Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
of omstreeks25 maart 2020 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op/aan de openbare weg bij de onderdoorgang van de brug genaamd "Pons Romanus" en/of onder/nabij de
Sweeruslaan en/of DeLaan van Wateringseveld
, in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], door tezamen en in vereniging met
een of meermedeverdachte
(n
):
zeer dicht tegen die [slachtoffer] aan te gaan staan (met het gezicht vlakbij het gezicht van die [slachtoffer]) terwijl een afstand van 1,50 meter tussen twee personen verplicht was gesteld ter bestrijding van de verspreiding van het COVID-19 coronavirus en/of
te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer]
(nadat deze [slachtoffer] tijdens zijn vlucht gevallen was
), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, (meermalen) te
slaan en/of te stompen en/of (meermalen) teschoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of tegen de handen van die [slachtoffer] (die die [slachtoffer] rond zijn hoofd hield ter bescherming) en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer].
voorover gebogenover het slachtoffer staat, terwijl de twee medeverdachten nog aan weerzijden
achterde verdachte staan. Daarbij is een schoppende beweging bij de verdachte te zien. De lichaamshouding van de verdachte wijst naar het oordeel van het hof niet op het wegtrekken van de medeverdachten, maar eerder op het zoeken van balans bij de medeverdachten, nadat hij schoppende bewegingen richting het slachtoffer heeft gemaakt. Het hof ziet daarbij geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de zeer gedetailleerde verklaringen van de verbalisanten die de camerabeelden hebben uitgekeken. Het hof wordt gesterkt in zijn overtuiging door het gegeven dat de verdachte – zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard – direct achter de medeverdachten aan rende, omdat hij het heel logisch vond dat er ‘iets’ zou gaan gebeuren als vervolg op de gestelde ‘vuist’ die een van hen kort daarvoor van het slachtoffer zou hebben gehad. Dat de verdachte toen al het voornemen zou hebben gehad dat te voorkomen is niet aannemelijk geworden.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
BESLISSING
38 (achtendertig) dagen.
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
30 (dertig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
€ 1.782,69 (duizend zevenhonderdtweeëntachtig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 982,69 (negenhonderdtweeëntachtig euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.