ECLI:NL:GHDHA:2021:2864
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens onjuiste betekening
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 19 november 2014 was gewezen. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en er was een beslissing genomen over de vordering van de benadeelde partij. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de terechtzitting in hoger beroep bleek dat de betekening van de dagvaarding aan de verdachte niet correct had plaatsgevonden, zoals vereist door artikel 36e van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding was op 14 september 2021 verzonden naar een adres waar de verdachte niet meer woonachtig was, terwijl hij op dat moment ingeschreven stond op een ander adres volgens de Basisregistratie Personen. Hierdoor was de verdachte niet op de terechtzitting verschenen.
Het hof heeft geoordeeld dat de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard dient te worden, omdat de verdachte niet op de juiste wijze was opgeroepen. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken in het openbaar. De griffier was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.