Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6.De beslissing
,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige zoon. De vader had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag van 30 juli 2019, waarin de omgangsregeling was afgewezen. De minderjarige had aangegeven veel last te hebben van het conflict tussen zijn ouders en het hof hechtte veel waarde aan zijn visie. De vader verzocht om een zorg- en contactregeling, terwijl de moeder zich daartegen verweerde en de vader niet-ontvankelijk wilde laten verklaren in zijn hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige bij de moeder woont en dat de moeder alleen met het ouderlijk gezag is belast. De vader heeft in het verleden psychische problemen gehad, wat de omgangsregeling heeft beïnvloed. De bijzondere curator heeft verklaard dat de minderjarige het gedoe tussen zijn ouders zat is en voorlopig geen behoefte heeft aan een vaste omgangsregeling. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar bepaald dat er één keer per week appcontact via Skype zal plaatsvinden in plaats van via Facebook Messenger. Het hof oordeelde dat gedwongen contact tussen de vader en de minderjarige een negatieve impact zou hebben op de minderjarige, die momenteel goed functioneert en geen druk wil ervaren van zijn ouders.
De beslissing van het hof houdt in dat de vader en de minderjarige één keer per week contact via Skype zullen hebben, en dat de kosten van het geding in hoger beroep door elke partij zelf gedragen worden. De uitspraak benadrukt het belang van de emotionele en mentale ontwikkeling van de minderjarige in het kader van de omgangsregeling.