ECLI:NL:GHDHA:2022:1302

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
2200116120
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het doen binnenkomen van vuurwapens en munitie in vereniging met strafverzwarende omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 64 maanden voor het doen binnenkomen van 33 vuurwapens met bijbehorende munitie. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte geen feitelijk vuurwapen voorhanden had, er wel sprake was van bewustheid en beschikkingsmacht over de vuurwapens. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van het doen binnenkomen van vuurwapens van categorie III en het voorhanden hebben van deze vuurwapens. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de verdachte in aanmerking genomen, waarbij hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld. Het hof heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de levering van vuurwapens op 4 maart 2019, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de andere tenlastegelegde feiten. De straf is vastgesteld op 44 maanden, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de verdachte als medepleger aangemerkt en heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de rol van de verdachte als tussenpersoon in de wapenhandel.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001161-20
Parketnummer: 10-650036-19
Datum uitspraak: 12 juli 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 april 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
thans gedetineerd in [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 64 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na mondelinge aanvulling van de tenlastelegging door de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg van 9 maart 2020 - tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 maart 2019 tot en met 3 april 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) zonder consent een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 33, althans een groot aantal vuurwapens, (pisto(o)l(en) van het merk Zoraki, model 906 kaliber 7.65 MM) en/of munitie heeft doen binnenkomen, zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 maart 2019 tot en met 25 maart 2019 te Rotterdam, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wapens van categorie III, te weten een (groot) aantal vuurwapens en/of munitie, heeft overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 64 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een (iets) andere bewezenverklaring komt.
Partiële vrijspraak levering 4 maart 2019
Het hof leest de tenlastelegging zoals ook de rechtbank heeft gedaan, namelijk dat de verdachte wordt verdacht van (het medeplegen van) twee leveringen van vuurwapens van categorie III en/of munitie, te weten op 4 maart 2019 en op 25 maart 2019. Die uitleg is immers niet in strijd met de bewoordingen van de tenlastelegging.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat op 4 maart 2019 sprake is geweest van een levering van
vuurwapens van categorie IIIzoals tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat, anders dan het geval was op 25 maart 2019, op of rond de datum van 4 maart 2019 geen vuurwapens van categorie III zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. Dat [getuige 1], de (vermeende) afnemer van de wapens in kwestie, op 22 maart 2019 bij een controle is aangehouden met onder meer een vuurwapen van categorie III, is voor bewezenverklaring van dit onderdeel onvoldoende, aangezien de tijd tussen deze twee data te ruim is en het verband tussen het aangetroffen vuurwapen en de (vermeende) levering op 4 maart 2019 niet (onomstotelijk) kan worden vastgesteld.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode 1 maart 2019 tot en met 3 april 2019 te Rotterdam,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)zonder consent
een of meerwapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 33
, althans een groot aantalvuurwapens
,(pisto
(o)l
(en
)van het merk Zoraki, model 906 kaliber 7.65 MM) en
/ofmunitie heeft doen binnenkomen, zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode 1 maart 2019 tot en met 25 maart 2019 te Rotterdam, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,wapens van categorie III, te weten een
(groot
)aantal vuurwapens en
/ofmunitie
, heeft overgedragen en/ofvoorhanden heeft gehad, zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Algemeen
Op 13 maart 2019 heeft de AIVD een ambtsbericht met een CD-rom met afgetapte telefoongesprekken aangaande de verdachte naar het Landelijk Parket verstuurd. In dit ambtsbericht wordt genoemd dat de verdachte zich samen met zijn broer zeer waarschijnlijk bezighoudt met de handel in tientallen vuurwapens en dat als tussenpersoon bij het verkrijgen en/of de aanvoer van de vuurwapens zeer waarschijnlijk [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) zijn betrokken. Vervolgens is een strafrechtelijk onderzoek gestart, waarbij de telecommunicatie van voornoemde personen is afgeluisterd en zij door de politie zijn geobserveerd. Hieruit is gebleken dat rond 25 maart 2019 mogelijk een overdracht van wapens zou plaatsvinden. Op 25 maart 2019 zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in hun auto aangehouden en in deze auto zijn 33 vuurwapens van het merk Zoraki, model 908, kaliber 7.65mm aangetroffen.
Feitelijke vaststellingen
Het hof stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen met de rechtbank het volgende vast.
De verdachte heeft vóórafgaand aan en rond 25 maart 2019 meermalen telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [getuige 1] (hierna: [getuige 1]).
Op 5 maart 2019 geeft de verdachte aan [getuige 1] aan ‘dat hij er nog vijf over heeft’, waarop [getuige 1] aangeeft ‘dat de verdachte er tien moest bewaren’. De verdachte geeft aan dat hij hem twintig dagen moet geven, omdat ‘ze er dan weer zijn’. Op 21 maart 2019 zegt de verdachte tegen [medeverdachte 1] in een telefoongesprek dat [medeverdachte 1] ‘die torrie moet laten komen, die 15 stuks’, waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat ‘het’ hier in het weekend is. Ook op 23 maart 2019 vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] of ‘die gasten’ van het weekend komen. De verdachte heeft namelijk mensen wachten. [medeverdachte 1] deelt mede dat ‘hij’ vanavond vertrekt en dat ‘hij’ er dan morgen in de avond of overmorgen in de ochtend is. Op 25 maart 2019 om 11:41 uur vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] in een SMS-bericht ‘vandaag is dat feestje zeker toch?’, waarop [medeverdachte 1] ‘yes’ antwoordt. De verdachte vraagt vervolgens om 15:33 uur aan [medeverdachte 1] of ‘hij’ er nog niet is en benoemt dat ‘die man’ twee dagen geleden is vertrokken. De verdachte wordt lastig gevallen door kopers. [medeverdachte 1] reageert met ‘vandaag kerel, rustig aan’ en ‘in de loop van de dag’.
Uit de observaties is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) met [medeverdachte 2] op 25 maart 2019 om 17:29 uur haar woning aan de [straat] binnengaan. Om 19:40 uur verlaten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de woning en vervolgens wordt de Volkswagen Touareg met het Servische kenteken [kenteken] (hierna: de Touareg) met de achterzijde tegen de garagedeur van de garagebox aan de [straat] gereden. Slechts een paar minuten later belt de [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 5] dat hij ‘die dingen’ heeft en ze eruit moet halen, maar dat hij ‘ze’ er niet uit kan halen. Nadat [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de woning van [medeverdachte 2] weer binnen zijn gegaan, vertrekken zij met [medeverdachte 1] om 20:13 uur uit de woning. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] rijden in een Seat en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de Touareg naar de garage van [medeverdachte 6] aan de [straat]. Aangekomen bij de garage pakken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] twee lege tassen uit de kofferbak van de Seat en de Touareg wordt door [medeverdachte 3] de garage binnengereden, waarna de rolluiken van de garage naar beneden gaan. Enkele minuten later komen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de garage uitlopen met ieder een gevulde tas in hun hand, plaatsen deze tassen in de kofferbak van de Seat en rijden weg. Zij worden vervolgens aangehouden en in de kofferbak van de Seat worden twee tassen aangetroffen met daarin 33 vuurwapens van categorie III en 200 kogelpatronen 7.65mm.
De verdachte is diezelfde avond, anderhalf uur na de aanhouding van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], om 22:30 uur in zijn auto bij de [straat] aan komen rijden. Om 22:32 uur en 22:37 uur zoekt hij contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], maar door hen wordt niet opgenomen. De volgende dag, op 26 maart 2019, om 23:55 uur vertelt de verdachte in een telefoongesprek met een onbekend gebleven persoon dat hij problemen heeft gekregen ‘met dat werk’, waarop de onbekend gebleven persoon vraagt ‘Ibaash?’(
het hof begrijpt: politie?). De verdachte antwoordt daarop dat iedereen/alles is opgeruimd/opgepakt.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de garage van [medeverdachte 6] pistolen overgedragen heeft gekregen van [medeverdachte 3]. Hij wist dat deze pistolen uit Servië kwamen en het plan was dat hij deze een half uur later moest afgeven aan iemand van wie hij de naam niet wil noemen.
Oordeel hof
Gelet op bovengenoemde vastgestelde feiten en omstandigheden is het hof met de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat voornoemde telefoongesprekken gingen over de levering op 25 maart 2019 uit Servië van de in de auto van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangetroffen vuurwapens en munitie en dat het de bedoeling was dat deze vuurwapens en munitie door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden worden afgegeven aan de verdachte, die deze vervolgens zou (door)verkopen. Uit de telefoongesprekken blijkt dat de verdachte wist dat de vuurwapens en munitie uit het buitenland kwamen. De verdachte vroeg aan [medeverdachte 1] wanneer ‘die gasten’ binnen zouden komen, waarop [medeverdachte 1] heeft geantwoord dat ‘hij’ in de avond vertrekt en dan morgenavond of overmorgen in de ochtend zou arriveren. Ook heeft de verdachte tegen [medeverdachte 1] gezegd dat ‘die man’ twee dagen geleden is vertrokken. Naar het oordeel van het hof duidt dit op wetenschap bij de verdachte van een lange reis vanuit het buitenland.
Medeplegen doen binnenkomen
Uit de hiervoor weergegeven toedracht valt op te maken dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders de vuurwapens en munitie heeft doen binnenkomen uit Servië. [medeverdachte 3] is de persoon die feitelijk de vuurwapens en munitie vanuit Servië heeft ingevoerd, maar de verdachte is in het gehele proces de onmisbare schakel tussen de verkopers en kopers. Hij zorgt er aldus voor dat vraag en aanbod naar vuurwapens met munitie in Nederland bij elkaar worden gebracht. Dit betreft een zodanig substantiële bijdrage aan het delict dat de verdachte naar het oordeel van het hof als medepleger daarvan kan worden aangemerkt.
Medeplegen voorhanden hebben
Voor een veroordeling van het – als pleger –
voorhanden hebbenvan een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid, geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden (HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504).
Het hof is van oordeel dat gezien de rol van de verdachte als medepleger van het doen binnenkomen van de vuurwapens en munitie, hij deze ook als medepleger voorhanden heeft gehad toen die eenmaal in Nederland waren binnen gebracht. Blijkens de bewijsmiddelen was het verdachtes bedoeling dat de wapens en de munitie door [medeverdachte 1] later aan hem feitelijk zouden worden overgedragen, zodat hij die aan de koper kon overhandigen. De verdachte was zich aldus bewust van de aanwezigheid van de vuurwapens en de munitie. Daarbij komt dat hij door zijn essentiële rol als tussenpersoon ook beschikkingsmacht over deze vuurwapens en munitie heeft gehad, nu hij door deze vuurwapens te verkopen zou bepalen waar deze naartoe zouden gaan.
Alternatief scenario niet aannemelijk
Het hof acht op basis van de hiervoor omschreven vastgestelde feiten niet aannemelijk geworden dat de verdachte, zoals hij – kort samengevat - heeft verklaard, in de telefoongesprekken met [medeverdachte 1] en [getuige 1] spreekt over hennep en dat de daarin genoemde hoeveelheden en prijzen telkens betrekking hebben op het gewicht van de hennep en de prijs per kilogram hennep.
Het hof neemt bij zijn oordeel in aanmerking dat de inhoud van de telefoongesprekken aansluiten bij de levering van vuurwapens, die feitelijk ook op 25 maart 2019 heeft plaatsgevonden. Uit de telefoongesprekken blijkt volgens het hof niet dat die betrekking hadden op de koop en verkoop van hennep, gelet op met name de genoemde prijzen en hoeveelheden. De genoemde prijzen passen naar het oordeel van het hof wel bij de vraagprijs voor een omgebouwd gaspistool van het merk Zoraki kaliber 7.65mm, waarmee scherpe patronen kunnen worden afgevoerd. Daarbij komt dat de verdachte op 25 maart 2019, op de dag van de levering van de vuurwapens, een SMS-bericht op zijn telefoon heeft gekregen met de tekst ‘K voor 765’. Het hof begrijpt dat met ‘K’ kogels wordt bedoeld en dat de 765 slaat op de vuurwapens van dat kaliber, terwijl op diezelfde dag de levering van dergelijke vuurwapens – en munitie - heeft plaatsgevonden, waarvan de verdachte op de hoogte was. Het alternatief scenario van de verdachte is dus niet aannemelijk geworden.
Strafverzwarende omstandigheid ex artikel 43a Sr
Het hof constateert dat in eerste aanleg de officier van justitie de tenlastelegging ter terechtzitting mondeling heeft gewijzigd door de strafverzwarende omstandigheid van artikel 43a Sr aan feiten 1 en 2 toe te voegen; door een kennelijke misslag van de rechtbank is dit niet in de bewezenverklaring van het vonnis opgenomen. Naar het oordeel van het hof is wettig bewezen dat tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan, nu hij bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 november 2016 is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Slotsom
Het hof acht op grond van het voorgaande het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De met betrekking tot het bewijs gevoerde verweren worden alle verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk delict in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,

en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens
een daaraan soortgelijk delict in kracht van gewijsde is gegaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan het doen binnenkomen (vanuit Servië) in Nederland van 33 vuurwapens en de bijbehorende munitie en daarmee heeft hij deze vuurwapens en munitie met anderen ook voorhanden gehad. De verdachte vervulde in dit proces de rol van tussenpersoon tussen de personen die de wapens en munitie vanuit Servië binnen lieten brengen en de (potentiële) kopers van deze vuurwapens en munitie in Nederland. Hierdoor was hij de onmisbare schakel die vraag en aanbod bij elkaar bracht. De aanwezigheid van vuurwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico mee voor de veiligheid van personen. Het is algemeen bekend dat vuurwapens worden gebruikt voor het begaan van (ernstige) misdrijven, zoals liquidaties, overvallen, afpersingen en bedreigingen. De verdachte heeft er blijk van gegeven zich niet te bekommeren om de gevaarzetting van zijn handelen en dat hij uitsluitend wordt gedreven door winstbejag.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Voorts blijkt hieruit dat, zoals bewezenverklaard, de verdachte onderhavige feiten heeft gepleegd onder de strafverzwarende omstandigheid dat tijdens het plegen van voornoemde misdrijven, nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk delict in kracht van gewijsde is gegaan.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de in het dossier bevindende rapportages over de persoon van de verdachte.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur in deze zaak passend en geboden is, met name gelet op het grote aantal vuurwapens dat mede door toedoen van de verdachte in Nederland is binnengekomen. Gelet evenwel op het feit dat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van de vermeende levering van vuurwapens op 4 maart 2020, zal het hof een gevangenisstraf opleggen van een kortere duur dan door de advocaat-generaal is gevorderd en in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd.
Het hof is – alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft evenwel geconstateerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft elf maanden langer geduurd dan de in deze zaak in beginsel redelijke termijn van 16 maanden. Voorts merkt het hof op dat de berechting in feitelijke aanleg – dat wil zeggen: in eerste aanleg én in hoger beroep – niet is afgerond binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijnen, te weten 32 maanden, maar dat deze is overschreden met zeven maanden. Gelet daarop is het hof van oordeel dat ongeveer 10% strafkorting dient te worden toegepast en dat voornoemde gevangenisstraf dient te worden bepaald op
44 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 43a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 14, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
44 (vierenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. V.M. de Winkel,
mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. W.S. Korteling, in bijzijn van de griffier mr. L.E. Hollander.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juli 2022.