4.1Bij de beschikking van 22 juli 2019 is, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vastgesteld, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. de woning, de boerderij en de grond(en) gelegen aan de [adres]zijn toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 1.760.000,- en onder de voorwaarde dat zij de overname van de onroerende zaken door haar kan financieren en onder de verplichting om de op de onroerende zaken rustende hypothecaire geldlening(en) geheel als eigen schuld voor haar rekening te nemen en de man te doen ontslaan uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake. De kosten voor de overdracht van het aandeel van de man in de onroerende zaken worden door partijen bij helfte gedragen. Indien na aftrek van de hypothecaire geldlening en de kosten een overwaarde resteert, dient de vrouw de helft van het alsdan resterende bedrag aan de man te voldoen. Indien de onroerende zaken een onderwaarde
vertegenwoordigen, zijn beide partijen voor de helft draagplichtig voor deze restschuld;
2. de inboedel:
a. aan de vrouw worden toegedeeld de bij partijen bekende zwarte kast in de woonkamer en het bij partijen bekende paard met toebehoren, zoals genoemd in het lichaam van de tussenbeschikking van de rechtbank van 24 april 2018;
b. aan de man worden de overige inboedelgoederen toegedeeld, een en ander zonder nadere verrekening;
3. activa en passiva [naam onderneming] :
a. aan de vrouw wordt toegedeeld de inventaris van de onderneming [naam onderneming] onder de verplichting de helft van de waarde daarvan aan de man te vergoeden, te weten € 14.750 (½ van € 29.500,-)
b. aan de vrouw worden toegedeeld de bij partijen bekende zakelijke bankrekeningen, waarbij de vrouw gehouden is de helft van de saldi op de peildatum na aftrek van de in het lichaam van de beschikking genoemde aanbetalingen, aan de man te betalen;
auto’s:
aan de man wordt toegedeeld de bij partijen bekende auto van het merk [merknaam 1] voor een waarde van € 8.200,-, onder de verplichting om de helft van deze waarde te vergoeden aan de vrouw.
Verder is de vrouw veroordeeld tot betaling van € 1.550,- aan de man, zijnde de helft van de reeds voor € 3.100,- verkochte auto van het merk [merknaam 2] .
Ook is de man veroordeeld tot betaling aan de vrouw van:
- de helft van de door de vrouw betaalde voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2016, en
- de helft van de uiteindelijk door de vrouw betaalde (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting 2017, voor zover deze aanslag ziet op de periode tot de peildatum - 9juni 2017- en waarbij geldt dat indien de vrouw naar aanleiding van de definitieve aanslagen inkomstenbelasting over 2016 en over de periode van 1 januari 2017 tot 9 juni 2017, een bedrag terug ontvangt, zij de helft daarvan aan de man dient te betalen, een en ander onder de voorwaarde dat de vrouw de aanslagen en betaling daarvan aantoont.
- tot betaling aan de man van € 10.000,- wegens benadeling van de gemeenschap;
- om met ingang van 24 april 2018 een vergoeding voor het gebruik van de onroerende zaken aan de man te betalen van € 800,- per maand, tot aan het moment dat de onroerende zaken aan de vrouw is geleverd;
- tot vergoeding aan de man van de helft van de door de man ten behoeve van de vrouw over de periode van 9 juni 2017 tot 1 januari 2018 betaalde zorgverzekeringspremie.
- om binnen de in artikel 3:301 lid 1 onder b BW genoemde termijn van veertien dagen zijn medewerking te verlenen aan het notariële transport van zijn aandeel in de onverdeelde helft van de woning, de boerderij en de grond(en) gelegen aan de [adres] aan de vrouw, en bepaalt dat - indien de man daartoe op de door de notaris vastgestelde datum niet overgaat - deze beschikking op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de voor de eigendomsoverdracht noodzakelijke akte(s) of een deel daarvan.
Voorts is bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt en is het meer of anders verzochte afgewezen.
In principaal hoger beroep