden;
bepaalt dat de advocaat van de vader
binnen veertien dagenna de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de deskundigen zal stellen;
bepaalt dat de deskundigen het hof
uiterlijk 1 april 2021schriftelijk zullen rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek;
verzoekt de deskundigen bij eventuele vertraging van het onderzoek de raadsheer-commissaris hierover tijdig schriftelijk, met afschrift aan partijen, te informeren onder vermelding van de oorzaak;
bepaalt dat het de deskundigen vrij staat in het uit te brengen verslag al datgene op te merken wat naar haar inzicht dienstig kan zijn, óók indien dit niet rechtstreeks uit de opdracht voortvloeit;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen door de deskundigen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundigen een afschrift van de rapportage toe te zenden aan de advocaten van partijen;
bepaalt dat de kosten van de deskundigen tot een maximumbedrag van in totaal € 4.500,- inclusief verschotten en btw ten laste zullen komen van ‘s Rijks kas, waarbij de deskundigen dienen te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur, exclusief btw;
houdt de behandeling van de zaak pro forma aan tot
zaterdag 1 mei 2021, tenzij tussen partijen overeenstemming wordt bereikt en door partijen kenbaar wordt gemaakt, dan wel door het hof ambtshalve wordt besloten dat de zaak verder op de stukken kan/zal worden afgedaan
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E. Sutorius-van Hees, F.R. Salomons en A.R.J. Mulder, bijgestaan door mr. N. van Duijvenbode als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2020.