Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de zijde van de man van 28 oktober 2019 met bijlagen, ingekomen op 28 oktober 2019;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 13 maart 2020 met bijlagen, ingekomen op 13 maart 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 16 maart 2020 met bijlagen, ingekomen op 19 maart 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 12 augustus 2020 met bijlagen, ingekomen op 13 augustus 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 18 augustus 2020 met bijlagen, ingekomen op 18 augustus 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 20 augustus 2020 met bijlagen, ingekomen op 20 augustus 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 20 augustus 2020 met bijlagen, ingekomen op 20 augustus 2020.
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
3.De feiten
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] );
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] ),
€ 240,- per maand per kind.
4.De omvang van het geschil
- primair: het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen;
- subsidiair: de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie op een bedrag van
€ 95,- per maand per kind vast te stellen, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, ingaande 2 november 2018, dan wel per de datum van de ten deze te wijzen beschikking en met dien verstande dat de door de man te betalen kinderalimentatie per 2 november 2018, althans per de datum waarop het hof een eventuele wijziging van de alimentatie laat ingaan, dan wel per de datum van de ten deze te wijzen beschikking, wordt opgeschort totdat gedurende een periode van vier aaneengesloten maanden de door partijen op 27 november 2015 overeengekomen contactregeling volledig en onbegeleid heeft plaatsgevonden, dan wel plaatsvindt onder door het hof in goede justitie te bepalen voorwaarden.
5.De motivering van de beslissing
€ 88.727,- per jaar minus € 7.595,- per jaar in verband met de fiscale bijtelling voor een leaseauto.
€ 7.595,- per jaar, hetgeen tussen partijen niet in geschil is. Daarmee stelt het hof het inkomen van de man vast op € 81.132,- per jaar. Het hof houdt derhalve ook rekening met een door de man in 2018 ontvangen bonus. De man heeft als zodanig niet betwist dat hij ook in 2019 een bonus heeft ontvangen. Het hof volgt de man daarom niet in zijn stelling dat de bonus incidenteel van aard is. De man heeft dat ook niet met nadere stukken onderbouwd.
€ 7.632,- respectievelijk € 6.825,- per jaar, totaal € 14.457,- per jaar, gebaseerd op een werkweek van 19 uur. Het hof is niet gebleken dat de vrouw daarnaast nog over andere inkomenscomponenten beschikt.
€ 14.457,- / 19 uur x 30 uur.
€ 111,- per maand per kind aan te wenden voor een bijdrage in de kosten van de kinderen.
2 november 2018 vaststellen op € 258,- per maand per kind.