ECLI:NL:GHDHA:2020:774
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep wegens ontbreken van grieven
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 1 oktober 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1975, was niet verschenen op de zitting in hoger beroep en had geen schriftelijke grieven ingediend tegen het eerdere vonnis. De advocaat-generaal heeft ter zitting gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, gezien het ontbreken van grieven en de afwezigheid van de verdachte. Het hof heeft ambtshalve geen redenen gezien voor een inhoudelijke behandeling van de zaak en heeft de verdachte op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken in een openbare zitting.