ECLI:NL:GHDHA:2021:1121
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- O.E.M. Leinarts
- J.A.M.J. Janssen-Timmermans
- W.S. Korteling
- Rechtspraak.nl
Integrale vrijspraak van plegen van ontucht met minderjarig stiefkind door onvoldoende overtuigend steunbewijs
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van ontucht met zijn minderjarig stiefkind. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen met het stiefkind, dat op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. Tijdens de zittingen in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van het slachtoffer stonden tegenover de ontkenning van de verdachte, en deskundigen hadden tegenstrijdige rapportages over de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer opgesteld. Het hof oordeelde dat het aanwezige steunbewijs niet overtuigend genoeg was om tot een veroordeling te komen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken.