ECLI:NL:GHDHA:2021:433

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
2200025321
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openlijke geweldpleging tijdens avondklokrellen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden voor openlijke geweldpleging tegen een politiebus tijdens de avondklokrellen op 25 januari 2021. De verdachte had een steen naar de politiebus gegooid, wat leidde tot zijn veroordeling. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, en een werkstraf van 40 uren. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 22 dagen, gelijk aan het voorarrest. Het hof heeft daarbij het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd en omstandigheden van de verdachte, en heeft rekening gehouden met het advies van de reclassering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder in aanraking is geweest met justitie en dat hij spijt heeft betuigd voor zijn daden. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde feit, vooral in het kader van de coronamaatregelen en de impact van de rellen op de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000253-21
Parketnummer: 09-023305-21
Datum uitspraak: 16 februari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van
27 januari 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
adres: [adres],
thans gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de gevangenneming bevolen en het bevel voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2021 in Den Haag, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een politiebus, welk geweld bestond uit het gooien van een steen, in elk geval een hard voorwerp, op/tegen die politiebus;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft hij gevorderd dat aan de verdachte een werkstraf voor de duur van 40 uren wordt opgelegd, en dat het in beslag genomen geld wordt teruggegeven aan de verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks25 januari 2021 in Den Haag, met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, de [straat],
in elk geval op of aan een openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een politiebus, welk geweld bestond uit het gooien van een steen
, in elk geval een hard voorwerp, op/tegen die politiebus;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het feit is gepleegd ten tijde van de coronapandemie.
Er waren ten tijde van het delict verschillende maatregelen van kracht om deze pandemie in te dammen, waaronder sinds 23 januari 2021 ook een avondklok.
Deze avondklok raakt een ieder en roept bij verschillende mensen in de samenleving gevoelens van boosheid en frustratie op. Dit heeft in de dagen voorafgaand aan het feit zelfs geleid tot geweld, vernielingen en plunderingen.
Op de avond van 25 januari 2021, nadat er al enkele dagen sprake was geweest van ernstige onrust, werd op verschillende social media opgeroepen om te rellen in de Schilderswijk in Den Haag. Verdachte is volgens zijn eigen verklaring op deze avond vanuit het Centrum op weg naar zijn woning in Moerwijk in zo’n relgroep beland.
Hij heeft verklaard op enig moment een baksteen in zijn handen gedrukt te hebben gekregen en door anderen in de groep te zijn opgejut om deze te gooien. Hij werd toen zo meegezogen in het groepsgebeuren, dat hij de baksteen tegen een politiebus heeft gegooid. Achteraf weet hij niet goed wat hem toen heeft bezield.
Dit type ongeregeldheden en het daarmee gepaard gaande geweld jegens handhavers van de openbare orde en hulpverleners heeft een grote impact op de samenleving. Zeker in de uitzonderlijke en moeilijke tijd waarin de samenleving zich momenteel ten gevolge van het coronavirus bevindt. Bewoners zijn door deze rellen enorm geschrokken, ondernemers zijn gedupeerd en in het algemeen wakkert het een gevoel van onrust en onveiligheid aan. Dat de verdachte hieraan een actieve bijdrage heeft geleverd, moet hem worden aangerekend.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
4 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in aanraking is geweest met justitie.
De verdachte was 19 jaar toen hij het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd. In beginsel moet hij daarom volgens het meerderjarigenstrafrecht worden berecht. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter in dit geval evenwel toepassing geven aan het jeugdstrafrecht.
Het hof is - met de advocaat-generaal en de verdediging - van oordeel dat in de onderhavige zaak, gelet op de persoonlijkheid van de verdachte het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden. Daarbij heeft het hof acht geslagen op het Reclasseringsadvies Rechtszitting Hoger Beroep d.d. 12 februari 2021, opgemaakt door M. Westhoek, waarin wordt geadviseerd om op grond van het ASR-wegingskader jeugdstrafrecht toe te passen nu de verdachte thuis woont, schoolgaand is en met zijn 19 jaar meer ontvankelijk is voor een pedagogische benadering.
Uit bovengenoemde rapportage volgt eveneens dat de verdachte een stabiel leven leidt, werk heeft en op het punt staat een nieuwe opleiding te beginnen. Er is sprake van voldoende beschermende en ondersteunende factoren in de vorm van structurele dagbesteding, familie en sociaal netwerk. De reclassering ziet geen aanleiding tot het adviseren van bijzondere voorwaarden omdat de verdachte zijn leven zelf goed lijkt te hebben georganiseerd en schat het risico op recidive als laag in.
De verdachte heeft ter zitting bij de politierechter en bij het hof spijt betuigd, de verdachte komt daarin oprecht over. Tevens is gebleken dat de ondergane hechtenis een flinke impact op verdachte heeft gehad.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het reeds door de verdachte ondergane voorarrest een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77c, 77g, 77h, 77i en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
22 (tweeëntwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
geldbedrag ter waarde van € 500,-.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. H. van den Heuvel,
mr. T.B. Trotman en mr. T.J. Sleeswijk Visser, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 februari 2021.