ECLI:NL:GHDHA:2021:2221

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
22-003622-20.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake diefstal met geweld en drugshandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2020. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en 6 maanden voor meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld en drugshandel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte voor de feiten 1, 2, 4 en 5 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 75 maanden. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval op een 98-jarige man, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft ook een bedrijfsinbraak gepleegd en was betrokken bij de handel in harddrugs. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, de rechtsopvolgster van het slachtoffer van de woningoverval, toegewezen tot een bedrag van € 6.000,00 voor immateriële schade. De vordering van een andere benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte voor dat feit werd vrijgesproken. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof de impact van de overval op het slachtoffer en de maatschappelijke onrust die dergelijke feiten veroorzaken, in aanmerking heeft genomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003622-20
Parketnummer: 10-224408-19
Datum uitspraak: 4 juni 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans gedetineerd in PI Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, telkens met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Krimpen aan den IJssel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of uit de woning gelegen aan de [adres], twee ringen en/of 50 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1] (geboren [geboortedatum]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer1] aan weerszijden, ieder een arm, vast te pakken en/of
- die [slachtoffer1] door de gang naar de woonkamer van die woning te sleuren en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan die [slachtoffer1] en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer1] en/of de loop van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het voorhoofd van die [slachtoffer1] te zetten en/of
- een alarmknop van de arm van die [slachtoffer1] af te rukken en/of
- de handen van die [slachtoffer1] aan elkaar vast te binden;
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2019 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een laptop (merk HP), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 10 augustus 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of uit de woning gelegen aan de [adres], een laptop (merk HP) en/of een tablet (merk Samsung) en/of meerdere gouden kettingen en/of een envelop met daarin een geldbedrag van 3.400 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer3] en/of huisgenoten van die [slachtoffer3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel(s), door
- de ketting, welke vast zit aan de deurpost en aan de deur van het balkon aan de achterzijde van de woning, kapot te maken en/of
- de sleutel van die woning buiten weten en/of tegen de wil van de rechthebbende mee te nemen en/of vervolgens een kopie te (laten) maken van die sleutel en/of vervolgens met die kopiesleutel, buiten weten en/of tegen de wil van de rechthebbende, die woning te betreden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 02 augustus 2019 tot en met 15 september 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, telkens ongeveer 0,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of telkens ongeveer 1 tot 10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 16 september 2019 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 18,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 7,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks18 mei 2019 te Krimpen aan den IJssel tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,in
of uitde woning, gelegen aan de [adres], twee ringen en
/of50 euro
, in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer1], heeft weggenomen met het oogmerk om
hetzich
die ringen en dat geldwederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
, vergezeld en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1] (geboren [geboortedatum]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door
- die [slachtoffer1] aan weerszijden, ieder een arm, vast te pakken en
/of
- die [slachtoffer1] door de gang naar de woonkamer van die woning te sleuren en
/of
-
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan die [slachtoffer1] en/ofeen vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer1] en
/ofde loop van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het voorhoofd van die [slachtoffer1] te zetten en
/of
- een alarmknop van de arm van die [slachtoffer1] af te rukken en
/of
- de handen van die [slachtoffer1] aan elkaar vast te binden;
2.
hij op
of omstreeks18 augustus 2019 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,een laptop (merk HP),
in elk geval enig goed,
datdiegeheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer2], heeft weggenomen met het oogmerk om
hetzich
die laptopwederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededaderzich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/
hebbenverschaft
en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
4.
hij in
of omstreeksde periode van
2 augustus 2019 tot en met 15 september 2019
te Rotterdam, althansin Nederland meermalen
(telkens
)opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, telkens ongeveer 0,4 gram, in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
telkens ongeveer 1 tot 10 gram, in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en
/ofcocaïne
(telkens) eenmiddel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op
of omstreeks16 september 2019 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer18,0 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA en
/of ongeveer7,1 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en
/ofcocaïne,
(telkens) eenmiddel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer verdediging
Door de raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de telefoongegevens, zoals opgenomen in het proces-verbaal van politie met de documentcode [code] (bewijsmiddel 4 van het bestreden vonnis), niet tot bewijs van het onder 1 tenlastegelegde kunnen worden gebruikt, gegeven de uitspraak van het Hof van Justitie van 2 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:152.
Nu het hof de door de raadsvrouw bedoelde gegevens niet voor het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde heeft gebezigd, behoeft dit verweer geen bespreking.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval, waarvan een 98-jarige man het slachtoffer is geworden. Het slachtoffer is vastgepakt, meegesleurd en bedreigd met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Ook zijn de handen van het slachtoffer vastgebonden en is de alarmknop die hij droeg van zijn arm gerukt. Twee ringen en een geldbedrag van 50 euro zijn weggenomen. De verdachte en zijn mededader hebben een verregaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer gemaakt en niet alleen diens lichamelijke, maar ook diens psychische integriteit op zeer grove wijze geschonden. Dat de overval een traumatische invloed op het hoogbejaarde slachtoffer heeft gehad, komt naar voren uit de zich in het dossier bevindende slachtofferverklaring. Daarin valt onder meer te lezen dat het slachtoffer na de overal erg angstig en onzeker was. Voordien ging hij nog vaak zelfstandig de deur uit, nadien was dat niet meer het geval.
Een dergelijke overval leidt daarnaast ook tot veel maatschappelijke onrust en verontwaardiging.
De verdachte is samen met zijn mededader slechts uit geweest op financieel gewin en heeft zich niets aangetrokken van het leed dat zijn handelen bij het slachtoffer zou veroorzaken. Het hof acht het zeer kwalijk dat de verdachte en zijn mededader een bijna honderd jaar oude man als doelwit hebben gekozen.
Daarnaast heeft de verdachte samen met zijn mededader een bedrijfsinbraak gepleegd waarbij een laptop is weggenomen. Dit betreft een ergerlijk feit dat tot overlast en financiële schade heeft geleid. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en heeft zich ook hier enkel laten leiden door financieel gewin.
Voorts heeft de verdachte harddrugs in zijn bezit gehad en gedurende enkele weken harddrugs verhandeld. De verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. De handel in harddrugs veroorzaakt bovendien een gevaar voor de volksgezondheid en leidt daarnaast direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit, hetgeen veel overlast en onrust in de samenleving veroorzaakt. De verdachte was kennelijk wederom alleen uit op eigen financieel gewin en heeft geen oog voor de nadelige gevolgen van zijn handelen gehad.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder – zij het inmiddels bijna acht jaar geleden – een diefstal met geweld en een poging tot diefstal met geweld, ter zake waarvan aan hem toen een forse gevangenisstraf is opgelegd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij], rechtsopvolgster onder algemene titel van [slachtoffer1], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van € 6.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering integraal aan de orde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, conform de beslissing van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij is door of namens de verdachte niet inhoudelijk betwist en ligt daarom, nu de gestelde immateriële schade ook als rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde valt aan te merken en de ter zake gevorderde vergoeding het hof daarenboven alleszins billijk voorkomt, voor hoofdelijke toewijzing gereed.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 6.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer3]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde tot een bedrag van € 2.580,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is ook deze vordering integraal aan de orde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, conform de beslissing van de rechtbank.
De vordering van de benadeelde partij is door of namens de verdachte niet betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde evenwel wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het hof zal bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten, door hen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering gemaakt, dienen te dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36f, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
75 (vijfenzeventig) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van
de benadeelde partij [benadeelde partij]ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.000,00 (zesduizend euro) ter zake van immateriële schade,
vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,en veroordeelt de verdachte om dit bedrag met rente tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat, indien en voor zover de mededader aan zijn betalingsverplichting jegens de benadeelde partij heeft voldaan, de verdachte daarvan in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om
aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.000,00 (zesduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen.
Verstaat dat toepassing van die gijzeling de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover de mededader voormeld bedrag met rente ten behoeve van het slachtoffer aan de Staat heeft betaald, de verdachte in zoverre van zijn verplichting tot betaling aan de Staat is bevrijd.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte dan wel de mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien en voor zover de verdachte dan wel de mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart
de benadeelde partij [slachtoffer3]niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de verdachte en laatstgenoemde benadeelde partij ieder de eigen kosten, door hen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering gemaakt, dienen te dragen.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk, mr. G. Knobbout en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. F.A. Janse.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 juni 2021.