ECLI:NL:GHDHA:2020:973

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
200.265.564/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige zoon. De vader had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag van 30 juli 2019, waarin de omgangsregeling was afgewezen. De minderjarige had aangegeven veel last te hebben van het conflict tussen zijn ouders en het hof hechtte veel waarde aan zijn visie. De vader verzocht om een zorg- en contactregeling, terwijl de moeder zich daartegen verweerde en de vader niet-ontvankelijk wilde laten verklaren in zijn hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige bij de moeder woont en dat de moeder alleen met het ouderlijk gezag is belast. De vader heeft in het verleden psychische problemen gehad, wat de omgangsregeling heeft beïnvloed. De bijzondere curator heeft verklaard dat de minderjarige het gedoe tussen zijn ouders zat is en voorlopig geen behoefte heeft aan een vaste omgangsregeling. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar bepaald dat er één keer per week appcontact via Skype zal plaatsvinden in plaats van via Facebook Messenger. Het hof oordeelde dat gedwongen contact tussen de vader en de minderjarige een negatieve impact zou hebben op de minderjarige, die momenteel goed functioneert en geen druk wil ervaren van zijn ouders.

De beslissing van het hof houdt in dat de vader en de minderjarige één keer per week contact via Skype zullen hebben, en dat de kosten van het geding in hoger beroep door elke partij zelf gedragen worden. De uitspraak benadrukt het belang van de emotionele en mentale ontwikkeling van de minderjarige in het kader van de omgangsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.265.564/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 18-1903
zaaknummer rechtbank : C/09/549756
beschikking van de meervoudige kamer van 13 mei 2020
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. L.G.P.A. van Putten-van den Heuvel te Oss,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.C. Carli-Lodder te Den Haag.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de bijzondere curator] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de hierna te noemen minderjarige,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Den Haag van 20 april 2018, 20 maart 2019 en 30 juli 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 5 september 2019 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 30 juli 2019 (hierna: de bestreden beschikking).
2.2
De moeder heeft op 22 november 2020 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 10 oktober 2019 een V-formulier van 8 oktober 2019 met bijlagen;
- op 21 oktober 2019 een V-formulier van 17 oktober 2019 met bijlagen;
van de zijde van de bijzondere curator:
- op 28 februari 2020 een brief van 26 februari 2020 met bijlage.
2.4
Het hof heeft middels een tussenbeschikking van 25 september 2019 mevrouw [de bijzondere curator] (her)benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige, om in de onderhavige procedure de belangen van de minderjarige te behartigen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 23 april 2020 via een Skype-verbinding plaatsgevonden ten overstaan van mr. E.A. Mink als raadsheer-commissaris. Partijen hebben ingestemd met een enkelvoudige mondelinge behandeling. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator.
2.6
De raadsheer-commissaris heeft voorafgaand aan de zitting via een Skype-verbinding met de hierna te noemen minderjarige [de minderjarige] gesproken.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit de inmiddels verbroken relatie van de vader en de moeder is geboren: [de minderjarige] , [in] 2006 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige).
De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast.
3.3
De minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.4
Bij tussenbeschikking van 20 april 2018 van de rechtbank Den Haag is een beslissing ter zake de omgangsregeling aangehouden en de raad verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
3.5
Bij tussenbeschikking van 20 maart 2019 van de rechtbank Den Haag is mevrouw [de bijzondere curator] als bijzondere curator ex artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over de minderjarige benoemd en is iedere verdere beslissing over de omgangsregeling aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat tussen de vader en de minderjarige één keer per week appcontact via Facebook Messenger zal plaatsvinden. Daarnaast heeft de rechtbank de werkzaamheden van de bijzondere curator voor de procedure bij de rechtbank als beëindigd beschouwd.
4.2
De vader verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de afwijzing van zijn inleidend verzoek en alsnog te bepalen dat een zorg- en contactregeling zal komen te gelden tussen de vader en de minderjarige, eventueel met een opbouwregeling. Kosten rechtens.
4.3
De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof om de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de door de vader opgeworpen grieven tegen de bestreden beschikking te verwerpen en af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:377a lid 1 BW hebben een kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat recht op omgang met elkaar. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.2
De vader stelt het volgende. Alle deskundigen die betrokken zijn (geweest) bij de onderhavige procedure zijn het er over eens dat er contact moet zijn tussen de vader en de minderjarige. De minderjarige heeft zelf ook tijdens het kindgesprek met de rechter in eerste aanleg en in gesprek met de bijzondere curator aangegeven dat hij wil dat er contact is tussen hem en de vader. Hij heeft ook aangegeven hoe de opbouw van dat contact en het contact zelf er uit moet komen te zien. De bijzondere curator heeft verder verklaard dat er een moment zal komen dat de minderjarige op eigen houtje naar de vader zal gaan. De vader ziet in dat hij de kans die hem geboden had moeten worden, namelijk herstel van contact tussen hem en de minderjarige, niet nogmaals mag verprutsen omdat hij daarmee alle vertrouwen verliest. Uitgangspunt dient te zijn dat er contact is tussen de vader en de minderjarige. In het verleden heeft dit contact ook altijd plaatsgevonden, alleen door één enkel vervelend incident is er nu al zeer lange tijd geen contact meer. Het is de vader onvoldoende duidelijk hoe de contacten tussen de hem en de minderjarigen nu vorm moeten worden gegeven. De vader meent dat de rechtbank met de bepaling dat er één keer per week appcontact via Facebook Messenger zal plaatsvinden twee communicatiemiddelen door elkaar worden gehaald. De vader vraagt zich af wat appcontact inhoudt, of daar een serie berichten mee wordt bedoeld.
Ter aanvulling heeft de vader ter zitting aangevoerd dat hij graag contact wil met zijn zoon, maar hij ziet zelf ook in dat een reguliere contactregeling nu niet mogelijk is. Hij vindt het lastig om geen contact met de minderjarige te hebben. De minderjarige zegt dat hij wel een vorm van contact wil met zijn vader. Het zou fijn zijn dat hier gestructureerde afspraken over gemaakt kunnen worden, wellicht behoren contacten onder begeleiding tot de mogelijkheden. Hier ligt ook een rol voor de moeder, aldus de vader.
5.3
De moeder voert het volgende aan. De vader heeft consequent geweigerd inzage te geven in zijn huidige persoonlijke situatie. Die inzage is onder de gegeven omstandigheden echter van essentieel belang omdat de vader in het verleden aantoonbaar ernstige psychische problemen had, hetgeen in 2012 reden was voor de rechtbank om te overwegen dat het in strijd zou zijn met de (zwaarwegende) belangen van de minderjarige om een omgangsregeling te bepalen tussen de vader en de minderjarige. De minderjarige is inmiddels ruim dertien jaar oud en heeft geen band met de vader. Volgens de moeder mist de minderjarige de vader ook niet. De moeder heeft geen bezwaar tegen het contact tussen de vader en de minderjarige via Facebook Messenger, echter stuurt de vader vaker dan één keer per week berichten naar de minderjarige, terwijl de rechtbank heeft bepaald dat dit maximaal één keer per week zal gebeuren. De minderjarige heeft zelf ook aangegeven dat hij niet zo’n behoefte heeft aan dit contact en zou uit zichzelf niet spontaan willen reageren op de appberichten. In december 2017 is nog wel geprobeerd om de minderjarige in de kerstvakantie enkele dagen met de vader te laten doorbrengen. Dit is echter uitgelopen op een debacle en heeft ertoe geleid dat de minderjarige het vertrouwen in de vader helemaal is kwijtgeraakt. De vader is volgens de moeder onvoldoende in staat om de belangen van de minderjarige in te schatten en daarmee rekening te houden. Dit maakt enerzijds dat het contact voor de minderjarige met de vader voor de minderjarige niet veilig is en anderzijds heeft dit ertoe geleid dat de minderjarige geen behoefte heeft aan omgang met de vader en ook dat de belangen van de minderjarige niet gebaat zijn bij de omgang met de vader. Zowel de moeder als de minderjarige hebben geen vertrouwen in de vader, aldus de moeder. Doordat de vader elke inzage in zijn privéleven en privéomstandigheden weigert, is het wantrouwen alleen nog maar verder toegenomen. Ter aanvulling heeft de moeder ter zitting verklaard dat de minderjarige alleen contact met zijn vader wil via Instagram. Zij sluit zich aan bij de recente bevindingen van de bijzondere curator.
5.4
De bijzondere curator heeft ter zitting verklaard dat de minderjarige het gedoe tussen de ouders zat is. De minderjarige is er klaar mee en heeft het er zichtbaar moeilijk mee. Hij wil het voorlopig zo laten zoals het is en voelt zich vrij om naar zijn vader te gaan als hij dat wil. In dit kader heeft de minderjarige aangegeven dat als hij een jaar of 15 is, hij zelfstandig naar zijn vader kan gaan. De minderjarige heeft meestal 1 keer per week skype-contact met de vader. Hij vindt dat prettig. De vader vraagt niet wanneer hij de minderjarige weer ziet. De minderjarige voelt daardoor nu geen druk. Met de minderjarige gaat het goed, ook op school.
5.5
Het hof is van oordeel dat de rechtbank het verzoek van de vader om alsnog te bepalen dat een omgangsregeling zal komen te gelden tussen de vader en de minderjarige, eventueel met een opbouwregeling, op de juiste gronden heeft afgewezen. Het hof neemt de gronden over en maakt deze - na eigen afweging - tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden. Daarbij weegt voor het hof zwaar mee dat de minderjarige in het kindgesprek heeft verklaard dat hij emotioneel klaar is met de strijd tussen de ouders over hem. Naar het gevoel van de minderjarige hebben de rechtszaken niet zo veel opgeleverd en de minderjarige wil ook niet dat hij verplicht naar zijn vader toe zou moeten gaan. Hij verwacht dat er dan ook weer gedoe tussen zijn ouders zou kunnen komen. De minderjarige wil geen vaste afspraken voor contact met zijn vader en wil niet verplicht worden om naar de vader toe te gaan. Als hij een jaar of vijftien is en zelfstandig kan reizen, zou hij uit zichzelf wel een keer naar zijn vader willen gaan. De vader blijft wel gewoon zijn vader voor zijn gevoel. Dat verandert niet, ook niet nu hij hem niet ziet. Het hof betrekt in zijn oordeel voorts de verklaring van de bijzondere curator, inhoudende dat de minderjarige het fijn zou vinden als beide ouders hem ondersteunen bij de omgang, hetgeen thans niet het geval is. De minderjarige heeft het hier moeilijk mee. De discussie tussen zijn ouders is hem heel zwaar gevallen en hij wil nu een normaal leven kunnen leiden. Het hof is verder uit de stukken en het besprokene ter zitting gebleken dat de ouders nog immer niet met elkaar door één deur kunnen, en zij nog steeds niet in staat zijn om in onderling overleg tot een oplossing te komen die zij beiden in het belang van de minderjarige achten. Het hof is voorts gebleken dat de minderjarige het voorlopig wil laten zoals het is. Daarbij komt dat de vader graag contact wil met zijn zoon, maar dat hij zelf ook inziet dat een reguliere omgangsregeling nu niet mogelijk is. De minderjarige heeft feitelijk één keer per week contact met de vader via Skype. Dit bevalt goed. Al met al acht het hof een omgangsregeling zoals verzocht door de vader op dit moment niet in het belang van de minderjarige. Het hof acht het aannemelijk dat gedwongen contact tussen de vader en de minderjarige een negatieve weerslag op de minderjarige zal hebben. Gelet op de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de contacten, zal het hof bepalen dat tussen de vader en de minderjarige één keer per week appcontact via Skype in plaats van Facebook Messenger zal plaatsvinden.
5.6
Uit het bovenstaande volgt dat de bestreden beschikking in zoverre dient te worden bekrachtigd. Hetgeen de vader overigens heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.

6.De beslissing

Het hof, in het hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 30 juli 2019, met dien verstande dat
tussen de vader en de minderjarige één keer per week appcontact via Skype zal plaatsvinden in plaats van via Facebook Messenger;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, A.N. Labohm en A.E. Sutorius-van Hees
,
bijgestaan door F.L. Lekahena als griffier en is op 13 mei 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.