ECLI:NL:GHDHA:2022:1956

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
200.311.446/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 351 Rv betreffende schorsing tenuitvoerlegging verkoop museaal schoolgebouw aan de Gemeente

In deze zaak heeft [appellant] in hoger beroep een incidentele vordering ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin hij was veroordeeld om mee te werken aan de levering van een schoolgebouw aan de Gemeente Ridderkerk. Het hof heeft op 20 september 2022 geoordeeld dat de vordering van [appellant] moet worden toegewezen. Het hof overweegt dat, hoewel de Gemeente het vonnis mag executeren, het belang van [appellant] bij het behoud van de huidige toestand zwaarder weegt dan het belang van de Gemeente bij de onmiddellijke tenuitvoerlegging. Het hof stelt vast dat de levering van het schoolgebouw onomkeerbare gevolgen heeft voor de waardebepaling van het geheel, dat meer waard is dan de som der delen. De Gemeente heeft geen concrete plannen voor het schoolgebouw en de exploitatie van het museum kan doorgaan, waardoor het belang van de Gemeente bij onmiddellijke levering onvoldoende is gewaarborgd. Het hof schorst daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis en reserveert de beslissing over de proceskosten tot aan de beslissing in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.311.446/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/621338/ HA ZA 21-571
Vindplaats vonnis rechtbank : ECLI:NL:RBROT:2022:3618
Arrest in het incident ex artikel 351 Rv van 20 september 2022
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. D. Vermaat, kantoorhoudend in Barendrecht,
tegen
Gemeente Ridderkerk,
zetelend in Ridderkerk,
verweerster,
advocaat: mr. R.J.G. Bäcker, kantoorhoudend in Den Haag.
Het hof zal partijen hierna noemen: [appellant] en de Gemeente.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellant] vordert in dit incident schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank, waarin [appellant] is veroordeeld om mee te werken aan de levering van een schoolgebouw. Het hof wijst deze vordering toe.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de processtukken in eerste aanleg, waaronder het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 mei 2022 (hierna: het vonnis);
  • de dagvaarding in hoger beroep van 31 mei 2022 met daarin opgenomen de grieven en de vordering in het incident ex artikel 351 Rv, met bijlagen;
  • het herstelexploot van 1 juni 2022;
  • de memorie van antwoord in incident (door de Gemeente aangeduid als memorie van antwoord in incidenteel appel), met een bijlage.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellant] is eigenaar van de onroerende zaken, gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] in Ridderkerk. [adres 1] betreft een woonhuis (hierna: ‘het woonhuis’) en [adres 2] een voormalig schoolgebouw (hierna: ‘het schoolgebouw’). In een van de schoollokalen zijn op 15 mei 1940 de Duitse capitulatievoorwaarden ondertekend door de toenmalige opperbevelhebber van het Nederlandse leger, generaal […].
3.2
[appellant] heeft het schoolgebouw in 1995 van de Gemeente gekocht. In de koopovereenkomst is een eerste recht van koop voor de Gemeente opgenomen (hierna: de koopoptie), en een verplichting voor [appellant] om het schoolgebouw in stand te houden als historische locatie en toegankelijk te maken voor het publiek. Het woonhuis heeft [appellant] later van een derde gekocht.
3.3
[appellant] heeft het schoolgebouw en het woonhuis samengevoegd en met een door hem ingebracht inventaris ingericht en opengesteld als museum.
3.4
Bij brief van 11 februari 2021 heeft [appellant] het volgende aan de Gemeente geschreven:
“Conform de verplichting als opgenomen in de overdrachtsakte d.d. 4 januari 1996, van het schoolgebouw aan de [adres 2], doe ik u een aanbod als volgt: Het schoolgebouw is gedurende 25 jaar omgevormd tot een museum, waarbij de investeringen in het gebouw en de inventaris zeer groot waren. Het genoemde gebouw en de inventaris zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden geraakt, even als de plaats van het geheel in onze nationale geschiedenis.
Verkoop kan daarom slechts als onverbrekelijk geheel plaatsvinden. Een taxatie heeft inmiddels plaatsgevonden en is bijgevoegd. (…) De waarde van het gebouw en inventaris tezamen is bepaald op € 2.619.000,-. (…)”
Bij deze brief was een in opdracht van [appellant] verrichte taxatie gevoegd waarin de marktwaarde van het schoolgebouw, zonder woonhuis of inventaris en ‘exclusief overige waarde’, is getaxeerd op € 775.000,-.
3.5
Op 9 april 2021 heeft de Gemeente onder meer het volgende aan [appellant] geschreven:
(…) Om die reden bericht ik u door middel van deze brief dat de gemeente Ridderkerk wenst over te gaan tot het kopen van het voormalig schoolgebouw aan de [adres 2] (…) voor een koopsom van € 755.000. De gemeente Ridderkerk aanvaardt hiermee uw aanbod van 11 februari 2021, op grond waarvan er tussen u en de gemeente Ridderkerk bij dezen een koopovereenkomst tot stand is gekomen.
(…)
Volledigheidshalve merkt de gemeente Ridderkerk op dat zij niet wenst over te gaan tot aankoop van (i) het woonhuis aan de [adres 1] (…) en (ii) de inventaris van het voormalig schoolgebouw.”
3.6
Tussen partijen is vervolgens een geschil ontstaan over de vraag of er tussen hen een koopovereenkomst tot stand is gekomen voor (alleen) het schoolgebouw.
3.7
Omdat [appellant] vergevorderde plannen had voor verkoop van het schoolgebouw met woonhuis en inventaris aan een derde, heeft de Gemeente conservatoir beslag gelegd op het schoolgebouw.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
De Gemeente heeft [appellant] gedagvaard en, voor zover in dit incident van belang, gevorderd voor recht te verklaren dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen die [appellant] ertoe verplicht om het schoolgebouw voor een koopprijs van € 775.000,- aan de Gemeente te leveren en [appellant] te veroordelen tot nakoming van die koopovereenkomst door medewerking te verlenen aan de juridische levering van het schoolgebouw aan de Gemeente, op straffe van een dwangsom.
4.2
De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.3
[appellant] heeft niet meegewerkt aan de executie van het vonnis.

5.De incidentele vordering

5.1
In het incident vordert [appellant] dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis zal worden geschorst totdat in de hoofdzaak zal zijn beslist, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.

6.De beoordeling van de vordering in incident

6.1
Het hof stelt voorop dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft verkregen in beginsel bevoegd is dat vonnis te executeren, ook indien tegen het vonnis hoger beroep is ingesteld. Voor de maatstaven die behoren te worden aangelegd bij de beoordeling van het onderhavige verzoek, geldt op grond van vaste rechtspraak dat de incidenteel eiser belang moet hebben bij de door hem verlangde schorsing van de tenuitvoerlegging. Volgens vaste rechtspraak [1] moeten daarbij de volgende maatstaven worden aangelegd.
a. Uitgangspunt is dat een beslissing, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijkingen van dit uitgangspunt kunnen gerechtvaardigd zijn door omstandigheden die meebrengen dat het belang van een partij bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van de andere partij bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de bestreden beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, gelden in beginsel aanvullende eisen.
6.2
Het hof stelt vast dat in het vonnis de uitvoerbaar bij voorraad-verklaring niet is gemotiveerd. Dat betekent dat een volledige belangenafweging moet volgen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de Gemeente het vonnis mag executeren, tenzij het belang van [appellant] om gedurende het hoger beroep niet te hoeven meewerken aan levering van het schoolgebouw zwaarder weegt dan het recht van de Gemeente op tenuitvoerlegging van het vonnis. De kans van slagen van het door [appellant] tegen het vonnis ingestelde hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing (behoudens kennelijke misslagen, maar [appellant] heeft niet gesteld dat die zich hier voordoen). Het schorsingsincident is immers geen verkapt hoger beroep.
6.3
Ter onderbouwing van zijn incidentele vordering stelt [appellant] dat zijn belang bij behoud van de huidige toestand zwaarder weegt dan het belang van de Gemeente bij tenuitvoerlegging van het vonnis. De levering van het schoolgebouw heeft volgens [appellant] onomkeerbare gevolgen voor de waardebepaling. [appellant] zal het woonhuis en de inventaris apart moeten verkopen. De waarde van het door [appellant] gecreëerde monument zit echter in het geheel, dat meer waard is dan de optelsom van de delen. [appellant] zal hierdoor onomkeerbare schade leiden. Het belang van de Gemeente bij onmiddellijke levering is daarentegen nihil. De Gemeente heeft nog geen concrete plannen met het schoolgebouw en de exploitatie van het museum, waar het de Gemeente om te doen is, loopt gedurende deze procedure gewoon door, aldus nog steeds [appellant].
6.4
De Gemeente stelt dat zij wel degelijk belang heeft bij onmiddellijke levering van het schoolgebouw. Het is voor de Gemeente van groot belang dat het schoolgebouw, gezien de historische waarde daarvan, behouden en openbaar toegankelijk blijft. Om die reden wenst de Gemeente voldoende zekerheid te verkrijgen dat het schoolgebouw door een eventuele nieuwe eigenaar in stand zal worden gehouden en op een verantwoorde wijze zal worden gebruikt. Het is daarvoor essentieel dat zij het schoolgebouw in eigendom verkrijgt. Daarnaast heeft de Gemeente belang bij onmiddellijke verkrijging van het schoolgebouw voor het geval het schoolgebouw zou worden verkocht als gevolg van een faillissement van [appellant]. [appellant] heeft daarentegen slechts een financieel belang bij het behoud van de huidige toestand.
6.5
Het hof is van oordeel dat, ondanks het uitgangspunt dat de Gemeente bevoegd is het vonnis ten uitvoer te leggen, het belang van [appellant] bij behoud van de huidige toestand in dit geval zwaarder weegt. Als [appellant] (alleen) het schoolgebouw aan de Gemeente moet leveren betekent dit dat hij het woonhuis en de inventaris apart zal moeten verkopen. Tussen partijen is niet in geschil dat dit tot financieel nadeel voor [appellant] zal leiden, omdat het geheel van het schoolgebouw en woonhuis met inventaris aanzienlijk meer waard is dan de afzonderlijke delen. Het hof begrijpt de verwijzing door [appellant] naar de waarde van het door hem gecreëerde monument ook in die zin, dat het [appellant] ook te doen is om het behoud van de monumentale waarde van het door hem geschapen geheel van schoolgebouw, woonhuis en inventaris. De Gemeente heeft niet betwist dat de onmiddellijke levering van het schoolgebouw, zonder inventaris en woonhuis, onomkeerbare gevolgen zou hebben voor de monumentale waarde van dat geheel.
6.6
Het belang van de Gemeente is gelegen in het behoud van het schoolgebouw als monument en de openbare toegankelijkheid daarvan. [appellant] heeft onweersproken gesteld dat het schoolgebouw gedurende deze procedure geopend blijft als museum, zodat aan de eis van openbare toegankelijkheid is voldaan. Gelet op het door de Gemeente gelegde conservatoire beslag kan [appellant] het schoolgebouw bovendien niet aan een derde verkopen, terwijl de mogelijkheid dat het schoolgebouw na een faillissement van [appellant] zou worden verkocht vooralsnog puur theoretisch lijkt omdat gesteld noch gebleken is dat [appellant] in financiële problemen verkeert. Het belang van de Gemeente bij behoud van het schoolgebouw als monument is kortom voldoende verzekerd zonder dat zij het schoolgebouw geleverd krijgt.
6.7
De conclusie is dat de incidentele vordering van [appellant] zal worden toegewezen. Het hof zal de beslissing over de proceskosten in het incident reserveren tot aan de beslissing in de hoofdzaak.

7.Beslissing

Het hof:
in het incident
  • schorst de tenuitvoerlegging van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 mei 2022;
  • reserveert de beslissing over de kosten van het incident tot aan de beslissing in de hoofdzaak;
In de hoofdzaak
  • verwijst de zaak naar de rol van 1 november 2022 voor memorie van antwoord;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.M.H. Speyart van Woerden, P. Glazener en J.I. de Vreese-Rood en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.