Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 mei 2018 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
thans gedetineerd [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder
1. impliciet primair tenlastegelegde, te weten moord, vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde, te weten doodslag, en het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. Omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [slachtoffer 2] en het inbeslaggenomen vuurwapen is beslist als in het vonnis waarvan beroep omschreven. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van
12 mei 2016 onder parketnummer 10-730488-14 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van honderddrie dagen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 03 januari 2017 te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met een vuurwapen acht, althans een of meer kogels afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer 1], waarbij die [slachtoffer 1] vijf maal, althans een of meermalen in de borst/romp is geraakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
hij in of omstreeks de periode van 03 januari 2017 tot en met 06 januari 2017 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een (semi-automatisch werkend) pistool van het merk FN, type 1910/22, kaliber 7,65 mm voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen (aan [medeverdachte]);
3. ( parketnummer 10-741291-16)
hij op of omstreeks 23 februari 2016 te Rotterdam
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door te steken/snijden met een mes in de hand(en) van die [slachtoffer 2] en/of dat mes terug te trekken terwijl die [slachtoffer 2] het lemmet van dat mes vasthield;
hij op of omstreeks 23 februari 2016 te Rotterdam
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer 2] getoond/voorgehouden en/of
- met voornoemd mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]. Te dien aanzien heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.093,24, te vermeerderen met de wettelijke rente, met niet-ontvankelijkverklaring voor het overige en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Dit brengt mee dat de verdachte van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde, te weten moord, behoort te worden vrijgesproken. Nu die vrijspraak overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en in overeenstemming het standpunt van de verdediging is, behoeft die geen nadere motivering.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 januari 2017 te Capelle aan den IJssel opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met een vuurwapen kogels afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer 1], waarbij die [slachtoffer 1] meermalen in de borst/romp is geraakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
hij in de periode van 03 januari 2017 tot en met 06 januari 2017 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een (semi-automatisch werkend) pistool van het merk FN, type 1910/22, kaliber 7,65 mm voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen (aan [medeverdachte]);
hij op 23 februari 2016 te Rotterdam [slachtoffer 2] heeft mishandeld door te snijden met een mes in de hand van die [slachtoffer 2] en dat mes terug te trekken terwijl die [slachtoffer 2] het lemmet van dat mes vasthield;
hij op 23 februari 2016 te Rotterdam
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes aan die [slachtoffer 2] voorgehouden en
- met voornoemd mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De verdachte heeft ontkend opzet op het doden van [slachtoffer 1] te hebben gehad. In dit verband heeft de verdachte ontkend gericht op [slachtoffer 1] te hebben geschoten. Volgens de verdachte was hij naar [slachtoffer 1] toegelopen om hem aan te spreken op zijn parkeergedrag. Nadat [slachtoffer 1] de deur van de auto had geopend, was tussen hen een conflict ontstaan. Tijdens dat conflict had [slachtoffer 1] aan de sjaal van de verdachte getrokken. Daardoor was de verdachte in paniek geraakt, had zijn doorgeladen vuurwapen uit zijn tas gehaald en had dat op [slachtoffer 1] leeg geschoten. Direct daarna was hij weggelopen.
Het hof stelt vast dat de door de verdachte geschetste toedracht in strijd is met de overige bevindingen in het dossier, waaronder die van de technische recherche, de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], de bevindingen van de patholoog anatoom als verwoord in het sectierapport en de camerabeelden van de metro.
Nu de door de verdachte geschetste toedracht in strijd is met de overige bevindingen in het dossier, acht het hof die niet aannemelijk geworden en schuift het die terzijde.
Het hof stelt daarentegen wel vast dat de verdachte welbewust op [slachtoffer 1], die in zijn auto zat met de deur en het raam dicht, is afgelopen, zijn vuurwapen heeft gepakt en meermalen op die [slachtoffer 1] heeft geschoten. Deze gedragingen kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het veroorzaken van dodelijk letsel, dat het niet anders kan dat dat de verdachte door zo te handelen bewust de aanmerkelijke heeft aanvaard dat hij het slachtoffer daarbij zou doden. Het hof is niet gebleken van contra-indicaties die aan dat oordeel kunnen afdoen.
Dat de verdachte uit (putatief) noodweer(exces) zou hebben gehandeld, is door de verdediging niet betoogd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 impliciet subsidiair:
doodslag;