ECLI:NL:GHDHA:2021:2343

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
200.288.080/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot staken van monitoring en vernietiging van dossiers door Veilig Thuis in kort geding

In deze zaak vorderen ouders in kort geding dat Veilig Thuis de monitoring van hun dochters staakt en dat de dossiers van de meldingen van mishandeling worden gesloten en vernietigd. De ouders zijn curatoren van hun dochters, die een complexe medische situatie hebben. Veilig Thuis heeft een anonieme melding van mishandeling ontvangen en heeft daarop een onderzoek ingesteld. De ouders zijn het niet eens met de inhoud van de rapportage van Veilig Thuis en verzoeken om sluiting en vernietiging van de dossiers. Het hof moet beoordelen of de ouders ontvankelijk zijn in hun vorderingen en of Veilig Thuis als bestuursorgaan kan worden aangemerkt. Het hof oordeelt dat Veilig Thuis geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor de rechtsgang op basis van de UAVG niet openstaat voor de ouders. Het hof verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat er geen spoedeisend belang meer is bij de vordering tot beëindiging van de monitoring en de sluiting van het dossier. De ouders worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.288.080/01
Rolnummer rechtbank : C/09/597161/KG ZA 20-728
arrest van 19 oktober 2021
inzake
[appellanten] ,
wonende te [woonplaats],
appellanten in principaal appel, tevens geïntimeerden in incidenteel appel,
hierna tezamen te noemen: de ouders en afzonderlijk te noemen respectievelijk: de moeder en de vader
advocaat: mr. I. Roos te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden, mede handelende onder de naam Veilig Thuis Hollands Midden,
gevestigd te Leiden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Veilig Thuis,
advocaat: mr. J. van Helden en mr. M. de Wijs, beiden advocaat te Leiden.

1.Het geding

1.1
Het hof heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de appeldagvaarding met producties van 28 december 2020, waarbij de ouders in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 30 november 2020;
  • de op 9 februari 2021 door Veilig Thuis ingediende memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel appel, met producties;
  • de op 23 maart door de ouders ingediende memorie van antwoord in incidenteel appel met producties;
  • de voor de mondelinge behandeling door de ouders ingediende akte overlegging producties, ingekomen bij het hof op 11 augustus 2021.
1.2
Beide partijen hebben verzocht om een mondelinge behandeling te bepalen. Deze heeft
plaatsgevonden op 24 augustus 2021. Partijen hebben ieder aan de hand van pleitnotities hun stellingen nader toegelicht. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting is meegedeeld dat het hof op basis van de door partijen voor de zitting overgelegde procesdossiers, waarvan de hiervoor vermelde akte overlegging producties deel uitmaakt, arrest zal wijzen.

2.Korte weergave van de zaak

2.1
Appellanten zijn de moeder en de (stief)vader van [dochter 1] en
[dochter 2] , beiden geboren [geboortedatum] , hierna ook te noemen: de dochters. Bij de dochters is sprake van een complexe medische situatie waarvoor medische zorg noodzakelijk is. Deze zorg wordt geboden door verschillende artsen/behandelaars op verschillende locaties. De dochters zijn onder curatele gesteld en de ouders zijn hun curatoren.
2.2
Op 6 november 2019 is bij Veilig Thuis een anonieme melding over de dochters gedaan
van mishandeling van de dochters door de moeder. Veilig Thuis heeft deze melding in behandeling genomen. Veilig Thuis heeft daarbij een eerdere melding betrokken die Veilig Thuis in 2012 van het Curium had gekregen.
2.3
Veilig Thuis heeft bij brief van 16 april 2020 de ouders geïnformeerd over de resultaten
van het verrichte onderzoek. Veilig Thuis is daarin tot een advies gekomen, dat, kort weergegeven, inhoudt: de regie en uitvoering van de zorg worden belegd bij de medisch specialisten van het AUMC, de artsen geven een eenduidig advies over het ontlasten van de moeder in de thuissituatie, inzet van meer thuiszorg en respijtzorg en over de coördinatie van de zorg. Veilig Thuis heeft daarmee de zorgen overgedragen aan het AUMC, te weten mevrouw dr. [naam arts 1] van het AUMC, met het verzoek bovenstaande adviezen op te pakken. Verder heeft Veilig Thuis [naam arts 1] verzocht, om met Veilig Thuis de verdere vervolgstappen te bespreken en te bepalen, wanneer de zorgen uit de melding niet met betrokkenen besproken kunnen worden of de hulpverlening niet van de grond komt..
2.4
De ouders hebben Veilig Thuis bij brief van 11 mei 2020 bericht dat zij zich niet
kunnen vinden in de inhoud van de brief van Veilig Thuis van 16 april 2020. Zij verzoeken Veilig Thuis het dossier te sluiten zonder verdere monitoring. Ook verzoeken zij Veilig Thuis het dossier alsmede het dossier betreffende de melding in 2012 te vernietigen. Veilig Thuis heeft de ouders bij brief van 22 mei 2020 bericht dat besloten is het dossier over te dragen aan het AUMC en dat Veilig Thuis het dossier na die overdracht heeft gesloten. Ook heeft Veilig Thuis de ouders in deze brief meegedeeld dat het huidige dossier en het dossier uit 2012 niet vernietigd zullen worden.
2.5
Nadat dr. [naam arts 1] Veilig Thuis op 16 juli 2020 heeft meegedeeld dat de ouders
de behandelrelatie met haar hadden opgezegd, heeft Veilig Thuis besloten het dossier te heropenen en de stand van zaken te bekijken.
2.6
De ouders hebben Veilig Thuis op 25 augustus 2020 in kort geding gedagvaard en
gevorderd dat de voorzieningenrechter Veilig Thuis op straffe van een dwangsom zal bevelen onmiddellijk elke monitoring betreffende de dochters te beëindigen en alle informatie, te weten de dossiers van de meldingen in 2012 en in 2019 over de dochters binnen twee weken na het vonnis te vernietigen, met veroordeling van Veilig Thuis in de proceskosten.
2.7
Veilig Thuis heeft de ouders bij brief van 25 januari 2021 bericht dat Veilig Thuis het
dossier zal sluiten en voor overdracht (kennelijk: van de integrale coördinatie van zorg voor de dochters) aan dr. [naam arts 2] , werkzaam in het LUMC, zal zorgdragen. Verder is de ouders meegedeeld dat het standpunt van Veilig Thuis over het vernietigen van het dossier niet is veranderd.
3.
Het vonnis van de voorzieningenrechter en de vorderingen van de ouders en van Veilig Thuis
3.1
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de ouders (zie hiervoor onder 2.6) afgewezen en bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.2
De ouders hebben in de appeldagvaarding negen grieven aangevoerd. Zij vorderen dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
I. Veilig Thuis zal bevelen onmiddellijk elke monitoring betreffende de dochters te beëindigen;
II. Veilig Thuis zal bevelen het dossier te sluiten en alle informatie, te weten de beide dossiers van de melding in 2012 en in 2019 betreffende de dochters, te vernietigen binnen twee weken na het in deze te wijzen (het hof leest:) arrest;
III. Het onder I en II gevorderde op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat Veilig Thuis hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 50.000,-;
IV. Veilig Thuis zal veroordelen in de proceskosten.
3.3
Veilig Thuis concludeert, uitvoerbaar bij voorraad, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van de ouders in de proceskosten in hoger beroep. In incidenteel appel vordert Veilig Thuis dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover bestreden en bij arrest – uitvoerbaar bij voorraad – de ouders niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen dan wel deze zal afwijzen, met veroordeling van de ouders in de proceskosten in hoger beroep.
3.4
De ouders concluderen in het incidenteel appel tot niet-ontvankelijkverklaring van Veilig Thuis, althans tot verwerping van de door Veilig Thuis aangevoerde grieven.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1
Als meest verstrekkende verweer en bij grieven in incidenteel appel heeft Veilig Thuis betoogd dat de ouders alsnog niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Kort weergegeven met betrekking tot de eerste vordering en het eerste deel van de tweede vordering, omdat een (spoedeisend) belang ontbreekt dan wel heeft ontbroken en met betrekking tot het tweede deel van de tweede vordering omdat de ouders de verkeerde rechtsingang hebben gekozen. Het hof zal eerst op deze geschilpunten ingaan.
De vordering tot het beëindigen van de monitoring betreffende de dochters en het bevel het dossier te sluiten
4.2
Bij brief van 25 januari 2021 heeft Veilig Thuis de ouders bericht dat Veilig Thuis het
dossier zal sluiten. Daarmee is ook de monitoring door Veilig Thuis gestaakt.
Het hof stelt voorop dat het zo nodig ambtshalve moet beoordelen of de ouders ten tijde van het uitspreken van het arrest van het hof nog belang hebben bij de in kort geding verlangde voorziening en ook of dat belang nog voldoende spoedeisend is. Het hof is van oordeel dat de ouders geen belang meer hebben bij deze vordering, nu door Veilig Thuis is uitgevoerd wat de ouders met deze vordering beogen. Het hof zal de ouders daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun eerste vordering en het eerste onderdeel van hun tweede vordering (bevel tot sluiting van het dossier) in hoger beroep.
4.3
Veilig Thuis heeft incidenteel appel ingesteld en heeft betoogd dat de
voorzieningenrechter ten onrechte niet de ouders niet-ontvankelijk heeft verklaard in deze vordering omdat een spoedeisend belang bij deze vordering ontbrak. Nu het hof de ouders in deze vordering alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren vanwege het ontbreken van (spoedeisend) belang, heeft Veilig Thuis geen belang bij deze grief en behoeft deze verder geen bespreking meer.
De vordering tot vernietiging van de dossiers die Veilig Thuis heeft opgemaakt
4.4
Veilig Thuis voert aan dat de ouders niet-ontvankelijk zijn in hun vordering tot vernietiging van de dossiers, omdat in de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: UAVG) een speciale regeling in het leven is geroepen. De ouders hadden de rechtsgang ingevolge deze regeling moeten volgen. De UAVG bevat een bepaling over een verwijderingsverzoek, genomen door een bestuursorgaan, artikel 34 UAVG en een bepaling over een verwijderingsverzoek dat is gericht tot een ander dan een bestuursorgaan: artikel 35 UAVG. Het hof oordeelt hierover als volgt.
4.5
Op grond van artikel 5.3.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo
2015) is Veilig Thuis bevoegd tot het nemen van een besluit op een aanvraag tot vernietiging van een dossier.
4.6
Nu de UAVG onderscheid maakt tussen een verwijderingsverzoek gericht aan een bestuursorgaan en gericht aan een niet-bestuursorgaan, zal het hof allereerst de vraag moeten beantwoorden of Veilig Thuis is aan te merken als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is en motiveert dit als volgt.
4.7
Onder een bestuursorgaan wordt volgens artikel 1:1, eerste lid (https://www.navigator.nl/document/openCitation/iddddaef24e358ab2df5c0f5f1a5345d56)
,van de Awb verstaan:
​​a
.een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
​​b
.een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
4.8
Veilig Thuis betoogt dat Veilig Thuis te kwalificeren valt als bestuursorgaan zoals bedoeld in artikel 1:1 eerste lid onder a van de Awb. Dit omdat Veilig Thuis onderdeel uitmaakt van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden (RDOG HM). De RDOG HM is een openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr), wat maakt dat de organen van de RDOG HM in beginsel zijn aan te merken als zogenaamde a-organen, aldus Veilig Thuis.
4.9
Het hof constateert dat de RDOG HM een openbaar lichaam is; dit is ook niet in geschil. De RDOG HM vindt zijn wettelijke basis in de Wgr. Het openbare lichaam RDOG HM heeft tot taak - onder meer - het instellen en in stand houden van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.
Het hof is van oordeel dat het feit, dat het openbaar lichaam RDOG HM tot taak heeft het instellen van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, niet betekent dat daarmee Veilig Thuis is aan te merken als bestuursorgaan. Zoals Veilig Thuis ter zitting heeft vermeld heeft het RDOG HM op grond van de gemeenschappelijke regeling de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, zoals ook is bepaald in artikel 12 van de Wgr. Daarnaast kunnen op grond van die regeling bestuurs-
en adviescommissies worden ingesteld. Veilig Thuis is echter niet te kwalificeren als een
commissie die het algemeen bestuur adviseert en evenmin als een bestuurscommissie.
Naast deze commissies kunnen geen andere bestuursorganen worden ingesteld.
Het hof komt tot de slotsom dat Veilig Thuis niet een bestuursorgaan in de zin van
artikel 1:1 eerste lid onder a Awb is.
4.1
Veilig Thuis heeft naar voren gebracht niet een bestuursorgaan te zijn als bedoeld in
artikel 1:1 eerste lid onder b Awb. Het hof is van oordeel dat dit standpunt van Veilig
Thuis juist is. Onder openbaar gezag in de zin van deze bepaling moet worden verstaan
de bevoegdheid publiekrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, dat wil zeggen de
publiekrechtelijke bevoegdheid om eenzijdig de rechtspositie (de rechten en/of
verplichtingen) van andere rechtssubjecten vast te stellen. Daarvan is bij Veilig Thuis
geen sprake.
4.11
Het voorgaande betekent dat, nu Veilig Thuis niet als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 eerste lid Awb is aan te merken, de rechtsgang van de Awb niet voor de ouders openstond. Artikel 34 UAVG is dan ook niet van toepassing.
4.12
De volgende vraag die het hof moet beantwoorden is of, nu geoordeeld is dat Veilig
Thuis niet een bestuursorgaan in de zin van de Awb is, de ouders de rechtsgang zoals
voorgeschreven in artikel 35 UAVG hadden moeten volgen en zij, nu zij dat niet hebben gedaan, niet-ontvankelijk zijn in hun vordering in kort geding.
4.13
In artikel 35 UAVG is bepaald dat, indien de beslissing op een verzoek als bedoeld
in artikel 34 (https://wetten.overheid.nl/BWBR0040940/2021-07-01) is genomen door een ander dan een bestuursorgaan, de belanghebbende zich tot de rechtbank kan wenden met het schriftelijk verzoek de verwerkingsverantwoordelijke te bevelen het verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) alsnog toe of af te wijzen. Een verzoek tot vernietiging van de dossiers die Veilig Thuis aanhoudt, valt binnen het bereik van deze artikelen.
Een schriftelijk verzoek moet bij de rechtbank op straffe van niet-ontvankelijkheid worden ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verwerkingsverantwoordelijke. Artikel 35 lid 2 UAVG biedt daarmee voor de belanghebbende die bezwaar heeft tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens een speciale rechtsgang om daartegen op te komen. De ouders baseren hun vordering in kort geding op een onrechtmatig handelen van Veilig Thuis. Dit laat onverlet dat er een speciale rechtsgang is om tegen het besluit van Veilig Thuis om niet tot vernietiging over te gaan op te komen die de ouders dan ook in beginsel moeten volgen.
4.14
De ouders hebben niet binnen zes weken na het besluit van Veilig Thuis van 22 mei 2020 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank. De brief van Veilig Thuis van 22 mei 2020 is een antwoord op de brief van de ouders van 11 mei 2020 met – onder meer – het verzoek te bevestigen dat het eerdere en het huidige dossier zijn vernietigd.
Nu de ouders niettemin na het verstrijken van die termijn een kort geding aanhangig hebben gemaakt, zullen zij hun spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening tegen de achtergrond van het voorgaande moeten onderbouwen.
4.15
Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende gebleken is van een spoedeisend belang van de ouders bij toewijzing van de vordering. De ouders voeren aan dat bij uitblijven van vernietiging van het dossier het dossier oneindig wordt opgerekt en oude meldingen daarin betrokken worden. De ouders willen ook voor de toekomst niet telkens in deze situatie blijven. Het hof is van oordeel dat de ouders met het door hen gestelde niet hebben onderbouwd dat een spoedeisend belang bij de vordering aanwezig is. De situatie is nu zo dat het dossier is gesloten en de monitoring is gestaakt. De vordering tot vernietiging van de dossiers is niet zodanig spoedeisend dat daarvoor de kort gedingprocedure aangewezen is.
Dit leidt ertoe dat het hof van oordeel is dat de ouders de weg van artikel 35 lid 2 UAVG hadden moeten volgen en binnen zes weken na de datum van schriftelijke afwijzing, 22 mei 2020, een verzoek tot de rechtbank hadden moeten richten. Het hof wijst er verder nog op dat het verzoek op grond van artikel 17 AVG) te allen tijde – en derhalve meermalen – kan worden gedaan. Hieruit vloeit voort dat een belanghebbende (behoudens misbruik van (proces)recht) ook meermalen een artikel 35 UAVG-verzoek kan indienen.
4.16
De ouders betogen nog dat Veilig Thuis het dossier heeft heropend na een eerdere sluiting daarvan en dat dit in de weg zou staan aan de verzoekschriftprocedure op de voet van artikel 35 UAVG. Het hof verwerpt dit betoog. In de brief van 22 mei 2020 is duidelijk vermeld dat Veilig Thuis het verzoek van de ouders tot vernietiging van de dossiers afwijst. Dat het laatste dossier vervolgens is heropend staat niet aan het indienen van een verzoekschrift in de weg.
4.17
De ouders zullen op grond van wat hiervoor is overwogen niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering met betrekking tot de vernietiging van de dossiers inzake de meldingen uit 2012 en 2019. In zoverre zal het bestreden vonnis worden vernietigd.
Grieven en bewijsaanbod
4.18
Het hof komt op grond van wat hiervoor is overwogen niet toe aan de bespreking van de grieven die de ouders hebben aangevoerd. Ook aan het bewijsaanbod van de ouders komt het hof, wat daar verder ook van zij, niet toe.
Slotsom en proceskosten
4.19
De slotsom is dat de ouders in hun vorderingen tot beëindiging van de monitoring, sluiting van het laatste dossier en vernietiging van de beide dossiers, niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. De vordering tot het verbinden van een dwangsom aan de gevorderde bevelen zal daarmee worden afgewezen. De ouders zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld en hun vordering, om Veilig Thuis in de proceskosten te veroordelen, zal worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarin de vorderingen van de ouders zijn afgewezen en, opnieuw rechtdoende:
verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun vorderingen met betrekking tot bevelen om de monitoring te beëindigen, het dossier te sluiten en de beide dossiers te vernietigen;
veroordeelt de ouders in de proceskosten in het principaal appel en in het incidenteel appel, aan de zijde van Veilig Thuis begroot op € 4.659,-, te weten € 760,- aan griffierecht en € 3.899,- aan salaris advocaat en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.A. Mink, K.M. Braun en M. Th. Linsen-Penning de Vries en is ondertekend en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 oktober 2021 door
mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier.