ECLI:NL:GHDHA:2020:775
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep wegens ontbreken van grieven
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 19 juli 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1999, was niet verschenen ter terechtzitting in hoger beroep. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, omdat hij geen schriftelijke grieven heeft ingediend en ook geen mondelinge bezwaren heeft opgegeven tijdens de zitting. Het hof heeft ambtshalve geen redenen gezien voor een inhoudelijke behandeling van de zaak en heeft de verdachte, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 maart 2020. De griffier, mr. S. Hartog-Zamani, was aanwezig, maar de rechters waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.