Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 4 mei 2021
[onderneming] B.V.,
1. [geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
Het geding
- het procesdossier in eerste aanleg;
- de appeldagvaarding van 3 februari 2020;
- de memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis (met producties)
- de memorie van antwoord (met producties).
De feiten
De vorderingen in eerste aanleg en het oordeel van de rechtbank
De vorderingen in hoger beroep
De beoordeling in hoger beroep
eerstegrief wordt geklaagd dat de rechtbank heeft verzuimd om de e-mail van de zijde van [geïntimeerde 1] c.s. aan [appellante] waarin de afspraken zijn bevestigd (voldoende) als bewijsmiddel mee te wegen. De
tweedegrief ziet op de bewijswaardering van de getuigenverklaringen. Volgens de
derdegrief is de rechtbank ten onrechte tot het oordeel gekomen dat er tussen partijen nog geen overeenkomst tot stand is gekomen. De
vierdegrief bevat een klacht over de bewijslastverdeling. Volgens de
vijfdegrief heeft de rechtbank ten onrechte onvoldoende waarde toegekend aan de e-mail van 27 december 2017 en ten onrechte het Haviltex-criterium niet toegepast. In de
zesdegrief wordt aan de orde gesteld of [medewerker Rhynleve] bevoegd was om [geïntimeerde 1] c.s. te vertegenwoordigen althans of [appellante] daar gerechtvaardigd op mocht vertrouwen.
Grief 8(grief 7 ontbreekt) klaagt dat de rechtbank is voorbij gegaan aan de stelling van [appellante] dat de e-mail van [medewerker Rhynleve] van 27 december 2017 een aanbod betrof dat op 6 augustus 2018 door [appellante] is aanvaard. Volgens
grief 9is het afbreken van de onderhandelingen onrechtmatig geweest omdat [appellante] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst tot stand zou komen.
grief 9heeft [appellante] zich op het standpunt gesteld dat, indien tot de conclusie moet worden gekomen dat er nog geen volledige overeenkomst tot stand is gekomen, [geïntimeerde 1] c.s. jegens [appellante] wel de schijn heeft gewekt dat er een overeenkomst tot stand zou komen. Het afbreken van de onderhandelingen is daarom onrechtmatig geweest aangezien [appellante] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst tot stand zou komen.