ECLI:NL:GHDHA:2021:2647

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
2200058518
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mensenhandel in vereniging gepleegd t.a.v. een kwetsbare vrouw met een verstandelijke beperking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor mensenhandel. De verdachte werd beschuldigd van het werven, vervoeren en uitbuiten van een jonge vrouw met een verstandelijke beperking, die destijds 18/19 jaar oud was. Het hof oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, zich schuldig had gemaakt aan meerdere vormen van mensenhandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 2.000,- voor immateriële schade. Het hof overwoog dat de verdachte en de medeverdachte misbruik hadden gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die een IQ van circa 55 had en daardoor niet in staat was om zich te verzetten tegen de uitbuiting. Het hof constateerde ook dat de redelijke termijn in de procedure was overschreden, wat in mindering werd gebracht op de opgelegde straf. De verdachte werd vrijgesproken van een bedreiging met een mes, omdat het hof niet overtuigd was van de bewijsbaarheid van deze beschuldiging.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000585-18
Parketnummer: 10-750225-14
Datum uitspraak: 11 november 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 januari 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam],

geboren te [geboortestad] (geboorteland) op [geboortedag] 1976,
BRP-adres: [adres],
door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep opgegeven adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Ook is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel d.d. 7 februari 2018 is het hoger beroep namens de verdachte beperkt tot het onder 1 en 3 tenlastegelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld op de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit arrest gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit arrest.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde
Het hof heeft uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte een mes in zijn handen had, toen hij zich op 25 december 2015 in de woning van de aangeefster [aangeefster] begaf en tegen haar zei dat zij stil moest zijn.
Gelet hierop is geen sprake geweest van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling of bedreiging met gijzeling in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zodat de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities - op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Hij heeft hiertoe in de eerste plaats betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te kunnen gebruiken. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is geweest van een afhankelijkheids- dan wel uitbuitingssituatie en dat als er wel sprake is geweest van een uitbuitingssituatie, er geen bewijs is dat de verdachte daar doelbewust misbruik van heeft gemaakt.
Ook heeft de raadsman aangevoerd dat de bijdrage die de verdachte aan het onder 1 tenlastegelegde zou hebben geleverd – te weten het vervoeren van [slachtoffer] van en naar klanten – van onvoldoende gewicht is om de verdachte als medepleger aan te merken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
Het hof zal de verklaringen die [slachtoffer] over het onder 1 tenlastegelegde heeft afgelegd niet voor het bewijs gebruiken, waardoor het verweer van de raadsman met betrekking tot de betrouwbaarheid van die verklaringen geen verdere bespreking behoeft.
Feiten en omstandigheden
Het hof overweegt dat de volgende uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden, die niet ter discussie staan, als vertrekpunt kunnen dienen voor de beoordeling van de bewijsvragen met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde feit.
  • Gedurende enige tijd in de tenlastegelegde periode heeft [slachtoffer], die destijds 18 en 19 jaar oud was, prostitutiewerkzaamheden verricht. Zij heeft deze werkzaamheden in ieder geval verricht in de periode waarin zij bij de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) in haar woning in Ede verbleef. Daarnaast heeft [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden verricht in een woning aan de [straatnaam] in Rotterdam.
  • [Medeverdachte 1] heeft een advertentie met betrekking tot (de prostitutiewerkzaamheden van) [slachtoffer] op de website Kinky.nl geplaatst. Daarnaast hield [medeverdachte 1] zich bezig met het klantcontact en de planning van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer].
  • De verdachte had destijds samen met [medeverdachte 1] een pasgeboren baby en kwam om die reden in de woning van [medeverdachte 1] in Ede. Daarnaast fungeerde hij als chauffeur/beveiliger. De verdachte bracht [slachtoffer] in die hoedanigheid van en naar klanten. Hij bleef dan voor de veiligheid van [slachtoffer] in zijn auto wachten als [slachtoffer] bij een klant was.
  • Het geld dat [slachtoffer] met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende, kreeg [slachtoffer] rechtstreeks van de klant. [Slachtoffer] gaf dit geld vervolgens aan [medeverdachte 1], die van een deel van dat geld zichzelf en de verdachte betaalde.
Nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1]
Bij de beantwoording van de vraag of sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1], neemt het hof mede in aanmerking de voor het bewijs gebezigde verklaringen van [medeverdachte 1], kort samengevat inhoudende:
  • dat zij in de periode van 2012 tot in de zomer van 2014 samen met de verdachte een escortbureau zou gaan runnen, dat zij op jacht waren naar legale meisjes die wilden werken in de prostitutie bij dat escortbureau,
  • dat [slachtoffer] een hele tijd bij haar en de verdachte is geweest, dat [medeverdachte 1] en de verdachte alles wat [slachtoffer] nodig had regelden, dat [medeverdachte 1] en de verdachte samen een deel van de verdiensten van [slachtoffer] kregen en dat zij dit geld (vervolgens) uitgaven aan onder meer vaste lasten, aan samen uitgaan en aan boodschappen (bewijsmiddel - hierna: BM - 5),
  • dat [medeverdachte 2] een vriend van de verdachte was en dat [medeverdachte 2] met twee meisjes kwam en dat één van die meisjes [slachtoffer] was. De verdachte had tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij een vriend had, [medeverdachte 2], die een meisje had (BM 5),
  • dat de verdachte niet wilde dat [slachtoffer] zonder condoom werkte, dat als hij een klant had die daarnaar vroeg, boos werd en dat dit echt niet bij haar en de verdachte gebeurde (BM 6),
  • dat zij de rol van de verdachte in dit geheel hetzelfde zag als haar eigen rol en dat zij alles samen deden (BM 7).
Mede gelet op deze verklaringen is het hof van oordeel dat in de tenlastegelegde periode sprake is geweest van een intensieve samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1], waarbij beiden essentiële werkzaamheden hebben verricht ten aanzien van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer].
[Medeverdachte 1] heeft een advertentie van [slachtoffer] op Kinky.nl geplaatst. Daarnaast zorgde zij voor het klantcontact, maakte in die hoedanigheid afspraken met klanten en zorgde dat [slachtoffer] er tijdig van op de hoogte was als er een klant voor haar was. Ook incasseerde [medeverdachte 1] het geld dat [slachtoffer] met de prostitutiewerkzaamheden verdiende en zorgde zij in Ede voor de huisvesting van [slachtoffer].
De verdachte is degene geweest die ervoor heeft gezorgd dat [slachtoffer] voor hem en [medeverdachte 1] is gaan werken. Uit de voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] “Als hij een klant had….” (BM 6), leidt het hof voorts af dat de verdachte klanten voor [slachtoffer] aandroeg. Daarnaast zorgde de verdachte voor het vervoer van [slachtoffer] van en naar klanten en bleef hij voor de veiligheid van [slachtoffer] voor de deur wachten als [slachtoffer] bij een klant was. Ook nam de verdachte de telefoon weleens over van [medeverdachte 1] als klanten met voorstellen kwamen waarin de verdachte zich niet kon vinden, waardoor hij zich in die hoedanigheid ook bezighield met klantcontact.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de bijdrage die de verdachte aan het onder 1 tenlastegelegde heeft verricht van voldoende gewicht is geweest, zodat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en het tenlastegelegde medeplegen derhalve wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Bewezenverklaarde periode
De geboortedatum van [slachtoffer] is [geboortedag] 1994. [Medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer] 18 was toen zij begon met werken in de prostitutie en dat [slachtoffer] 2 maanden nadat ze bij hen was gekomen, 19 jaar was geworden. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat [slachtoffer] ongeveer 1,5 jaar met haar heeft gewerkt en dat zij soms weleens een tijdje weg was, maar steeds weer terug kwam (BM 6).
Gelet op deze verklaring is het hof van oordeel dat de gehele tenlastegelegde periode wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat het hof in aanmerking neemt dat er periodes zijn geweest waarin [slachtoffer] niet voor de verdachte en [medeverdachte 1] werkte. Dit zijn in het bijzonder de periodes geweest dat [slachtoffer] in instellingen verbleef.
De kwetsbare positie van [slachtoffer] en de kenbaarheid daarvan voor de verdachte en [medeverdachte 1]
Uit de gebezigde bewijsmiddelen 1, 2 en 4 volgt dat [slachtoffer] een kwetsbare jongedame was, met een IQ van circa 55 en een gedragsleeftijd van een kind, die niet weerbaar en snel beïnvloedbaar was.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat [slachtoffer] zich in een kwetsbare positie bevond. Nu zij zich in een kwetsbare positie bevond en voor de verdachte en [medeverdachte 1] werkte, was er tevens sprake van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht van de verdachte en [medeverdachte 1] op [slachtoffer]. [Slachtoffer] verkeerde in een situatie die niet gelijk was aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren en zij had – juist gelet op haar kwetsbare positie - geen reële mogelijkheid om zich aan de invloed van de verdachte en [medeverdachte 1] te onttrekken.
Ten aanzien van de wetenschap van de kwetsbare positie van [slachtoffer] heeft [medeverdachte 1] onder meer verklaard dat [slachtoffer] gek was en in haar eigen wereld leefde, dat ze zichzelf niet verzorgde en [medeverdachte 1] alles voor haar moest regelen. [Medeverdachte 1] heeft verklaard dat ze dacht dat de hersenen van [slachtoffer] niet goed werkten en dat ze een groot kind had om voor te zorgen (BM 5). Op basis van de verklaringen van [medeverdachte 1] hieromtrent is het hof van oordeel dat zij wetenschap had van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer] zich bevond.
Gelet op de aard van de beperking van [slachtoffer] en op de intensieve samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] kan naar het oordeel van het hof worden aangenomen dat ook voor de verdachte de kwetsbare positie waarin [slachtoffer] zich bevond voldoende duidelijk en bekend is geweest. Dit vindt tevens bevestiging in de verklaring van [medeverdachte 1], inhoudende dat de verdachte weleens tegen [medeverdachte 1] zei dat [slachtoffer] niet honderd is (BM 7).
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte en [medeverdachte 1] zich bewust waren van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer] zich bevond en (daarmee) van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiende overwicht dat zij op [slachtoffer] hadden.
Misbruik van de kwetsbare positie en van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
De verdachte en [medeverdachte 1] waren zich bewust van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer] zich bevond en van het overwicht dat zij op haar hadden. Desondanks hebben zij [slachtoffer] laten werken in de prostitutie en hebben zij geld van haar ontvangen dat [slachtoffer] met haar prostitutiewerkzaamheden heeft verdiend. Gelet daarop is het hof van oordeel dat de verdachte en [medeverdachte 1] misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer] zich bevond en van het overwicht dat zij op [slachtoffer] hadden.
Uit het vorenstaande leidt het hof voorts af dat het handelen van de verdachte en [medeverdachte 1], naar zij moeten hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hen gewild gevolg meebracht dat [slachtoffer] door hen werd uitgebuit. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte en [medeverdachte 1] het oogmerk hebben gehad op het seksueel uitbuiten van [slachtoffer].
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2013 tot en met 28 februari 2014
in de gemeente(n) Utrecht, Rotterdam, en/of Ede, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
(lid 1 sub 1)
een ander, te weten: [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1994)
door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding en/ofdoor misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
,en
/ofdoor misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd,
overgebracht,engehuisvest
en/of opgenomenmet het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], en
/of
(lid 1 sub 4)
(telkens) met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding
en/ofdoor misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
,en
/ofdoor misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer] heeft
gedwongen en/of
bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid en/ofdiensten
en/of de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,en
/of
(lid 1sub 6)
(telkens)opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
,en
/of
(lid 1 sub 9)
(telkens) met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding
en/ofdoor misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
,en
/ofdoor misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer] heeft bewogen hem, verdachte en
/ofdiens mededader
(s)te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft/hebben/is/zijn hij en/of
één of meer vanzijn mededader
(s)
terwijl die [slachtoffer] een
(lichte)verstandelijke beperking (IQ van 55) heeft,
en
/of
wetende dat die [slachtoffer] een
(lichte)verstandelijke beperking heeft
en/of dat hij, verdachte, in de veronderstelling was dat die [slachtoffer] "iemand met 50%" is,
en/of "de hersenen van [[slachtoffer]] niet goed werken" en/of dat die [slachtoffer] "niet helemaal 100% was",
  • die [slachtoffer] opgehaald in Rotterdam en
  • met die [slachtoffer] een (vriendschaps)relatie aangegaan, en/of
  • een advertentie
  • instructies gegeven en/of laten geven aan die [slachtoffer], teneinde de prostitutiewerkzaamheden en de inkomsten van die [slachtoffer] te controleren, en/of
  • (telefonisch) afspraken
  • die [slachtoffer] vervoerd van en naar hotel(s) en/of andere locaties voor afspraken met (een) klant(en) voor die [slachtoffer]
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij klappen zou krijgen als zij niet zou (willen) werken in de prostitutie, en/of
  • het geld van klant
  • die [slachtoffer] opgedragen het door haar verdiende geld aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) af te geven en/of aldus
  • die [slachtoffer] uitgebuit, en/of
  • die [slachtoffer] heeft geslagen/klappen gegeven toen zij haar geld niet wilde geven, en/of
  • die [slachtoffer] opgehaald uit een instelling/opvang in Apeldoorn teneinde haar (opnieuw) prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten
  • die [slachtoffer] en/of (een) ander(en) heeft bedreigd met/door het tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), en/of het sturen van (zgn. 'ping'-)berichten (BlackBerry telefoon): "Je bent het niet waard, kom ik heb een paar man die je kapotneuken", althans woorden van soortgelijke strekking, en/of.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de in artikel 273f, eerste lid onder 1°, 4°, 6° en 9° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Inleiding
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander ten aanzien van een jonge (destijds 18 en 19 jaar), kwetsbare vrouw met een verstandelijke beperking schuldig gemaakt aan meerdere vormen van mensenhandel, zoals strafbaar gesteld in de hiervoor genoemde subleden van artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Mensenhandel valt op grond van de rechtspraak van het EHRM onder de reikwijdte van artikel 4 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: 4 EVRM) waarin is opgenomen het verbod op slavernij, dienstbaarheid of gedwongen arbeid.
De strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van de uitbuiting van personen. Bij deze strafbaarstelling staat het belang van het individu voorop. Dat belang behelst het behoud van de menselijke waardigheid, de geestelijke en lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het individu.
Seksuele uitbuiting is een vorm van mensenhandel die naar zijn aard een inbreuk oplevert op alle genoemde onderdelen van het beschermde belang van het individu.
Een verdachte die zich schuldig maakt aan het seksueel uitbuiten van een persoon maakt zich dientengevolge schuldig aan een zeer ernstig misdrijf.
Ernst van het bewezenverklaarde feit
Het hof heeft bij bepaling van de ernst van het bewezen verklaarde feit tevens gelet op de aard en de duur van de werkzaamheden van het slachtoffer in de prostitutie, de beperkingen die de werkzaamheden voor het slachtoffer heeft meegebracht en het economisch voordeel dat met deze werkzaamheden in de prostitutie door de verdachte en [medeverdachte 1] is behaald.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze over een langere periode schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van het slachtoffer, gedurende ongeveer 1 jaar, waarbij er ook perioden waren dat er geen sprake was van mensenhandel, omdat het slachtoffer toen niet bij de verdachte en [medeverdachte 1], maar bij haar ouders of in een instelling verbleef.
Het slachtoffer verkeerde, vanwege haar verstandelijke beperking, in een kwetsbare positie. Dit was bij de verdachte bekend. Desondanks heeft de verdachte – samen met [medeverdachte 1] - het slachtoffer in de prostitutie laten werken, haar daarin gefaciliteerd en een deel van haar opbrengsten uit de prostitutie aan hen laten afdragen. Het slachtoffer was door haar beperkte vermogens niet bij machte om een andere keuze te maken en zich aan de situatie waarin zij verkeerde te onttrekken. Met zijn handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich bevond en haar seksueel uitgebuit.
De verdachte heeft met zijn bewezenverklaarde handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en haar persoonlijke vrijheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en nadien onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Overweging betreffende de strafmodaliteit en strafmaat
Het hof is van oordeel dat op grond van de hiervoor uiteengezette ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen voor het slachtoffer niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf doet onvoldoende recht aan de aard en ernst van het feit.
Het hof is van oordeel dat gelet op de verstandelijke beperking van het slachtoffer, te weten: een IQ van 55, zij in feite gelijk kan worden gesteld met een minderjarige. Het hof hanteert mede daarom als uitgangspunt voor de bepaling van de strafmaat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van in totaal 24 maanden. Het hof acht – al het voorgaande afwegende - een gevangenisstraf van die duur in beginsel passend.
Overschrijding van de redelijke termijn
Het hof heeft voorts geconstateerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM.
Het hof overweegt dat bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 2 jaren na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake strafvervolging zou worden ingesteld. De redelijke termijn is aangevangen op 5 januari 2016, zijnde het tijdstip van de inverzekeringstelling van de verdachte.
In eerste aanleg zijn er meer dan 2 jaren verstreken tussen het aanvangen van de te beoordelen termijn en het eindvonnis. De redelijke termijn is in eerste aanleg overschreden met 20 dagen.
In de appelfase zijn er ook meer dan 2 jaren verstreken tussen het namens de verdachte instellen van het hoger beroep en het eindarrest. De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden met ongeveer 21 maanden.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat in matigende zin rekening gehouden met deze overschrijding van de redelijke termijn van bijna 22 maanden in twee instanties, door op de in beginsel op te leggen gevangenisstraf van 24 maanden, 4 maanden in mindering te brengen, zodat 20 maanden resteren.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, zal het hof een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten: 6 maanden, voorwaardelijk opleggen. Bovendien moet dit de verdachte ervan weerhouden in de toekomst opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te plegen.
Slotsom
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij vonnis van 25 januari 2018 heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in deze zaak reeds opgeheven, zodat het hof op het verzoek van de raadsman thans geen beslissing meer hoeft te geven.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde, tot een bedrag van € 2.085,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd aangetoond dat de gevorderde materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade.
Het hof is evenwel van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit brengen mee dat de in dit verband nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte
het onder 3 tenlastegelegdeheeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader [medeverdachte 1] hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
30 (dertig) dagen.Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader [medeverdachte 1] aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 februari 2014.
Dit arrest is gewezen door mr. W.M. Limborgh,
mr. O.E.M. Leinarts en mr. M.A.J. van de Kar, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 november 2021.
mr. M.A.J. van de Kar is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Bijlage I bij arrest van 11 november 2021:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is – voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 28 februari 2014 in de gemeente(n) Utrecht, Rotterdam, en/of Ede, in elk geval in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(lid 1 sub 1)
een ander, te weten: [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1994) door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of
opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], en/of
(lid 1 sub 4)
(telkens) met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer] heeft gedwongen en/of
bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of
(lid 1sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer], en/of
(lid 1 sub 9)
(telkens) met één of meer van de onder 1° van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang, geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden, en/of door dreiging met geweld, andere feitelijkheden en/of afpersing, misleiding
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer] heeft bewogen hem, verdachte en/of diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde,
immers heeft/hebben/is/zijn hij en/of één of meer van zijn mededader(s)
terwijl die [slachtoffer] een (lichte) verstandelijke beperking (IQ van 55) heeft,
en/of
wetende dat die [slachtoffer] een (lichte) verstandelijke beperking heeft en/of dat hij, verdachte, in de veronderstelling was dat die [slachtoffer] "iemand met 50%" is,
en/of "de hersenen van [[slachtoffer]] niet goed werken" en/of dat die [slachtoffer] "niet helemaal 100% was",
  • die [slachtoffer] opgehaald in Rotterdam en/of Arnhem teneinde haar, die [slachtoffer], bij/voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten, en/of
  • met die [slachtoffer] een (vriendschaps)relatie aangegaan, en/of
  • een advertentie met foto's en/of afbeeldingen van die [slachtoffer] gemaakt op internet (www.Kinky.nl), en/of
  • instructies gegeven en/of laten geven aan die [slachtoffer], teneinde de prostitutiewerkzaamheden en de inkomsten van die [slachtoffer] te controleren, en/of
  • (telefonisch) afspraken maakten met klanten voor die [slachtoffer], en/of
  • die [slachtoffer] vervoerd van en naar hotel(s) en/of andere locaties voor afspraken met (een) klant(en) voor die [slachtoffer], en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij klappen zou krijgen als zij niet zou (willen) werken in de prostitutie, en/of
  • het geld van klant(en) in ontvangst genomen, en/of
  • die [slachtoffer] opgedragen het door haar verdiende geld aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) af te geven en/of aldus
  • die [slachtoffer] uitgebuit, en/of
  • die [slachtoffer] heeft geslagen/klappen gegeven toen zij haar geld niet wilde geven, en/of
  • die [slachtoffer] opgehaald uit een instelling/opvang in Apeldoorn teneinde haar (opnieuw) prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten, en/of
  • die [slachtoffer] en/of (een) ander(en) heeft bedreigd met/door het tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), en/of het sturen van (zgn. 'ping'-)berichten (BlackBerry telefoon): "Je bent het niet waard, kom ik heb een paar man die je kapotneuken", althans woorden van soortgelijke strekking, en/of;
3.
hij op of omstreeks 25 december 2015 te Ede [aangeefster] (geboren op [geboortedag] 1982) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling en/of gijzeling, immers heeft verdachte opzettelijk bewogen in de richting van die [aangeefster], terwijl hij beide armen had uitgestrekt in de richting van die [aangeefster], met in de ene hand een mes en de andere hand in de vorm van een stop teken, waarbij hij, verdachte, die [aangeefster], al dan niet dreigend, de woorden heeft toegevoegd: "Hou je stil, niet schreeuwen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.