[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam - locatie Hoogvliet te Hoogvliet Rotterdam.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
12 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het in dagvaarding II (met parketnummer 09-242021-17) onder feiten 1 en 2, primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het in dagvaarding I (met parketnummer 09-116156-18) en het in dagvaarding II onder 1 en 2, meer subsidiair (impliciet primair) en onder 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de verdachte ter zake van het in dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis, en ter zake van het in dagvaarding II onder 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 240,00, subsidiair 4 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juni 2018 te Alphen aan den Rijn, een ambtenaar, [aangeefster 1], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door
- aan de haren van die [aangeefster 1] te trekken,
- ( meermaals) in het gezicht van die [aangeefster 1] te slaan/stompen en/of
- tegen het been van die [aangeefster 1] te schoppen, terwijl zij op de grond lag en nog steeds aan haar haren werd getrokken;
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2017 tot en met 14 juni 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Piaggio), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2017 tot en met 14 juni 2017 te 's-Gravenhage, een goed, te weten een bromfiets (merk Piaggio) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juni 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een bromfiets (merk Piaggio), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 3 juni 2017 tot en met 14 juni 2017 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kentekenplaat [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 3 juni 2017 tot en met 14 juni 2017 te 's-Gravenhage, een goed, te weten een kentekenplaat [kenteken], heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 14 juni 2017 te 's-Gravenhage, een voorwerp, te weten een kentekenplaat [kenteken], heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 14 juni 2017 te ?s-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets), daarmee rijdende op de weg, het Rijswijkseplein, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en/of;
- ( vervolgens) op de kruising van de Rijswijkseweg met de Waldorpstraat, op het brom/fietspad op de weghelft die bestemd is voor het tegemoetkomend verkeer is gaan rijden en/of blijven rijden en/of aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden en/of blijven rijden, terwijl daar en toen overig verkeer (één of meerdere fietser(s)) reed, welke moest(en) uitwijken om een aanrijding met het voertuig van hem, verdachte te voorkomen, en/of;
- ( vervolgens)op de kruising van de Waldorpstraat met de Neherkade, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor het tegemoetkomend verkeer bestemd verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en/of;
- ( vervolgens) op de Neherkade het trottoir heeft gebruikt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
4.
hij op of omstreeks 14 juni 2017 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn/haar adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 150 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
5.
hij op of omstreeks 14 juni 2017 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, het Rijswijkseplein, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in dagvaarding I en in dagvaarding II onder 1 en 2, meer subsidiair (impliciet primair), 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met dagvaarding II onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair (impliciet primair en subsidiair) is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities - op het standpunt gesteld dat het in dagvaarding I, onder gedachtestreepje 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de beoordeling van het verweer acht geslagen op de aangifte en het letsel dat aangeefster door de mishandeling heeft opgelopen, zoals nader omschreven op pagina 16 van het procesdossier. Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat de verdachte haar tegen haar been heeft geschopt, nadat zij op de grond terecht was gekomen. Dat de aangeefster op haar been is geschopt, wordt ondersteund door het hematoom op het bovenbeen van aangeefster dat door de huisarts op 15 juni 2018, de dag na het gebeurde, is vastgesteld. Het hof heeft op grond hiervan geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster op dit punt en bovendien geen reden om aan te nemen dat dit hematoom door iets anders dan het schoppen door de verdachte is ontstaan. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Voorts heeft de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het in dagvaarding II onder feit 1 en onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde (schuld)witwassen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat de verdachte wist of moest vermoeden dat de bromfiets, respectievelijk de kentekenplaat van diefstal afkomstig was.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Gelet op de aangifte van [aangever 2] (pagina 19 van het procesdossier) staat vast dat de onder de verdachte aangetroffen bromfiets van misdrijf afkomstig was. Uit het proces-verbaal van bevindingen (pagina 23 van het procesdossier) blijkt dat het metalen plaatje waarop het chassisnummer van de bromfiets staat vermeld, zichtbaar was afgeslepen. Voorts bleek ook de sticker met het chassisnummer die aan de binnenzijde van de buddyseat behoort te zitten, te zijn verwijderd. Het hof is gelet daarop van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de bromfiets afkomstig was uit enig misdrijf. Het verweer van de raadsman wordt voor zover betrekking hebbend op het in dagvaarding II onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in dagvaarding I en het in dagvaarding II onder 1 meer subsidiair (impliciet subsidiair), 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 juni 2018 te Alphen aan den Rijn, een ambtenaar, [aangeefster 1], gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door
- aan de haren van die [aangeefster 1] te trekken,
- meermaals in het gezicht van die [aangeefster 1] te slaan en
- tegen het been van die [aangeefster 1] te schoppen.
hij op 14 juni 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een bromfiets (merk Piaggio), voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op 14 juni 2017 te
‘s-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets), daarmee rijdende op de weg, het Rijswijkseplein, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en
- vervolgens op de kruising van de Rijswijkseweg met de Waldorpstraat, op het brom/fietspad op de weghelft die bestemd is voor het tegemoetkomend verkeer is gaan rijden en blijven rijden en aldus tegen het verkeer/de rijrichting in is gaan rijden en
/ofblijven rijden, terwijl daar en toen overig verkeer reed, welke moest uitwijken om een aanrijding met het voertuig van hem, verdachte te voorkomen, en
- vervolgens op de kruising van de Waldorpstraat met de Neherkade, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor het tegemoetkomend verkeer bestemd verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en
- vervolgens op de Neherkade het trottoir heeft gebruikt, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
4.
hij op 14 juni 2017 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 150 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
5.
hij op 14 juni 2017 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, het Rijswijkseplein, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak in dagvaarding I bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd.
Het in de zaak met dagvaarding II onder 1 meer subsidiair (impliciet subsidiair) bewezen verklaarde levert op: