In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee buren, [appellant] en [verweerder], over een erfdienstbaarheid die [appellant] het recht geeft om zijn auto te parkeren in de garage van [verweerder]. [appellant] vordert dat [verweerder] hem ongehinderd gebruik laat maken van deze erfdienstbaarheid, terwijl [verweerder] op zijn beurt vordert dat de erfdienstbaarheid wordt aangepast. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een kort geding dat eerder door de rechtbank was behandeld. De rechtbank had de vorderingen van beide partijen afgewezen, maar het hof heeft geoordeeld dat [appellant] recht heeft op gebruik van de garage op de gebruikelijke wijze, zoals hij dat sinds de jaren negentig deed. Het hof heeft [verweerder] bevolen om de garage ter beschikking te stellen en hem verboden om [appellant] te belemmeren in het gebruik van zijn recht van overpad. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval [verweerder] niet aan deze verplichtingen voldoet. Het hof heeft de kosten van de procedure aan [verweerder] opgelegd, aangezien hij als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.