ECLI:NL:GHDHA:2020:743

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
2200049019
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1993, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van twintig uren voor het stelen van winkelgoederen, waaronder kledingstukken, uit de winkel C&A in Rotterdam op 14 november 2018. De verdachte had in eerste aanleg een taakstraf opgelegd gekregen, maar ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 maart 2020 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte de kledingstukken eerder bij een ander filiaal had gekocht. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat er geen aanknopingspunten in het dossier waren die haar verhaal ondersteunden. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De straf is vastgesteld op een geldboete van €800,00, met een voorwaardelijk deel van €400,00 en 16 dagen hechtenis, waarbij een deel van de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit binnen de proeftijd. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar eerdere strafblad.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000490-19
Parketnummer: 10-228694-18
Datum uitspraak: 20 maart 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 6 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van twintig uren, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 14 november 2018 te Rotterdam,
één of meer winkelgoed(eren) (onder andere een broek en handschoenen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan C&A (gelegen op/aan de Korte Poolsterstraat 30), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging.
Overweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe betoogd dat de verdachte de bij haar op 14 november 2018 aangetroffen kledingstukken eerder bij een ander filiaal van de winkel C & A heeft gekocht.
Het hof acht de feiten en omstandigheden die de raadsvrouw en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aan het verweer hebben ten grondslag gelegd niet aannemelijk geworden nu daarvoor geen aanknopingspunten zijn te vinden in het dossier en dit voorts zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen. Het hof merkt daarbij op dat de verdachte niet consistent heeft verklaard over de vermeende aankoop van de bij haar aangetroffen kledingstukken bij een ander filiaal en over wat zij dacht toen zij door de alarmpoortjes liep. Het hof acht de lezing van de verdachte dan ook ongeloofwaardig.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij, op 14 november 2018 te Rotterdam,
winkelgoederen (onder andere handschoenen),
diegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan C&A (gelegen op/aan de Korte Poolsterstraat 30), heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van winkelgoederen bij de winkel C & A te Rotterdam. Diefstal is een feit dat naast financiële schade voor de benadeelde ook onrustgevoelens en overlast met zich brengt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 februari 2020, waaruit blijkt dat aan de verdachte eerder een strafbeschikking is opgelegd wegens het plegen van een diefstal. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft echter voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep door en namens de verdachte naar voren zijn gebracht. Het hof vindt in die omstandigheden aanleiding om – in plaats van een in beginsel zonder meer passend geachte taakstraf en/of voorwaardelijke gevangenisstraf – te volstaan met de oplegging van een forse (deels voorwaardelijke) geldboete. Met het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel wordt mede beoogd de verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 800,00 (achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer,
mr. F.W. van Lottum en mr. J.H. Crijns,
in bijzijn van de griffier mr. C.M.A. Ellens-Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2020.
Mr. J.H. Crijns is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.