ECLI:NL:GHDHA:2020:2850

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
22-004840-05
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.W.J. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor deelname aan samenscholing tijdens Koninginnedag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor deelname aan een samenscholing op Koninginnedag 2005. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 90,--, subsidiair 1 dag hechtenis. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de politie op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) gerechtigd was om in te grijpen bij dreigende ordeverstoring. De verdachte had deelgenomen aan een groep die zich op risicovolle wijze samenschoolde, wat leidde tot de aanhouding. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad, ondanks het ontbreken van een proces-verbaal van de eerdere terechtzitting. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 90,--, subsidiair 1 dag hechtenis. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer 22-004840-05
Parketnummer 10-900132-05
Datum uitspraak 19 februari 2007
Tegenspraak

GERECHTSHOF TE ‘ s-GRAVENHAGE

enkelvoudige kamer voor strafzaken

ARREST

[naam verdachte],

geboren te Oud-Beijerland op [geboortedatum], adres: [woonadres verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 28 juni 2006 en 5 februari 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
- 2 -
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 90,--, subsidiair 1 dag hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat het openbaar ministerie niet­ ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging, om redenen zoals nader toegelicht in zijn overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt het volgende. Bij de politie bestond bij de voorbereiding van Koninginnedag de wens om grootschalige ordeverstoringen en daarmee grote schade en ernstig letsel zoals bij eerdere gelegenheden waren ontstaan te voorkomen. Daartoe had men het plan opgevat om bij dreigende ordeverstoring in te grijpen op het moment dat nog (net) geen strafbare feiten als bedoeld in artikel 141 Sr en ernstige ordeverstoringen plaatsvonden. Dat ingrijpen zou dan gebeuren op grond van het in de APV opgenomen verbod tot samenscholing.
Blijkens de verklaringen, bij de rechter-commissaris afgelegd door enkele betrokken verbalisanten, en blijkens de processen-verbaal, opgesteld gedurende het opsporingsonderzoek, gaf de wijze van optreden van verdachte, in samenhang met het optreden van anderen in de groep, aanleiding tot vrees voor escalatie. Hierbij vormde de bekendheid van een aantal aanwezigen op straat als deelnemers aan voetbalrellen slechts een aandachtspunt; niet die bekendheid maar hun actuele gedrag leidde tot het vermoeden dat het zou kunnen uitgroeien tot het ongewenste strafbare en ordeverstorende gedrag. Het hof begrijpt dat de in de genoemde schriftelijke stukken neergelegde waarnemingen en indrukken moeten worden gezien als gebrekkige neerslag van hetgeen de betrokken verbalisanten, die ervaring hadden met ordeverstoringen, op straat en via de camera hebben waargenomen.
- 3 –
De omstandigheid dat de verdachte kennelijk deel uitmaakte van een groep die zich als groep manifesteerde betekende dat men op risicovolle wijze samenschoolde, en daarmee overtrad men, waaronder verdachte, het samenscholingsverbod. Het optreden daartegen door tot aanhouding over te gaan was juridisch juist en niet disproportioneel.
Van enig misbruik van bevoegdheden of van enig
disproportioneel gedrag is niets gebleken.
Het verweer wordt verworpen.
Geldigheid van het onderzoek in eerste aanleg
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de zaak dient worden teruggewezen naar de kantonrechter teneinde de zaak opnieuw te berechten, om redenen zoals nader toegelicht in zijn overgelegde pleitnota.
Het hof verwerpt dit verweer, aangezien blijkens het strafdossier de verdachte in eerste aanleg bij verstek op 15 augustus 2005 is veroordeeld en op die terechtzitting geen advocaat namens verdachte is verschenen om de verdediging te voeren.
Gelet op het bovenstaande is het hof derhalve van oordeel dat door het achterwege blijven van het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 augustus 2005 verdachte niet in zijn verdediging is geschaad.
Het hof zal dan ook het vonnis waarvan beroep om de hierna te vermelden redenen vernietigen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 april 2005 in de gemeente Rotterdam, op een weg te weten de Coolsingel heeft deelgenomen aan een samenscholing.
- 4 -
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 2.1.1, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Rotterdam.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. E. van Die heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van€ 90,--, subsidiair 1 dag hechtenis.
- 5 –
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2.1.1. en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam, artikel 154 van Gemeentewet en de artikelen 23 (oud}, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een
geldboetevan€
90,00 (negentig euro},bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van
1 (één} dag.
Dit arrest is gewezen door mr. H.W.J. de Groot, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 februari 2007.
Bijlage, inhoudende de bewijsmiddelen in de zaak met rolnummer 2200484005 tegen de verdachte, genaamd:

[naam verdachte],

geboren te Oud-Beijerland op [geboortedatum].
Bewijsmiddelen
1. Het proces-verbaal van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2005150063-2, d.d. 30 april 2005, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 30 april 2005, omstreeks 16.29 uur, was ik werkzaam als commandant van een ondersteuningsgroep van de mobiele eenheid van de politie Rotterdam-Rijnmond. Mijn groep was herkenbaar als een groep politieambtenaren in zogenaamde M.E.-tenue en rijdend in een M.E.-voertuig. Wij waren werkzaam in het kader van de Koninginnedagregeling in Rotterdam Centrum.
Ik kreeg op voornoemd tijdstip de opdracht van de pelotonscommandant, [naam commandant], om te gaan naar de Coolsingel, ter hoogte van café [naam café], alwaar zich een groep personen ophield.
Ik kreeg vervolgens de opdracht om deze groep in zijn geheel aan te houden op grond van artikel 2.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Rotterdam.
Deze groep was volgens de pelotonscommandant te herkennen aan enkele mannen met geruite petjes en blauwe T-shirts.
Ter plaatse zag ik een groep mannen waarvan enkelen aan dit signalement voldeden. Ik zag dat deze mannen met elkaar overlegden op het moment dat wij voor café [naam café] ter plaatse kwamen. Ik zag dat een groep van ongeveer 20 man tegelijk het terras van café [naam café] verliet en wegliep in de richting van de Meent in Rotterdam.
Ik zag dat een man met een zwart T-shirt vanaf de Coolsingel wegrende in de richting van het Stadhuisplein. Ik zag dat een groep van ongeveer vier mannen, die eerder bij de groep van ongeveer 20 mannen was, zich los maakte uit deze groep en al overleggend met versnelde pas achter de man in het zwarte
T-·shirt aanliepen.
Ik vreesde dat deze groep van ongeveer vier personen de openbare orde zou verstoren.
Ter hoogte van café [naam café 2] sprak ik deze mannen aan. Ik deelde hen mede dat zij waren aangehouden. Ik zag dat een van de mannen, naar later bleek de verdachte [naam verdachte], zich liet aanhouden.
2. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 23 oktober 2006. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 23 oktober 2006 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van [naam]:
De Koninginnedagregeling is een evenement dat onder het grootschalig en bijzonder optreden valt.
Op 30 april 2005 waren [naam] en ik Chef Operatie binnen het Grootschalig Bijzonder Optreden van de regiopolitie Rotterdam­ Rijnmond.
Op de dag zelf hebben de commandanten mij gebeld met hun waarnemingen. Zij belden mij dan rechtstreeks en gaven bijvoorbeeld dingen door die er zouden gebeuren. Ik kan mij herinneren dat er vanuit de groep_ is gezegd dat zij zouden gaan rellen met de politie.
Eerste was er een grotere groep en kwam het signaal dat zij vanavond zouden rellen met de politie. Ik schat dat die groep zo'n vijftig tot zeventig man groot was. Vervolgens was er sprake van splitsing in kleine groepen. Een van hen kwam in beeld op camera's op de Coolsingel. [verdachte] was hier binnen een centrale figuur. Hij maakte armbewegingen en had uiterlijke kenmerken. De uiterlijke kenmerken zijn het maken van armbewegingen, het dragen van bepaalde kleding, de manier van bellen het wegvluchten bij het zien van de politie. De richting waar [verdachte] heen rende, rende de groep met hem mee. Ik heb alleen het wegrennen gezien en later dat ze op de Coolsingel uit elkaar gingen en weer samen kwamen. [verdachte] gebaarde dan ook waarop de anderen weer samen kwamen. Van de groep ging een duidelijke dreiging uit. Ze waren aan het rennen, aan het bellen en het was echt afwijkend gedrag binnen een mensenmassa.
Op het moment dat er nog sprake was van de grote groep hadden wij al opdracht gegeven tot aanhouding.
We hadden tevoren besproken op welk moment we mochten aanhouden. Dat wij in een vroegtijdig stadium wilden ingrijpen betekende dat wij één stap voor vernielingen of geweldpleging tot aktie zouden overgaan. Hier was sprake van samenscholingen en via signalen hadden wij een vermoeden dat zij de orde wilden verstoren.
3. Het proces-verbaal van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, nr. 2005150091-1, d.d. 30 april 2005, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 30 april 2005 te 16.30 uur, heb ik op de openbare weg, de Coolsingel te Rotterdam aangehouden:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Oud-Beijerland.
Deze bijlage is ondertekend door mr. H.W.J. de Groot,